zuil

1. Ook: kolom. Een zuil is in de bouwkunde een ronde (cilindrische) kolom of drager met een massieve schacht, die op een voetstuk (basement, postament) rust en bekroond wordt door een kapiteel
Algemeen is een zuil een rechtopstaaand lichaam met een aanmerkelijk grotere hoogte (lengte) dan breedte (dikte).

Een zuil heeft een dragende functie: zij vangt de krachten op van de boog of latei o.d. erboven.
Een zuil die geen ronde doorsnede heeft, wordt meestal pijler genoemd.
Een zuil die uit één stuk steen bestaat, en niet uit trommels zoals gebruikelijk, wordt een eensteenszuil of monolietzuil genoemd.
Vooral bij hogere gebouwen werd in de klassieke tijd bij zuilen van de Dorische orde entasis toegepast: een geringe bolling van de zuil naar boven toe.
Een trumeau is een middenpilaar (middenzuil) of middenpijler van een brede deurpartij.
Zuiltjes die bijvoorbeeld een venster in delen scheiden worden deelzuiltjes genoemd, zie o.m. biforium (tweelicht) en serliana
Een pilaster (halfzuil) is een uitspringende, ongeveer halve pilaar tegen een muur of andere zuil (de verschillen tussen pilaster, liseen en steunbeer).
De afbeeldingen tonen allerlei varianten en kenmerken van zuilen.

De zuilenafstand is de vrije ruimte tussen twee zuilen (dus niet hart-op-hart).


klik op de meeste afbeeldingen voor groter

de zuilen van drie van de vijf klassieke orden;
de kapitelen omvatten:
a = abacus 
b = echinus 
c = voluten
d = acanthusbladeren
het basement is het onderste deel van de zuil, 
dat bij dorisch ontbreekt:

de kapitelen van de vijf orden v.l.n.r. dorisch, ionisch, korintisch, toscaans en composiet:


andere zuiltypen; v.l.n.r. egyptisch lotus knop, lotus boem, fluit en perzisch:


locatie van kapiteel, schacht en basement (basis):


links doorsnede van een
dorische zuil waarvan de schacht voorzien is van cannelures, de cannelures raken elkaar met een graat;
rechts van een
ionische of korintische zuil met cannelures, de cannelures raken elkaar met een riem:


basement van een zuil, met voetplaat (plint), torus, riem en apothesis:


griekse bouwkunst, bron "houses: the illustrated guide to construction, design and systems", van henry s. harrison;
klik voor groter!


termen bij de bovenstaande afbeelding: 
abacus, acanthusblad, akroterion, architraaf, cannelure, sima (cimaas), dorisch, echinus, eierlijst, fronton, geison, hoofdgestel (entablement), hypotrachelion, ionisch, kapiteel, korintisch, metope, mutulus, plint, riem, schacht, spuwer, stylobaat, taenia, timpaan, torus, trochilus, voluut, zuil


Zie vooral de vijf orden en bijvoorbeeld bundelpijler, contractie, verjongen, entasis, superpositie, pijler
en natuurlijk ook abacus, annuli, apothesis, arcade, astragaal, atlant, atrium, basement, basilica, biforium, bundelpijler, cannelures, cimaas, claustra, colonnade, composiet, curvatuur, dekplaat, Dorisch, dragend, echinus, entasis, galerij, gekoppelde zuilen, getordeerd, Griekse bouwkunst, herme, hoofdgestel, hypostyle, impost, Ionisch, kantelaaf, kapiteel, kariatide, kluwenzuil, knoopzuil, kolom, kolossale orde, Korintisch, loggia, mausoleum, monolietzuil, Neoclassicisme, orde, peristyle, porticus, postament, profielzuil, regula, risaliet, Romeinse bouwkunst, Salomonszuil, schacht, schalk, schors, stoa, stylobaat, torus, Toscaanse zuil, travee, trochilus, trommel, trumeau, voluut.

Eng. column


2. Een zuil is ook dat wat we vaak een naald of obelisk noemen.