Cannelures
zijn de verticale geulen (groeven) in de schacht van een
zuil of pilaster
(halfzuil). Oorspronkelijk was de zuil een nabootsing van de stam van een
boom en vormden de cannelures de groeven in de schors. De versiering met cannelures geeft
de zuil een minder log en meer verticaal uiterlijk. Soms zijn de
cannelures "gevuld" met ornamenten in de lengterichting. Zeldzaam zijn
de spiraalsgewijs verlopende groeven.
Bij de Dorische zuil raken de
cannelures zich scherp (de graat); er zijn het meestal 20 graten, en dus
ook 20 cannelures, bij de Dorische zuil.
Bij de Ionische
en Korintische orde bevindt zich een
smalle, platte band of bies tussen de cannelures (de riem); de breedte van de riem
verschilt en kan zeer smal zij tot ca. een vierde van de breedte van de
cannelure; bij zowel de Ionische als de Korintische zuil zijn er meestal 24
riemen.
In de Renaissance worden cannelures weer toegepast, ook bij balusters
e.d.
Een zuil met cannelures wordt ook wel een gecanneleerde zuil genoemd.
links doorsnede van een dorische zuil met cannelures, de cannelures raken elkaar
met een graat,
en rechts van een ionische of korintische zuil met cannelures, de
cannelures raken elkaar met een riem: