Rome
is, volgens een legende, in 753 v. Chr. gesticht door Romulus op de
Palatijnse heuvel. Daarna is de stad steeds verder gegroeid, totdat ze
uiteindelijk zeven heuvels bedekte. Rome ligt aan de rivier de Tiber.
Vanaf de stichting tot 510 v. Chr. werd de stad door koningen
geregeerd, daarna was het van 510 tot 30 v. Chr. een republiek. In 30 v.
Chr. kreeg Octavianus, de aangenomen zoon van Julius Caesar, de
alleenheerschappij over het toen al zeer grote Romeinse Rijk. In naam
bleef de republiek echter bestaan, ook toen Octavianus van de Senaat de
titel "Augustus" kreeg. Augustus wordt vaak beschouwd als de
eerste Romeinse keizer. Na zijn dood in 14 na Chr. werd zijn stiefzoon
Tiberius de nieuwe keizer en werd de republiek opgeheven.
Augustus:
Verdeling
In 395 na Chr., na de dood van keizer Theodosius, werd het Romeinse
keizerrijk verdeeld in een West-Romeins en een Oost-Romeins rijk. In 476 zette
een Germaanse veldheer de West-Romeinse keizer af, wat het einde betekende van
het West-Romeinse Rijk. Het Oost-Romeinse Rijk bleef bestaan tot 1453, toen de
hoofdstad Byzantium
door de Turken worden ingenomen.
Cultuur
De cultuur van Rome en het omliggende gebied is sterk beïnvloed door de Grieken,
die koloniën hadden gesticht op Sicilië en in Zuid-Italië. De Romeinse
bouwkunst heeft echter enkele duidelijke kenmerken, zoals de samenstelling van
gebouwen uit verschillende bouwlichamen en een verder ontwikkelde bouwtechnische
kennis. Hierdoor had men bij het ontwerpen veel meer vrijheid dan de Grieken.
Gebouwen
De meeste bewaard gebleven Romeinse bouwwerken dateren uit de keizertijd.
Gebouwen van voor die tijd zijn verdwenen omdat ze van minder duurzaam materiaal
waren gebouwd, of omdat ze in de keizertijd werden vervangen. De Romeinen waren,
veel meer dan de Grieken, vooral constructeurs. Speciaal het overkoepelen van
ruimten konden zij erg goed.
De belangrijkste gebouwtypen van de Romeinse bouwkunst waren:
Net als de Grieken hebben ook de Romeinen veel tempels gebouwd, gewijd aan
één van hun goden, en in uiteenlopende groottes. Alle Romeinse tempels liggen op
een verhoogd plateau, met een trap naar de ingang. Van de meeste tempels zijn
alleen ruïnes bewaard gebleven. Sommige tempels zijn later tot kerk verbouwd,
en daardoor beter bewaard.
Rondom het Forum Romanum, het centrale marktplein, stond een
aantal tempels, waaronder die van Vespasianus, uit de 1e eeuw na Chr.
Hiervan zijn nu nog enkele Korintische
zuilen te zien.
Forum Romanum:
Het hoogtepunt en het best bewaarde van de Romeinse tempelbouw is het Pantheon in Rome.
Het is een ronde koepeltempel, gewijd aan "alle goden" (pan-theon) d.w.z. de zeven
"planeetgoden" (Mecurius, Venus, Mars, Jupiter, Saturnus,
Uranus, Neptunus en Pluto). Het Pantheon is gebouwd op het Marsveld tijdens de regering van keizer
Hadrianus, die regeerde van 117 tot 138 na Chr.
Het Pantheon in Rome heeft waarschijnlijk model gestaan voor andere gebouwen zoals het Panthéon in Parijs (oorspronkelijk een kerk) en de
St. Paul's Cathedral in Londen.
Vóór de façade bevindt zich een porticus;
acht monoliete zuilen staan aan het begin van het voorportaal.
Het Pantheon, buitenkant:
De koepel heeft een middellijn van ongeveer 43 meter. Boven in de top
zit een ronde lichtopening (oculus) met een diameter van ca. 9 meter. Pas in de
20e eeuw zijn deze dimensies met het bouwen met beton overtroffen!
De kalot van het Pantheon is
onderdeel van een werkelijke halve bol, maar aan de buitenzijde slechts
gedeeltelijk zichtbaar (vandaar dat we over een kalot spreken). De kalot
was aan de buitenzijde oorspronkelijk bedekt met vergulde platen.
De koepel van het Pantheon bestaat uit een constructie van diepe
cassetten waartussen beton is gestort. In de ca. 6 meter dikke muur waar
de koepel op rust zijn acht diepe nissen uitgespaard, waarvan één de
ingang bevat. De spatkracht van de koepel wordt door in het koepelgewelf
verwerkte bogen op geconcentreerde punten op de zware muurdelen tussen
de nissen overgebracht.
(Als de koepel een volledige bol zou zijn, zou de de onderzijde van de
bol precies de grond raken.)
Het Pantheon, binnenkant:
Een van de belangrijkste openbare gebouwen in de Romeinse stad was de
basilica. Dit gebouw werd gebruikt als marktplaats, maar er werd ook recht
gesproken. Basilica betekent letterlijk "koninklijke zaal", en is afgeleid van
het Oudgriekse woord voor koning: basileios. De basilica kan vergeleken worden
met de Griekse
stoa.
De basilica is meestal een stenen gebouw met een houten, soms ook wel
stenen kapconstructie. Typerend voor de basilica is dat het middenschip
(de middenbeuk) hoger is dan de zijbeuken. In de wanden van het middenschip
zitten boven de zijbeuken vensters om licht binnen te laten. Aan één van
de korte zijden bevindt zich een apsis, een halfronde uitbouw.
Deze karakteristieke bouwvorm zou voortleven in de vroeg-christelijke
en middeleeuwse
kerkgebouwen van het Christendom.
Het Romeinse theater heeft ongeveer dezelfde opzet als het Griekse.
Nieuw is het theater waarbij voor het schuine vlak van de zitplaatsen
niet gebruik werd gemaakt van een natuurlijke berghelling. In plaats
daarvan werd een hoog opgaande constructie gebouwd, waarbij de
zitplaatsen door buitentrappen konden worden bereikt.
In Rome is nog de ruïne van het Marcellus-theater bewaard
gebleven, voltooid in 13 v. Chr.:
In het amfitheater werden allerlei spelen gehouden, met gladiatoren,
wilde dieren of andere attracties voor het Romeinse volk. De tribunes
bevinden zich hier in een aaneengesloten ovaalvorm rondom de arena.
Eerst waren deze van hout, maar tijdens het keizerrijk werd meestal
steen toegepast.
Het bekendste amfitheater is het Colosseum
in Rome.
Het Colosseum, buitenkant:
Het Colosseum, binnenkant:
Het plein van het Colosseum zoals het ooit was (klik voor groter):
Een belangrijk deel van het openbare leven in het Romeinse Rijk speelde zich
af in de badhuizen, ook wel thermen genoemd. Oorspronkelijk werden ze
alleen gebruikt voor het baden, maar tijdens het keizerrijk werden het tevens
centra voor allerlei vormen van ontspanning, sport en cultuur.
De grote badhuizen bevatten behalve koude baden ook zalen voor lauwe en warme
baden, voor warme luchtbaden, en verder turnzalen, vergaderzalen, bibliotheken
en ruime wandelgangen.
Door de vele verschillende functies zijn alle badhuizen ook heel
verschillend gebouwd. Heel beroemd zijn de kolossale thermen van
Caracalla in Rome uit het begin van de 3e eeuw na Chr., waarvan nu
alleen nog de ruïnes te zien zijn.
Thermen van Caracalla:
Het grootste thermengebouw in Rome waren de thermen van Diocletianus uit het
begin van de 4e eeuw na Chr. Het tempidarium, de zaal voor de lauwe baden, is in
de 16e eeuw door Michelangelo tot kerk verbouwd: de Santa Maria degli Angeli.
Deze had een stenen gewelf met een overspanning van 27 meter.
Van de paleizen en buitenverblijven van de Romeinse keizers is niet veel
bewaard gebleven. Door middel van de ruïnes en uit de beschrijvingen kan er wel
een beeld van worden gevormd.
De bekendste ruïnes zijn wel het Tivoli bij Rome en de resten van het paleis
van Diocletianus in Split (Joegoslavië).
Van de Romeinse woningbouw is vrij veel bekend, vooral door de opgraving van
de steden Popei, Herculanum en Stabiae, die in 79 na Chr.bij de uitbarsting van
de vulkaan de Vesuvius werden bedolven onder een asregen en een dikke laag
modder.
De woningen van de rijke Romeinen waren, naar het Griekse
voorbeeld, vaak rondom een open binnenhof gebouwd, het atrium.
Daarachter lag nog een tweede binnenhof, de peristylium. Alle kamers
kwamen uit op deze binnenhoven.
De woningen in de volkswijken in het Romeinse Rijk waren vaak
woonblokken van drie, vier of vijf verdiepingen. Hoewel het vaak slecht
gebouwde, vuile en donkere gebouwen waren, maar vergeet niet dat Rome zeer veel inwoners had,
ook in de Romeinse tijd.
Een "appartementenblok", een woonblok voor armere burgers (insula,
"eiland") uit Ostia, de havenstad van
Rome:
De hortus (tuin) van een opgegraven Romeinse woning in
Pompeï
(Italiaans: Pompei):
Een kenmerkende indeling van een Romeins stadshuis (domus)
Vaak had de voorgevel (links op de afbeelding) uitsluitend een toegangsdeur (ianua,
0; een dubbele bronzen deur was een ostium);
soms was er ook een buiten als toegang tot de winkel (tabernae, 10) aan
één of aan beide zijden van de toegangsdeur van de woning.
Via de entree (vestibulum, 3) en gang (fauces, 4) kwam men in een
centrale, deels open ruimte (atrium,
1). Het atrium was de eerste grote ruimte waar men het huis binnenkwam en was
meestal fraai gedecoreerd met schilderingen en mozaïeken.
In het atrium ontving men niet-intieme bezoekers. Het atrium bevatte ook het
huiskapelletje (lararium) met de huisgoden (lares, penates);
"de lares beschermden huis en gezin en de penates voorzagen in de dagelijkse
levensbehoeften".
Wanneer een gezinslid was overleden, werd deze opgebaard in het atrium, met de
voeten naar de buitendeur.
Het atrium was vaak voorzien van een kleine vijver (impluvium,
5). Hemelwater kwam door een grote opening in het dak in het impluvium. Een teveel aan hemelwater werd vanuit het impluvium opgevangen in een
waterreservoir (cisterne), zodat het water redelijk schoon bleef, er niet veel
verdampte en in de tuin of voor huishoudelijk werk gebruikt kon worden of
welicht om bij extreme droogte het
impluvium weer te vullen.
Het open gedeelte in het midden boven het impluvium, voor licht en lucht, heet
compluvium.
Langs het atrium waren een aantal kleinere kamers (cubicula, 11),
rustkamers, werkkamers. Het cubiculum op de begane grond was meestal een rustkamer of
werkkamer / kantoor (cubiculum diurnum, cubiculum voor overdag). Op de
verdieping was het cubiculum meestal slaapkamer (cubiculum nocturnum,
voor 's nachts).
In het verlengde van de as van het huis lag het werkvertrek / kantoor en tevens privé-ruimte
heer en vrouw des huizes (tablinum, 8), de voornaamste ruimte die meestal
met een gordijn kon worden afgesloten.
Via een open bergruimte (ala, 6) was de keuken bereikbaar (culina,
14), in het middendeel van het huis. Het toilet kan bij de keuken zijn.
Aan de andere zijde van het tablinum (8) was ook een open bergruimte die leidde
naar de eetkamer (triclinium, 7). Triclinium betekent "drie
banken" waarop men kon rusten of liggen tijdens het eten. In het achterhuis, aan de rand van de
binnenhof (2), was meestal ook een eetkamer (7).
Via een gang (andron, 12) kwam men van atrium of tablinum in het
achterhuis met binnenhof en tuin (peristylium,
2). Ook het peristylium is een belangrijke (open) ruimte en is daarom vrij groot
in omvang. Het middendeel van de binnenhof werd door de beplanting ook wel hortus
genoemd. Een omvangrijke binnenhof kon een zwembad (piscina)
hebben.
Grenzend aan het peristylium was een vaak halfronde tuinkamer / salon voor
discussies of ander tijdverdrijf (ontvangstruimte, exedra,
9); vaak was er een tweede tuinkamer die wat meer privacy bood (9). "In de Korinthische
oecus (9) bevond zich aan elke kant een rij kolommen, die de kamer feitelijk in een schip en zijbeuken verdeelden, waarbij de eerste bedekt waren met een
tongewelf".
Wanneer het bouwtechnisch mogelijk was, was er een "achterdeur" (posticum,
13) voor de aanvoer van goederen e.d.
0 ianua / ostium = toegang (ostium is dubbele bronzen deur)
1 atrium = centrale open deel
2 peristylium = binnenhof met tuin
(hortus = tuin)
3 vestibulum = entree
4 fauces = gang, toegang
5 impluvium = kleine vijver
(opening in het dak erboven is compluvium)
6 ala = bergruimte, open verbinding met atrium
7a triclinium = eetkamer, aanligbed
7b triclinium aestivum = eetkamer in de zomer
8 tablinum = werkvertrek, studieruimte, privé-ruimte, soms ontvangstruimte
9 exedra
/ oecus = tuinkamer, salon, ontvangstruimte, ruimte voor discussies, banketten e.d.
10 taberna = winkel, werkplaats
11 cubiculum = kleine kamer, werkkamer, rustkamer, slaapkamer
12 andron = gang (tussen twee muren)
13 posticum = "achterdeur"
14 culina = keuken (bij tablinum en/of bij peristylium)
15 andere kleine ruimte
Een ander voorbeeld (klik voor groter!):
cubiculum = kleine slaapkamer
fauces = gang, toegang
vestibulum = entree
ala = bergruimte
atrium = centrale open deel (gedeeltelijk overdekt)
compluvium = open bovenlicht
impluvium = kleine vijver
exedra = wachtruimte
triclinium = eetkamer
peristylium = binnenhof met tuin
hortus = tuin
rablinum = ontvangstruimte
oecus = ontvangstruimte
tablinum = werkvertrek
culina = keuken
lararium = tempeltje voor de huisgod
domus = huis
Een ander voorbeeld (klik voor groter!):
Plattegrond van het huis Pansa in Pompeï (klik voor groter!):
De Romeinen waren behalve bouwtechnisch ook erg goed in organiseren. Dit is
vooral te zien aan de organisatie van de watervoorziening. Als bij een
stad in het Romeinse Rijk in de directe omgeving geen goed drinkwater
beschikbaar was, werd dit uit de omgeving naar de stad gevoerd via aquaducten.
Dit waren stenen waterleidingen op pijlers en bogen.
Rome bezat in de 3e eeuw na Chr. elf aquaductsystemen, die bij elkaar
een capaciteit hadden van anderhalf miljoen kubieke meter water (!) per
dag.
Op verschillende plaatsen zijn deze aquaducten nog te zien, zoals het
beroemde Pont du Gard bij Nîmes, uit de 1e eeuw na Chr.
Pont du Gard bij Nîmes:
Een ander voorbeeld van de ingenieurskwaliteiten van de Romeinen is het
stelsel van wegen dat zij over bijna heel Zuid- en West-Europa hebben aangelegd.
Deze wegen waren in de eerste plaats bedoeld om troepen snel te kunnen
verplaatsen.
Wachttoren (reconstructie Castellum Hoge Woerd, De Meern):
Ter ere van de keizers en ter herdenking van belangrijke
overwinningen werden in de Romeinse steden triomfbogen opgericht. Bekend
zijn in Rome de triomfboog van Titus, ter herinnering aan zijn inname
van Jeruzalem in 70 na Chr., en de triomfboog van Septimus Severus ter
herdenking aan de overwinning op de Parthen in 203 na Chr.
Ter herinnering aan keizer Trajanus' overwinningen op de Daciërs
werd in 114 na Chr. in Rome de beroemde zuil van Trajanus
opgericht. In 176 werd een soortgelijke zuil opgericht voor keizer
Marcus Aurelius.
De Trajanuszuil ligt aan de noordzijde van het Forum Trajanus. De
zuil bestaat uit 18 blokken marmer. In de zuil zit een wenteltrap. Op
een spiraalsgewijs omhoog slingerende, doorlopende reliëfvoorstelling
zijn de veldtochten van keizer Trajanus tegen de Daciërs afgebeeld.
De Romeinen begroeven hun doden buiten de steden op grote, gemeenschappelijke
begraafplaatsen. De rijke burgers bouwden grafmonumenten, vaak langs de bekende
Via Appia, de weg naar het zuiden. Vele hiervan zijn bewaard.
Een voorbeeld is het zeer grote grafmonument dat keizer Hadrianus in
136 na Chr. voor zichzelf en zijn familie liet bouwen, net buiten de
stadsmuren op de rechteroever van de Tiber. Oorspronkelijk was dit
gebouw helemaal bekleed met marmer en versierd met een groot aantal
beelden. Deze zijn echter allemaal verdwenen.
Castel San Angelo (de Engelenburcht):
In de vijfde eeuw werd dit gebouw een vesting. Door de plaatsing van een
groot engelenbeeld op de top, van aarstengel Michaël, kreeg het de naam "Castel
San Angelo". In de Middeleeuwen was het een vluchtplaats voor de pausen
in tijden van gevaar, het heeft dan ook een ondergrondse verbinding met het
Vaticaan.
*) Met bijzondere dank aan Kennisnet
(Thinkquest).
Tekst aangepast bij o.m. Pantheon en Woningen.