1.
Een
plint is een lage stootlijst of beschermlijst onderlangs een muur of wand, zowel binnen
als buiten toegepast; bv. in natuursteen,
hout, mdf, kunststof
of soms in aluminium, beton
of composiet, bevestigd aan de onderzijde van
de muur.
Doel van de plint is o.m.:
- de onvolmaakte aansluiting tussen muur en
vloer te verbergen
- de onderrand van de muur te
beschermen tegen stoten en tegen vuil worden bij het schoonmaken van
de vloer.
Binnenshuis was de plint vroeger van natuursteen of eiken, later van geverfd vurenhout, tegenwoordig
vaak van hardhout, kunststof, gelakt mdf
of aluminium. In natte ruimten zijn
plinten ook wel van een speciale aantrekkelijke
tegel of bij kunststofgietsystemen (foto rechts) van hetzelfde
kunststof materiaal waarvan de vloer is gegoten.
Een plint met ruimte voor bedrading wordt een plintgoot genoemd.
Plintgoten zijn meestal in kunststof of aluminium
uitgevoerd.
Aspecten die spelen bij de keuze van een plint binnenshuis:
- het materiaal, afhankelijk van de situatie, het interieur en de
persoonlijke wensen (hardhout, kunststof, al of niet gelakt mdf,
vurenhout, aluminium, composiet
o.d.; bij gebruik van mdf bij mogelijk vochtige muren is het noodzakelijk
vochtwerende mdf toe te passen of de achterzijde en onderzijde van de
mdf-plinten te lakken)
- vooral bij houtachtig materiaal: gegrond en eventueel voorgelakt
(meestal in wit, RAL 9010; het bespaart veel tijd als de plinten in het geheel
niet meer geverfd, vooral na aanbrengen van de plinten)
- de kleur van de plint
- de vorm en de hoogte van de plint, afhankelijk van voorkeur
(modern, klassiek, uitbundig) en van de gewenste functionaliteit zoals bij een
overplint (plint over de oude plint), het gebruik van natte zwabbers (hogere
plint gewenst), het al of niet voor geschikt zijn voor bedrading e.d.
- moet de plint elektrische bedrading verbergen (de plintgoot), dan dient
(a) er aan de achterzijde van de plint voldoende ruimte te zijn voor de
bedrading (b) de plint eenvoudig te verwijderen en aan te brengen te zijn om
aanpassen van de bedrading mogelijk te maken
- de dikte van de plint (wanneer bij laminaat of parket geen horizontale
plakplint gewenst is, moet de plint dik genoeg zijn om de zwelnaad
van laminaat of parket onzichtbaar te maken; denk er in dit geval wel aan dat
bij bijvoorbeeld deuropeningen de drempel over de zwelnaad moet vallen, er is
immers geen plakplint en geen plint om de zwelnaad te bedekken...)
- zorg er altijd voor dat er een uitsparing aan onderzijde achterkant van
de plint is, zodat de zuivere rechtheid van samenkomst muur/vloer niet zo belangrijk is
(vrijwel altijd zijn er oneffenheden op het raakvlak tussen muur en vloer)
- een ondiepe hoge uitsparing aan de achterzijde van de plint
vergemakkelijkt het lijmen aan de muur - de bevestigingsmethode: normaliter lijmen of schroeven of nagelen
van de plint, maar bij bijvoorbeeld plinten voor bedrading zijn er hulpmiddelen
om de plinten te bevestigen en te verwijderen.
Een plint verlengen gebeurt meestal door de plinten deels tegen elkaar te
leggen en met een verstekzaag een hoek van 45 graden te zagen door beide
plinten. De gezaagde sneden kunnen dan over elkaar gelegd worden zodat de
plinten stevig tegen de muur kunnen blijven.
Aan de buitenzijde van het huis wordt de plint meestal uitgevoerd in natuursteen,
beton of composiet. Deze gevelplint wordt bijvoorbeeld toegepast bij buitengevels die
afgewerkt zijn met pleisterwerk en een lichte kleur, om dat te beschermen tegen vuil
en opspattend water van regen, langsrijdende auto's e.d. Ook komen wel gevelplinten in
donker gekleurd pleisterwerk
voor; om de gevel te beschermen.
een doorsnede van een karakteristieke rechte
plint; de muur bevindt zich aan de linkerzijde van de afbeelding (kwaliteitparket):
A = uitsparing om de plint goed aan de muur vast te kunnen zetten met constructielijm (en
om onregelmatigheden van de muur gemakkelijker te overbruggen)
B = uitsparing om plaats te geven aan de vaak onregelmatige rand tussen muur en
vloer
C = afgeronde hoek omdat een rechte hoek sneller beschadigt
De betekenis van het woord plint (strook langs de onderkant van een wand) is in
het Vroegnieuwnederlands (1500-1700) een "stenen basement van een
grafmonument", in het Nieuwnederlands (vanaf 1700) ook "lambrisering",
"rechtopstaande houten lat langs een wand". Het woord plint is
ontleend aan het Franse plinthe (houten strook langs een wand;
horizontale band langs de muur van een gebouw; stenen basement van een zuil of
beeld), dat in die laatste betekenis via het Latijnse plinthus (basement of abacus van een
zuil) ontleend is aan het Griekse plinthos (rechthoekige steen, basement van een
zuil), dat waarschijnlijk een leenwoord is uit een voor-Griekse taal. Bron Etymologiebank.
Eng. aan onderzijde van een wand: skirting, skirting board, baseboard
(Am.), washboard (Am.); van een gevel: plinth, plinth course; plinten
vastzetten is to fix/attach skirting boards; terugwijkeden plint is recessed
skirting board; in de plint weggewerkt is concealed in the skirting board;
plintgoot is skirting trunking, baseboard trunking (Am.)
2.
Plint is in de architectuur ook de
benaming voor de beganegrond van een gebouw, mits
deze duidelijk verschilt van de overige verdiepingen.
Voorbeeld:
"Woonfuncties en lichte bedrijvigheid in de plint van de flats in plaats van garages en bergingen. Doel van deze maatregel was om de levendigheid en sociale controle op de begane grond rondom de flat te vergroten en de anonimiteit te doorbreken."
(Platform31).