|
||||||
1. Ook:
eg, negge. De kantelaaf is de dagzijde van het vooruitstekend gedeelte van
het muurwerk aan een opening
in een metselwerk (gezien vanaf de buitenzijde van het gebouw). Bij oudere huizen vaak loopt de kantelaaf vaak schuin
af: het kozijn is bij oude huizen vaak dieper in de muur gelegen waardoor de
schuin aflopende kantelaaf meer licht toe laat treden.
2. Een kantelaaf is ook een lichte nisachtige voorsprong, een overgangslid tussen een muur of pijler
en een pilaster of
muurzuil.
|
||||||
|