De
etymologie van architect vanuit het Grieks laat zien dat het woord
bestaat uit twee concepten: archè of arkhi (begin, eerste,
opper-) of arkhon (heerser) en technè of tekton (timmerman). Een architect is dus
de "initiatiefnemer tot de bouw", degene die aan het begin staat van
de uitvoering van een gebouw en er tijdens de bouw soms nog bij betrokken wordt.
De architect is deskundig op esthetisch en technisch gebied, degene die
architectuur bedenkt, plant en laat uitvoeren.
De architect vertegenwoordigt de opdrachtgever tijdens
het gehele bouwproces. Hij verzorgt bijvoorbeeld het
ontwerp, maakt het bestek en de tekeningen, stelt de
kostenbegroting op, verzorgt de aanbesteding (welke aannemer het
werk gaat maken), houdt soms toezicht op de uitvoering, pleegt overleg met de verschillende instanties.
Het belangrijkst is dat de ideale architect op een creatieve, vrijdenkende
manier de wensen van de opdrachtgever kan vertalen naar een goed ingedeeld
ruimtelijk geheel waarbij aspecten aan bod komen als:
- ontwerpen (vrijheid van denken, creativiteit,
"spreek je dromen hardop uit", bouwstijlen, trends,
stokpaardjes, maar ook verdeling van de ruimte in functionele eenheden e.d.)
- samenwerking (met de klant voor het juiste eisenpakket, de
eindgebruiker moet er blij van worden, met leveranciers van prefab bouwdelen
e.d., constructeur, installateur e.d.)
- maakbaarheid (wettelijk, in de omgeving, constructie-technisch, lichtinval
e.d., maar ook rekening houden met minder valide mensen, "processen"
als looproute in een winkelcentrum e.d.)
- hulpmiddelen (tools als BIM,
3D, virtual reality presentatie, augmented reality e.d.; het arsenaal wordt
steeds groter en interessanter, maar maakt een keuze moeilijk; voordeel van o.m.
BIM en 3D is de architect en bouwer niet voor verrassingen komt te staan op de
bouwplaats)
- duurzaamheid (BENG, energiebeheer,
duurzaam, circulair bouwen, zonnepanelen e.d.,
groengevel, hergebruik e.d.).
Vaak schakelt de architect een bouwkundig ingenieur of constructeur
in voor de (diepgaander) technische aspecten; de constructeur bepaalt wat
vereist is in een bepaalde situatie en dat kan gevolgen hebben voor het ontwerp. Een treffende uitspraak was:
"Architecten bouwen niet, zij ontwerpen"; maar ook: "De architect
beheerst de ruimtelijke organisatie" en: "In de architectuur gaat het om het creëren van
ervaringen door middel van massa en ruimte."
De architect spreekt niet over mooi of lelijk, maar over
uniek, markant, interessant, tijdseigen, oorspronkelijk, authentiek, geavanceerd,
rationeel, functioneel, organisch, streekeigen, gedurfd, prikkelend,
dynamisch, inspirerend, tactiele
ervaringen, helder, bijzonder,
uitgesproken, past goed in de omgeving,
voegt zich op een natuurlijke wijze naar de omgeving, geeft een organische
beleving
en ook bijvoorbeeld over klimaatadaptief, koolstofneutraal, hoogwaardige
gebouwschil, energiezuinige en duurzame
energieoplossingen, energieneutraal, warmteterugwinning, warmtepomp,
zonnepanelen, slimme meters, groengevel,
groendak / vegetatiedak, circulaire
economie, "reduce, reuse, recycle", virtual reality (VR),
augmented reality (AR), kunstmatige intelligentie (artificial intelligence, AI),
3D printen, transities,
people flow (i.p.v. looproute) en sinds de Corona-pandemie over thuiswerkplek, privé, het
nieuwe werken, digitalisering, ontspanning, wandelomgeving, nabijheid van
het park, in kantoren flexplekken, meeting-rooms, concentratieruimtes
(weg van de drukte) en ook verstedelijking (niet alleen trekken jongeren naar de steden, de
milieudictatortjes verbieden zelfs het bouwen buiten de steden; je moet in
15-minuten-steden wonen d.w.z. maximaal 15 minuten verwijderd van elkaar:
woning, werk, winkels, vermaak; ook aspecten als wijkverdichting
e.d.) en bijvoorbeeld het wollige "zo ontstond een traditionele volumetrie waarvan de codes worden geherinterpreteerd in een
neovernaculaire benadering, die de verouderde constructieve principes van de bosbouwhallen in de
regio overstijgt" voor een eenvoudige gedeeltelijk houten halfopen
zoutopslag / zoutloods (bron,
pag. 44, Speciale juryprijs Grote Prijs Architectuur van Wallonië 2021).
Maar gelukkig spreekt de architect soms ook over BIM, samenwerking met fabrikanten en
toeleveranciers, prefab, technische innovaties. Naast het pure ontwerpproces, neemt de architect steeds meer deel aan een
soort scrum meetings (korte
bijeenkomst, soms zelfs dagelijks, kleine groep, gericht op benoemen en oplossen
van problemen en teamplanning).
Ondanks devaakwollige taal waarmee architectonische
keuzen worden verklaard, lijkt het gelukkig of de architect altijd
zoekend blijft, nooit echt volwassen wordt, maar daardoor juist soms naïeve,
onbevangen, ontroerende, interessante uitingen heeft. Soms zijn de ontwerpen ook
opzettelijk "anders", maar vaak ook gewoon een afweging tussen
functioneel en kunstzinnig, tussen nuttig en decoratief, tussen modern en
romantiserend. Het architectonisch ontwerp als resultante is vaak een
afspiegeling van de "tijdgeest", in engere zin mode te noemen, in
bredere zin stroming of bouwstijl.
Een gebouw laat je identiteit zien.
Sinds de crisis van 2008 zijn architecten zich meer bewust van het belang van de
klant (gebruiker): architectuur moet uitgaan van de mensen die gebruikmaken
van het bouwwerk.
Prof. dr. Nico Nelissen plaatst architectuur in een "octogoon"
(achthoek) van elementen die bij elk project een rol spelen:
opdrachtgever,
programma van eisen, site (locatie), wet- en regelgeving, materialen
en techniek, kosten, ecologische aspecten en vormgeving.
Elk element
staat niet op zichzelf, maar bevindt zich in een maatschappelijke,
culturele en economische context. Vaak zal de architect daarom strijd
moeten voeren om tot het voor hem beste resultaat te komen. Niet
altijd is dat het beste voor de opdrachtgever of de gebruiker. Architecten die alleen
maar het beste met de mensheid voorhebben,
worden utopisten genoemd (utopisten zijn mensen met vergaande idealen die deze in zo ver mogelijk detail wil uitvoeren).
In de Japanse cultuur krijgt architectuur een andere
dimensie. Binnen deze cultuur betekent "Ma" ruimte, maar meer dan alleen de geologische ruimte
(waar in het Westen naar gerefereerd wordt met onze term "ruimte"): ook het
ervaren van die ruimte door de mens valt in de Japanse cultuur namelijk onder dit
begrip, de omslotenheid,
beslotenheid, geborgenheid. Architectuur is in de Japanse
cultuur de kunst van het creëren van een specifieke Ma in
zijn uiteindelijke fysieke vorm.
India kent het begrip jugaad: een eenvoudige oplossing
(improvisatie),
soms tijdelijk, niet helemaal volgens de regels of het protocol, maar
vindingrijk, doeltreffend, snel, goedkoop en creatief. Ook in de architectuur komt bij
sommige, gelukkig vrijere geesten deze improviserende, snelle manier van
oplossingen vaker voor. (De betekenis van het woord is niet helemaal duidelijk,
maar geeft in diverse streken/talen: samenvoegen, probleem oplossen, voor elkaar
krijgen.)
Een oude term voor architect is bouwmeester; naast
"creatieve ontwerper" was deze ook bouwtechnisch bezig en hield ook
toezicht op de bouw (dat laatste zou wellicht het aantal bouwfouten
en daarmee de faalkosten
kunnen verlagen, maar het kan ook het vrije, onbegrensde denken van de
architect tegenhouden...). Een bouwmeester was bijna architect én
constructeur in één; zie eventueel bij bouwloods.
Wat de term onderbouwmeester inhield, is niet geheel duidelijk;
mogelijkheden: (a) een soort eretitel om iemand in dienst te houden of te nemen zonder dat hij (onmiddellijk) bouwmeester
wordt (b) soms is een onderbouwmeester tijdelijk nodig om onvolkomenheden van de
aangestelde bouwmeester te signaleren en te herstellen (c) een onderbouwmeester
was manager van één van de delen van een bouwproject (vergelijkbaar met de
terminologie aannemer en onderaannemer).
Door parametrisch ontwerpen
komt de functie van bouwmeester weer meer terug voor de architect.
Of een gebouw waarde heeft, is altijd discutabel (zeker als je het begrip
schoonheid erbij betrekt), maar Vitruvius leert ons dat een bouwwerk waardevol
is als aan Venustas (uiterlijke schoonheid), Utilitas (nut,
doelmatigheid, gebruiksvriendelijkheid)
en Firmitas (degelijkheid, stevigheid, duurzaamheid) voldaan wordt.
Architectuurgeschiedenis
De architectuurgeschiedenis is vrijwel altijd uitgegaan van de (bouw)stijl,
omdat architectuur zich daarmee verheft boven het technische bouwen. Sieger
Vreeling schrijft in Geen stijl, pleidooi voor een rijkere
architectuurgeschiedenis onder meer:
"Stijl is voor architectuurhistorici een middel om gebouwen te ordenen en dateren.
Er is een tweede reden waarom kunstzinnige vormgeving - design - zo'n belangrijke rol speelt in de standaardwerken: schoonheid verheft
- in de negentiende-eeuwse visie - bouwkunde tot bouwkunst."
Vreeling vermeldt ook het voorwoord van Nederlandse bouwkunst: een geschiedenis van tien eeuwen architectuur van
Koen Kleijn, Jos Smit en Claudia Thunnissen, waarin zij blijk geven van een bredere
opvatting van architectuur:
"Architectuurgeschiedenis is niet meer alleen de geschiedenis van grote architecten, gebouwen en theorieën, maar houdt zich ook bezig met het
gecompliceerde samenspel van factoren - esthetische, sociale, politieke, cultuurhistorische, economische, psychologische, religieuze, constructietechnische
en toevallige - dat de wording van een gebouw heeft bepaald."
Frank Havermans: "Modernisme zit zo sterk in onze cultuur gebakken dat
bijna niemand zich ervan los kan maken. (...) Nieuwsgierig blijven en
kiezen voor je vrijheid."
Verandering van de rol van de architect
Door de financiële crisis is de bouwsector aan het veranderen van een
aanbodgestuurde naar een vraaggestuurde markt: opdrachtgevers en gebruikers zijn
steeds meer betrokken bij de bouw. Technische hulpmiddelen om de klant een beeld
te geven van een nog te realiseren bouwwerk zijn driedimensionale ontwerpen en zelfs
virtuele wereld waardoor de opdrachtgever of gebruiker door dat bouwwerk kan
lopen. Het mooiste zou zijn als de opdrachtgever de context specificeert (de
vraag) en aanbieders met eigen producten komen, producten die met veel
variabelen de wensen van de opdrachtgever kan vervullen, zoals we een auto
uitsluitend vanuit de functionele specificaties kiezen; op die manier ontwerpen
en bouwen is een vorm van industrieel, flexibel en demontabel (ifd)
of een soort bouwen met lego (voor elke bouwsteen en functie in een bouwwerk een
apart lego-blok, standaard plug-in bouwsteen).
Door al dat soort veranderingen in de maatschappij, en de beleving van de klant,
is er een terugverandering merkbaar van de rol van "de" architect
van ontwerper naar bouwmeester:
- Door de financiële crisis wordt minder gebouwd; de architect kan op meer
vlakken zijn kennis en kunde bewijzen en is met meer partijen in gesprek.
- Door de gecompliceerdheid van veel bouwprojecten (en van de wetgeving, ook in
internationaal verband) moet een architect van meer deelgebieden verstand hebben.
- De architect is wellicht de enige die het geheel van een groot bouwproject kan
overzien, zonder echt van alles diepgaande kennis te hoeven hebben;
overredingskracht en vasthoudendheid die veel architecten eigen zijn, kunnen
hier goed gebruikt worden.
- Omdat grote opdrachtgevers de architect alleen laten inschrijven
wanneer die de laatste 2 tot 5 jaar een vergelijkbaar object hebben ontworpen
en hebben gebouwd (school, zwembad, museum, dierentuin e.d.), komen
architecten die daar wellicht juist goede oplossingen voor hebben, niet snel aan
bod.
- Omdat de leverancier van bouwelementen verantwoordelijk is voor
deugdelijkheid, bruikbaarheid e.d., is er (soms) geen aannemer meer nodig
die normaliter het contact onderhoudt met leveranciers. De coördinerende rol
van de aannemer kan vaak door de architect worden overgenomen.
- De architect heeft "creativiteit met gevoel voor realisme" (Archivolt
bouwkundig ontwerpbureau).
-
"Het ontwerpen van iconen staat minder op de agenda dan enige jaren
geleden" (de olifantenkooi).
- "Het beter op de hoogte zijn van elkaars werkwijze in de beroepspraktijk
kan vernieuwende concepten en strategieën opleveren" (de olifantenkooi).
- Het architectenbureau is soms meer een projectorganisatie waarbij
tijdelijk bijvoorbeeld kunstenaars, technici, milieudeskundigen en (andere)
wetenschappers plaatsnemen.
- Als je voor anderen dan de opdrachtgever bouwt (bijna altijd bij
kantoorgebouwen e.d.), dan kan de architect zich afvragen of de werkelijke
gebruikers zich in het gebouw wel op hun gemak kunnen voelen.
- Exploitatie en onderhoud krijgen, vooral de wederkerende kosten ervan, meer
aandacht. Veel klanten willen niet alleen maar een architectonisch goed
bouwwerk, maar ook een energiezuinig gebouw dat eenvoudig te exploiteren en te
onderhouden is en in de toekomst simpel is aan te passen aan en nieuwe functie
(uitstraling en oog voor de toekomst).
- Architecten richten zich ook op andere aspecten, waardoor een
architectenbureau meer een multi-disciplinair ontwerpbureau wordt:
. ondernemerschap (het meedenken hoe
je een bouwproduct aan de man brengt)
. herbestemming
en renovaties
. creativiteit (ook
het interieur van gebouwen en de gebouwomgeving krijgen meer aandacht)
. "groendenken" (passiefhuizen,
groendaken, warmte-koude-opslag,
in het ontwerp geïntegreerde zonnepanelen,
ecologie e.d.)
. innovaties (technische innovaties, lego-achtige
bouw)
. bouwpathologie.
- Door digitale applicaties zoals BIM,
3D-scannen (huidige situatie bij
bijvoorbeeld herbestemming) e.d. kan voor de architect (en de andere
partners in de bouwwereld) zijn wat MS-Word of Excel is voor de leek: misschien niet
altijd ideaal maar wel een vanzelfsprekendheid. Klanten eisen vaak dat het in
BIM wordt gezet (met reden!). De architect kan via digitalisering contact
onderhouden met bijvoorbeeld leveranciers en installateurs.
- De klant wil ook steeds vaker virtual reality om het eindresultaat al
bij het voorlopig ontwerp te kunnen "zien".
- Door allerlei extra vormen in het ontwerpproces (Design
& Construct, Design Build Finance Maintain
e.d.) is het aandachtsgebied omvangrijker.
- De term "performatief" heeft betrekking op de
manier waarop een ontwerpopdracht wordt vormgegeven: niet zozeer de
uiterlijke kenmerken van een gebouw, brug of ander kunstwerk zijn
belangrijk, maar begrippen als dynamiek, het altijd tijdelijke en
veranderlijke karakter, de ruimtelijke beleving en vooral beweging
spelen de hoofdrollen. De performatieve architect dient zich bewust te
zijn van deze effecten, door veranderingen aan of zelfs
van het gebouw. Denk bijvoorbeeld aan de rolbrug
Paddington Basin (Londen) of de kantelbrug Millennium
Bridge (Gateshead/Newcastle), maar ook van kleur veranderende
gevels zijn performatief. Het bouwwerk wordt wel
een soort spektakelstuk (zie supermodernisme).
Het gaat de architect hier dus bijvoorbeeld niet om een functioneel flexibel
bouwwerk dat in de
toekomst mee kan veranderen met de behoefte, maar uitsluitend om het ervaren
van de dynamiek van het gebouw.
- Via robotisering van de bouw kan bijvoorbeeld via 3D-printen
een gebouw worden "opgebouwd", onder veel voorwaarden nog maar er zijn
steeds meer voorbeelden. Naast creatief ontwerper heeft de architect hierin ook
(weer) een meer technische rol: wat kan wel en wat niet met deze vorm van
printen.
- In de wat verdere toekomst wellicht: om goede beslissingen te nemen bij de keuzes van
meer plug-in-bouwelementen ("maximaal prefabben",
bouwdelen die op locatie meer of minder automatisch ingesteld kunnen worden) luistert de architect naar de wensen van de
opdrachtgever en is meer een slimme en afwegende samensteller dan een
kunstenaar/ontwerper.
- Door de (te) overheersende rol van "het milieu" én de financiële
problemen van steden én de dadendrang van veel wethouders worden steeds meer
parkeerplaatsen opgeofferd. In Rotterdam centrum is er zelfs geen parkeereis
meer (geen minimum voor aantal parkeerplaatsen per wooneenheid). Dat is niet echt ten
gunste van de klanten, maar als architect ben je helaas wel gehouden aan wat
projectontwikkelaar en gemeente samen beslissen.
- Elke tijd heeft zijn gebruiken. De "fouten" van opdrachtgevers en
architecten uit
het verleden hoef je niet voort te zetten (veel te kleine badkamers en
keukens, veel te donkere huizen). Bij betrekkelijk kleine woningen zijn bijvoorbeeld loggia's
puur zonde van de ruimte, maak dan een balkon. En bij restauraties van monumenten is exact
kleurenonderzoek (het kleurentrapje) historisch aardig, maar door heel de bouwhistorie heeft
men duidelijk zijn eigen kleurenwensen gehad, dus waarom nú ook niet? Teveel het
oude nastreven is simpelweg overdreven en overbodig.
Een verhaaltje van Sjoerd Soeters dat hij aan studenten voordraagt, wat
gechargeerd maar wel herkenbaar (bron Cobouw
5 mei 2011)
"Er staat een man in het landschap naast een steen. De steen is een zitplek. Naast de steen staat een boom, deze geeft schaduw. In de wolken zijn de goden. De basisvraag voor een architect is: hoe ga je deze man een woonplek geven? Er zijn twee soorten architecten.
- De eerste is de architect-god: hij smijt een geniaal plan omlaag uit de wolken, de man moet het ermee doen.
- De tweede is een mens die naast de man op de steen gaat zitten en vraagt: 'Wat heb je nodig.'
De eerste architect is de creationist, deze maakt esthetische plannen, doodse plannen die na 30 jaar rijp zijn voor de sloop. De tweede architect is de darwinist, hij gaat kijken naar de verlangens, onderzoekt alles wat nodig is, maakt een voorstel, onderzoekt verder, tot alle wensen optimaal vormgegeven zijn. De belangrijkste vraag van de tweede architect is: hoe breng ik het tot leven, op zo'n manier dat het eindeloos door kan ontwikkelen."
Specialisaties
Veel architecten hebben zich gespecialiseerd in bepaalde typen gebouwen of
bouwwerken. Typen
zijn bijvoorbeeld kantoren, winkelcentra, theaters, dierentuinen, kerken,
theaters, musea, medische centra, infrastructuur (gww
zoals wegen, waterwegen, vliegvelden en kunstwerken als sluizen, bruggen, viaducten e.d.). Op deze manier
weet de opdrachtgever dat de architect of het architectenbureau voldoende
ervaring heeft om bepaalde ontwerpen te maken.
-
Toch ook aardig: boeken Architecture without Architects (Bernard Rudofsky) en
Bouwkunst zonder architecten (John May) en het stukje bij vernacular
architecture