DBFM
staat voor Design Build Finance Maintain (ontwerp, bouw, financiering
en onderhoud). Bij de term DBFMO staat de O voor Operate
(exploitatie). De twee partijen bij DBFM, opdrachtgever en opdrachtnemer,
maken een DBFM-contract waarbij de opdrachtnemer een totaalpakket aanbiedt.
DBFM
is een contractvorm waarbij de opdracht middels prestatie-inkoop
(Best Value Procurement BVP) kan zijn aanbesteed.
Bijvoorbeeld een project voor een snelweg kan door de overheid als opdrachtgever
aangelegd laten worden via een DBFM-contract wat wil zeggen dat de
marktpartij als opdrachtnemer het gehele traject van ontwerpen,
bouwen, financieren en onderhouden op zich neemt. Dit houdt in dat
niet meer de overheid de ontwerpen maakt, de bouw van de snelweg aanbesteedt
en het onderhoud financiert, maar dat de marktpartij het gehele
traject onder zijn verantwoordelijkheid heeft. De aanbieder
(marktpartij, bouwcombinatie, aannemerscombinatie, Special Purpose Company SPC) participeert hiermee risicodragend in het project. Het
gaat om een langlopend contract tussen overheid en
bedrijfsleven. Voordeel is dat er minder
afstemmingsproblemen zijn omdat al het werk door één partij (of een
conglomeraat) wordt verzorgd.
DBFM is een vorm van privaat-publieke samenwerking (PPS).
Omdat de opdrachtgever voor complexe opdrachten geen details meer specificeert,
maar de diverse taken aan de private onderneming overlaat, wordt deze vorm van
aanbesteden/contract ook wel systems engineering genoemd: het gaat niet meer om
het uitvoeren van door de opdrachtgever gedetailleerde taken door diverse
opdrachtnemers, maar om het ontwerpen enz., inclusief risico's en langlopend
onderhoud, van het gehele "systeem". Het gaat dus vooral om de totale
kosten tijdens de gehele levensduur van het systeem.
Voordelen en nadelen DBFM(O)
Voordelen van DBFM(O) voor de overheid zijn:
- de financiering is in handen van private ondernemingen en banken (de
overheid hoeft bij opdrachtverstrekking geen grote bedragen te overhandigen maar
betaalt meestal periodiek voor de beschikbaarheid van het
"product")
- er is minder bemoeienis met het
ontwerpen
- er is minder bemoeienis met het onderhoud
- de overheid heeft niet meer de
verantwoordelijkheid - de bouw is mogelijk degelijker (door het maintain-deel van DBFM dient de
aannemerscombinatie de kwaliteit goed in de gaten te houden omdat fouten
en onvolkomenheden in de periode van het onderhoud opgelost moeten worden; als
je bijvoorbeeld 20 of 25 jaar lang zo min mogelijk onderhoud wilt hebben, kijk je heel anders naar
het ontwerp van het gebouw...)
- de faalkosten kunnen lager zijn
(het consortium is volledig verantwoordelijk voor de bouw; er wordt wellicht
meer nagedacht over mogelijke problemen en oplossingen) - een project kan wellicht voor een
gunstiger prijs worden uitgevoerd (door minder
bouwfouten/faalkosten).
Nadelen van DBFM(O):
- bij veel aanbestedingen wordt helaas vaak de marktpartij met de
goedkoopste aanbieding gekozen wat o.m. juist kan leiden tot
kwaliteitsverlies, bouwfouten, onveilige werkomstandigheden en
(zoals vaker gebleken is) het faillissement van de bouwcombinatie
- de overheid kan zich onttrekken aan maatschappelijke verantwoordelijkheid,
waardoor de nadruk op de prijs komt te liggen en niet op het doel van het
bouwwerk (en daarmee dus niet meer op de maatschappelijke waarde ervan; de
overheid laat teveel over aan de bouwcombinatie)
- er wordt door de aannemers voor "zeker" gegaan: geen
innovaties want die zijn vaak oncalculeerbaar en geven veel risico en gedoe
(anderzijds kunnen innovatieve oplossingen
de prijs drukken en daarom juist worden aangewend)
- zaken die buiten het onderhoudscontract vallen,
ook werkelijk buiten de boot vallen (in Engeland zijn voorbeelden bekend dat er
in bepaalde onderhoudsgevallen exorbitante bedragen werden gevraagd omdat die
niet in het onderhoudscontract stonden en blijkbaar wel door de
"onderhouder" moesten worden laten uitgevoerd...)
- zoals elke Service
Level Agreement (SLA) is de inhoud bepalend en goedkoper betekent ook bijna
altijd minder flexibel
- een fors nadeel van vooral DBFMO kan zijn dat de klant en de opdrachtnemer een
te lange contractperiode kiezen ("Hoe kun je nou, met een vooraf bepaalde prijs, voor twintig jaar een contract afsluiten als de wereld er over vijf jaar compleet anders uit kan
zien?", aldus Klaas Mollema, bestuursvoorzitter van de Raad van Arbitrage voor de Bouw
RvA, en Monika Chao-Duivis, directeur van het Instituut van Bouwrecht
IBR, in Cobouw
april 2014.)
De nieuwe sluis bij IJmuiden als voorbeeld
Het aannemersconsortium OpenIJ (BAM en VolkerWessels) heeft eind 2015 het
DBFM-contract gesloten voor de grootste zeesluis ter wereld, voor een bedrag van €
350 miljoen terwijl Rijkswaterstaat gerekend had op ca. € 500 miljoen. Het consortium
was verantwoordelijk voor ontwerp, aanleg, financiering en onderhoud van de nieuwe sluis.
Bij het totstandkomen van de prijs was uitgegaan van een innovatieve oplossing
die het slaan van 1200 heipalen onnodig maakte. Daar bleek echter een
ontwerpfout in te schuilen en die oplossing was toch niet te realiseren, wat de
aannemerscombinatie een verlies gaf van meer dan € 100 miljoen (samen
met een andere ontwerpfout).
De Tweede Coentunnel als voorbeeld
Een voorbeeld van een DBFM kan de Tweede Coentunnel zijn. "Rijkswaterstaat heeft het voornemen om het project Capaciteitsuitbreiding Coentunneltracé te gunnen aan Coentunnel Company
B.V. Het betreft hier een DBFM-contract met een looptijd van 30 jaar en een totale waarde van bijna € 500 miljoen. Coentunnel Company bestaat uit
ARCADIS, Besix, CFE, Dredging International, Dura Vermeer Groep, TBI Bouw (vertegenwoordigd door Haverkort Voormolen) en
Vinci. Coentunnel Company financiert de werkzaamheden zelf en zal tot 2037 het gehele systeem onderhouden. Tijdens deze onderhoudsperiode zal Rijkswaterstaat het consortium betalen door middel van een
beschikbaarheidsvergoeding, gebaseerd op het werkelijk beschikbaar zijn van het wegsysteem voor de weggebruikers."
De kosten voor de Tweede Coentunnel zelf werden echter € 1,2 miljard. Met het
totaal aan aanpassingen in de omgeving, om elders geen extra files te creëren,
kwam alles op een totaalbedrag van € 2,1 miljard.
Toch positief Ondanks de wat negatieve voorbeelden wordt, na bijna twee decennia
ervaringen, over het algemeen positief gedacht over DBFM, vooral door het feit
dat het onderhoud over lange tijd gewaarborgd is en dat blijkbaar private
ondernemingen en banken de financiering op zich willen nemen.
Het rapport Leren van 15 jaar
DBFM-projecten bij RWS geeft onder meer: "De meeste respondenten (zowel publiek als privaat)
zijn van mening dat het goed zou zijn als DBFM een belangrijke contractvorm blijft in de orderportefeuille
van RWS. Zowel vanuit het argument dat het een goede contractvorm is met prikkels voor efficiëntie, als
vanuit het argument dat een gestage pijplijn kennis en expertise bij publieke en private partijen in stand houdt
om grote integrale projecten aan te pakken. Naast het beschikbaarheidsinstrumentarium en de onderhoudscomponent, wordt de private financiering door het
merendeel van de respondenten als een belangrijk onderdeel van het DBFM-mechanisme gezien. Dat heeft
enerzijds te maken met de prikkelstructuur die aan de DBFM-contracten ten grondslag ligt, en anderzijds
met de structurerende werking van de betrokkenheid van banken en private investeerders. Niet in de laatsteplaats speelt daar de bijdrage aan het projectmanagement vanuit de
SPC's een rol." (SPC is Special Purpose Company, de bouwcombinatie.)
Andere aspecten
Een andere manier van "samenwerking" tussen opdrachtgever en
opdrachtnemer is DB, d.w.z. alleen Design and Build, als het ware een subset
van DBFM. Vaker wordt hiervoor de term D&C
gebruikt, Design and Construct.
Soms wordt gesproken over geïntegreerde contracten omdat het contract
alleen uitgaat van een "ambitieplan" van de opdrachtgever en de rest
aan de (potentiële) opdrachtnemer wordt overgelaten.
Het blijkt dat het onderdeel Finance van DBFM(O) steeds vaker vervalt,
wellicht omdat daardoor minder gegadigden bij de aanbesteding zijn.