Omstreeks
1890 vinden jonge vormgevers en wat later ook architecten dat het welletjes is
geweest met het hergebruik van historische (neo)stijlen. In
vergelijking met architectuur hebben objecten van de kunstnijverheid (toegepaste
kunst, interieurs) een kortere tijd om op de markt te komen en zijn relatief goedkoop,
waardoor zij zich goed lenen voor vernieuwingen. Wellicht vinden we daarom
Jugendstil-kenmerken eerst in de toegepaste kunst en pas een aantal jaren later
in de architectuur.
In de
architectuur kondigt zich rond 1896 deze nieuwe stijl aan,
in Nederland, Duitsland en Oostenrijk vooral bekend als Jugendstil of, soms,
als Nieuwe Kunst. In België, Frankrijk en Engeland spreekt men
voornamelijk over Art Nouveau. We
zullen hier vooral de term Jugendstil gebruiken. *)
De Jugendstil spreekt vooral tot de verbeelding door de asymmetrische,
organische vormen, het soms dromerige karakter, de artistieke vrijheid om te spelen en te
ontwerpen, blij te zijn en onconventioneel, een vrijheid die zich in
veel kunstrichtingen kan ontplooien.
Men past bij de Jugendstil drie typen ornamentatie toe:
- de florale (motieven uit natuur, naast de zweepslaglijnen de
meest kenmerkende eigenschap van de Jugendstil)
- de lineaire
(zoals zweepslaglijnen, "slaoliestijl", 1894, zie affiche)
- de
geometrische (ontstaan uit wiskundige methodes, wat zakelijker, geometrische
motieven, soms nijgend naar de Art Deco).
Kenmerken Jugendstil
De Jugendstil heeft een voorliefde voor vrije vormen en is te kenschetsen als:
- Het decoratieve aspect speelt een zeer grote rol.
- Kleuren en gebogen vormen zijn zeer belangrijk, maar ook het ritme
van een serie gebogen lijnen zoals van lange haren of een Japanse stenentuin
en raampartijen in een gevel. Kleuren vooral groen, bruin, geel, oranje, blauw.
- De vormgeving wordt vooral gekenmerkt of geïnspireerd door de natuur
met haar impliciete asymmetrie, al of niet gestileerde
plantenmotieven,en de groeivormen van planten met organische vormen.
Voorbeelden zijn bomen met veel takken (opgaand maar ook wel afhangend zoals bij
treurwilgen), plantenstengels, bloemen, bladeren, insecten,
pauwen, zwanen, en andere soorten vrije gebogen lijnen. En in de toegepaste
kunst affiches (posters), boekomslagen, meubels, sieraden e.d., maar ook bijvoorbeeld in de
architectuur bij flessenhalsvormige delen
van een gevel (de flessenhals omgeeft een iets terugliggend deel van de gevel
rond een raampartij, vaak over twee verdiepingen).
- In de architectuur
laat men soms de constructie zichtbaar, nu gecombineerd met decoratieve
elementen. In Nederland zijn bepaalde soorten lichtgekleurde baksteen en witte,
rode, gele of oranje gladde verblendsteen
geliefd, en gietijzer, smeedijzer en glas. Naast de
verblendsteen werd ook wel eens zandsteen
(natuursteen) en vooral kalkzandsteen
(een geperste steen, niet gebakken) toegepast als lichte steensoort, soms met ornamenten. Afgewisseld met geglazuurde,
contrasterende banden
geven de
muren de nieuwe
architectuur een kleurig aanzien (de stenen van de gevel zelf zijn
meestal niet geglazuurd); door de toepassing van lichte kleuren
en het gladde
karakter van de verblendsteen komen de decoraties op de gevel nog beter tot hun
recht. Decoraties zijn er ook (en soms: vooral) in de vorm van tegeltableaus, bricorna-stenen
(een tegeltableau kan, naast de decoratieve waarde, de functie van een gebouw
aangeven), biseauté-tegels (geglazuurd, met afgeschuinde hoeken) en sectieltegels (in
bepaalde vorm gesneden tegels, aangepast aan de belijning van de figuren op het
tableau, vaak op de gevel). Ook zijn er vaak geglazuurde dakpannen. Er wordt veel gebruik
gemaakt van balkons
en Franse balkons met een hek
van siersmeedwerk, erkers,
loggia's
(soms over twee verdiepingen), torentjes, iets terugliggende
vensters, dakkapellen, borstweringen (op de daklijst) e.d. Een raampartij wordt vaak omgeven door een gedecoreerde
boog (rondboog). De oosters aandoende hoefijzerboog
is als geveldecoratie een fraai doorgevoerde gebogen vorm en komt voor bij
loggia's (hier heeft deze ronde vorm de meeste impact), maar ook bij ramen en
deuren. De hekwerken van balkons hebben organische vormen (in hout maar
steeds meer in siersmeedwerk; wat later zijn er vooral siersmeed hekwerken met
geometrische vormen). Voordeuren met vaak weelderig snijwerk of siersmeedwerk. De opkomende winkelstand manifesteert
zich uitbundig in de pui met grote ramen
(op hoeken soms met gebogen glas) en asymmetrie (een opvallende pui met smalle muurdammen
en een houten balk of vooral stalen I-profiel als puibalk om de
gehele gevel erboven te
dragen). Winkels en woningen hebben vaak
bovenlichten
met soms
gecompliceerde roedeverdeling en
geel kathedraalglas (extra lichtinval, golvend oppervlak, sfeervol,
vormentaal Jugendstil, zonwering);
zelfs de bovendorpel werd soms zó
weelderig vormgegeven dat die één geheel vormde met het bovenlicht. In de gevel waren soms muursleuven uitgespaard (smalle verticale
uitsparing, niet alleen bij een trappenhuis, wellicht om een muurvlak visueel te
breken en een extra mogelijkheid decoraties aan te brengen in de gevel rond de
muursleuf) en bij de top openstaande dakstukken (als een soort
borstwering met kantelen, wellicht om
grote, horizontaal eindigende muurvlakken te breken). Naast het gebruik van
gietijzer en smeedijzer voor balkonhekken e.d. bleef hout het geëigende
materiaal voor raam- en deurkozijnen, bijvoorbeeld Oregon pine of
het tropische hardhout teak. Decoraties aan de buitenzijde van het gebouw komen vooral voor bij alle gevelelementen
zoals balkons;
soms loopt de decoratie van het ene gevelelement over naar het andere.
- De lieftallige, mysterieuze vrouw met lang haar en met draperieën als
kleding (als perfecte schoonheid), soms in een mythologische context, vaak als een
vrije, zelfstandige, zelfverzekerde vrouw. De zogenoemde reformkleding
van de dames heeft een soepele stof, is lang en valt losjes, als reactie op de
(te) nauw sluitende korsetten van die tijd. De draagsters van die kleding leggen
de nadruk op eenvoud, terwijl de Jugendstil juist zo uitbundig is, maar het
belangrijkste is waarschijnlijk dat zij de vrijheid nemen zich te kleden zoals
zij dat willen.
-
Het
ideaal van de Nieuwe Kunst is het maken van een Gesamtkunstwerk: een samenhangend
kunstwerk waaraan verschillende vakdisciplines samenwerken. Niet
alleen de gevel van een gebouw wordt verluchtigd met organische vormen, ook
bijvoorbeeld trappenhuis, meubels, tapijten, behang, tafelzilver en soms
zelfs de kleding van de bewoners worden in de nieuwe stijl vormgegeven
(architect Henry Van de Velde ontwerpt ook reformkleding). Denk hierbij aan het Horta
huis in Brussel.
- Vakmanschap en ambacht spelen een rol, maar het gaat om het
resultaat en moderne technieken worden zeker niet geschuwd (bijvoorbeeld
een betonnen gebouw met sgraffito Jugendstil versieringen).
Land- en streekgebonden kenmerken:
- Nederland: Vaak strakker en soberder, slechts een paar
Jugendstil-elementen naast bijvoorbeeld (hoofd)kenmerken uit Neo-Gotiek
en Neo-Renaissance,
veelal geometrische vormen (vooral na ca. 1910), dus de florale kenmerken ontbreken,
vaak tegeltableaus (vooral in portieken en boven
vensters, o.m. van tegelfabrieken Rozenburg uit Den Haag, De Distel uit Amsterdam,
Van Hulst uit Harlingen, Holland uit Utrecht), de Jugendstil-kenmerken
beperken zich meestal tot de voorgevel. Er zijn
bij sommige huizen wel
veel kenmerken van de Jugendstil, maar dus meestal weinig of in het geheel niet
zwierig. Vooral Den Haag
heeft veel Jugendstil-gebouwen (hier ook met zwierige details), mede door de
rijkere bevolking en door de stadsuitbreidingen rond 1900.
- België: De Jugendstil uit zich
vaak als een Gesamtkunstwerk, vaak zwierig en weelderig. In België wordt vaak sgraffito
toegepast. Brussel heeft met zijn vele Art-Nouveau-huizen een aantal
interessante wandelroutes. Vaak asymmetrische golvende lijnen, ontleend
aan de plantenwereld, soms grillige vormen. - Frankrijk en
Spanje: Hier zien we vaak weelderige, zwierige decoraties. Frankijk vaak
asymmetrische golvende lijnen.
- Duitsland en Oostenrijk: De decoraties hebben
minder zwier, zijn meer
geometrisch. In Oostenrijk heeft Wenen door de sloop van oude gebouwen, door
stadsuitbreidingen en de kunstbeweging Secession (1897; Wiener Secession) veel gebouwen in de
stijl van de Jugendstil, maar niet lang na 1900 zorgt de Wiener Werkstätte met
Josef Hoffmann voor een veel strakker, geometrische stijl, ook met abstracte
motieven, terwijl na 1910 in
Wenen het decoratieve weer terugkomt maar nu van de Art
Deco. Ook in Oostenrijk
is er een mix van Jugendstil en rustieke huisstijl bij woningen en meer classicistische stijl bij officiële gebouwen.
- Letland: Riga heeft veel prachtige Art Nouveau huizen en is in 1997
geplaatst op de Unesco-lijst van Werelderfgoedlocaties als
"hoogste kwaliteit concentratie van Art Nouveau-gebouwen". Aan het eind van
de 19e eeuw groeide de economie in Letland met enorme sprongen en nam de
bevolking in de stad Riga fors toe waardoor meer appartementengebouwen, winkels
e.d. werden gebouwd, ook in de Jugendstil.
- Denemarken: De Skønvirkestil ("mooi werk stijl") is een mix van Jugendstil,
Arts and Crafts en nationale
romantiek. Ook in de andere Scandinavische landen zijn Jugendstil en nationale
romantiek gemengd (Ålesund in Noorwegen).
- Engeland, Schotland: In bijvoorbeeld Glasgow (Schotland) zijn,
door architect Charles Rennie Macintosh voorbeelden van Art Nouveau ornamenten
toegepast (in Groot-Brittanië spreekt men meer over Art Nouveau dan over
Jugendstil).
- Andere landen met
bijvoorbeeld Jugendstil-gebouwen zijn Australië (Melbourne), Argentinië (Buenos Aires),
Zuid-Afrika (Namibië), Marokko (Spaanse enclave Melilla), Tunesië (Tunis),
Uruguay (Montevideo), Japan en VS.
een voorbeeld van een jugendstil-gebouw uit groningen met veel
kenmerken van de jugendstil; er zijn duidelijk veel decoraties
aangebracht, maar er zijn helaas geen florale of andere zwierige details
(wellicht op het snijwerk van de voordeur na) waardoor het
er voor velen toch wat sober uitziet (copyright arno weltens):
Ontstaan Jugendstil
De Jugendstil is duidelijk:
- een reactie op massaproductie / industrialisatie die vanaf het midden van de 19e eeuw
opkomt (industrialisatie is zielloos en blokkeert het vrije uitvindersgevoel)
- een reactie op oude stijlen die steeds herhaald of gemengd worden
(neostijlen met een verplichte vorm die voor kunstenaars als een keurslijf kan
werken)
- wellicht een reactie op het feit dat de fotografie de werkelijkheid
goed kan afbeelden (voor het uitbeelden van de realiteit heb je geen schilder of
tekenaar meer nodig dus de kunstenaar kan vrijer ontwerpen)
- iedereen is op zoek naar een nieuwe stijl
- een voortbouwen op de Arts and
Crafts Movement met zijn ethiek van ambacht en vakmanschap uit de
Middeleeuwen
- sterk beïnvloed door Japanse tekeningen waar ook
de natuur een grote rol speelt en zwierige maar scherpe lijnen de hoofdtoon vormen
(die invloed van Japan op de kunsten werd het "japonisme" genoemd)
- een kunstrichting met een nieuwe vormgeving in architectuur en ornamenten
(vooral de natuur, als tegenhanger van koud rationalisme) - geloof in de vooruitgang, ook in de bouw (rond 1900 is meer geld te
besteden, nijverheid en industrie bloeiden op) - een streven naar een Gesamtkunstwerk, in de bouwkunst en een
"alomvattend artistiek herontwerp van alledaagse dingen"
- landelijk of regionaal bepaald (een regionale invulling, bijvoorbeeld
zwierig in Frankrijk en sober in Nederland, bijvoorbeeld zwierig in Den Haag en
sober in Groningen). Waar
de Arts and Crafts beweging zich vooral richt op handwerk en (vermeend) maatschappelijk
belang, heeft de Jugendstil meer oog voor sierlijke, organische vormen. De
Jugendstil is organischer, vrijer en verfijnder dan Arts and Crafts dat vooral in de architectuur
toch wat grof overkomt.
Paul Greenhalgh, Brits historicus en auteur van kunstboeken, onderkent een
aantal evenementen waardoor de Jugendstil steeds meer aandacht kreeg. Aangevuld
met andere bewegingen:
- In Brussel worden door de Les XX (soms: Groupe de Vingt) al vanaf 1884
tentoonstellingen georganiseerd van werken van avant-gardistische
kunstenaars die door de reguliere salons als L'Essor Salon en Antwerp
Salon zijn geweigerd. De
tentoonstellingen bevatten niet alleen schilderkunst, maar ook beeldhouwkunst en
decoratieve kunst (meubels, glaskunst, sieraden e.d.). Na 1893 valt de groep van
twintig kunstenaars uiteen en gaat Octave Maus met de alternatieve
tentoonstellingen verder onder de naam La Libre Esthétique. Het gaat bij deze
tentoonstellingen vooral om impressionisme, maar het geeft de
grote wilskracht en botsende karakters weer van de kunstenaars van die tijd,
nét voor de Jugendstil.
- Het eerste nummer van The Studio (1893),met Jugendstil-achtige
tekeningen van Aubrey Beardsley, trekt de aandacht van de avant-garde in zowel
Europa als de VS.
- In Brussel voltooit Victor Horta het Art Nouveau herenhuis van Émile Tassel (1893). Het Huis
Tassel (Hôtel Tassel) heeft gebogen lijnen, ranken van ijzer, meubels
en tapijten die passen bij de architectuur, kortom de geboorte van het
Gesamtkunstwerk.
- In 1894 publiceert Henry Van de Velde in Brussel het pamflet Déblaiement
d'art (opruimen, opschudden van de kunst) waarin hij pleit voor de ontwikkeling van een nieuwe kunst, die zowel vitaal als moreel zou
moeten zijn, zoals de grote decoratieve kunsten uit het verleden, maar wel met
eigentijdse middelen. "De uitdrukking Art Nouveau wordt voor het eerst gebruikt door Edmond Picard, in 1894, in de Belgische recensie
L'Art moderne, om de artistieke productie van Henry van de Velde te beschrijven.
De naam Art Nouveau wordt echter bedacht door Henry Van de Velde met Victor Horta, Paul Hankar en Gustave
Serrurier-Bovy."
- De opening van kunsthandel en tentoonstellingsruimte Maison de l'Art Nouveau door
Samuel Siegfried Bing, die de term Art Nouveau van de Belgen heeft overgenomen en die
deze stijl onder de aandacht brengt van het grote publiek (Parijs, december 1895). Grappig is dat men
in deze tijd juist in Frankrijk spreekt over Modern Style en
in Engeland over Art Nouveau (misschien dat daarom Art Nouveau wel eens op z'n
Engels wordt uitgesproken). Meer synoniemen voor
Jugendstil.
- In Duitsland heeft het tijdschrift Jugend vanaf 1896 een grote invloed op
verschillende vormen van de kunsten, w.o. de architectuur.
Het tijdschrift geeft later zijn naam aan de Jugendstil, een term die vooral in
Duitsland, Oostenrijk en ook Nederland wordt gebruikt.
- In Duitsland lijkt in 1897 de term Jugendstil voor het eerst gegeven te worden
aan het paviljoen
Nietzschmann-Wommer in Leipzig van architect Paul Möbius.
- De Jugendstil slaat zó aan dat hij zich over heel Europa verspreidt, waarbij
lokaal de stijl wordt aangepast aan de eigen mogelijkheden en ideeën.
- Niet iedereen was gecharmeerd van de Jugendstil. Pierre Cuypers vond
het zwierige een "woekerplant" en Willem Kromhout noemde het "de
stijl van zeewierkronkelingen".
Einde Jugendstil
- Vanaf 1900 wordt de uitbundigheid en vrijheid van de Jugendstil steeds vaker
aangevallen door bijvoorbeeld kunstcritici. De zure critici vinden dat de versiering van een object ondergeschikt
moet zijn aan zijn functie. Soms lijkt de kritiek toch wel voort te komen
uit een beetje jaloersheid en calvinisme. (Een enkele keer wordt de ornamentiek
inderdaad zeer ver
doorgezet, waardoor het een beetje Efteling-achtig wordt.)
- Extreemrechtse groeperingen vallen (letterlijk) de beweging aan, ongekende gebeurtenissen
(1904-1905).
- Vanaf ca. 1905 blijkt de Jugendstil wat bourgois-achtig te worden en veel
kunstnijverheidsproducten zijn eigenlijk massaproducten geworden, waardoor niet
alleen het élan van de kunstenaars slinkt, maar waardoor ook de rijken en machtigen de
Jugendstil gaan negeren.
- Misschien speelt ook een rol dat heel veel gevels die Jugendstil genoemd
worden, decoraties hebben die wel erg symmetrisch of eenvoudig
zijn en daarmee toch afbreuk doen aan de geest van de oorspronkelijke florale Jugendstil.
Natuurlijk zijn wat eenvoudiger uitvoeringen van de Jugendstil ook bij deze
bouwstijl onder te brengen.
- Door de nationale en lokale invulling heeft de Jugendstil teveel
stijlvarianten en wordt daarmee als "stijl" eigenlijk heel
rommelig, wat de wens kan aanjagen naar andere, strakkere vormen.
- In Duitsland benadrukt de oprichting van de kunstenaarsvereniging Die Brücke
(1905) op een meer (zakelijk) expressionistische benadering en de oprichting van de Deutsche
Werkbund (1907) verlegde de aandacht van veel ontwerpers naar eenvoud,
zakelijkheid en degelijkheid. En dus duidelijk niet op decoraties, ornamentiek,
vrije gebogen lijnen.
- Al vóór de Eerste Wereldoorlog wordt de aandacht van de Jugendstil
verlegd van het florale naar het meer geometrische, vooral in Nederland,
Duitsland en Oostenrijk. Door de stilering van de
ornamentiek wordt het eigenlijk al een overgangsvorm naar de Art
Deco.
- De Jugendstil is dus al tanende, zeker in West-Europa, maar door het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog
is er geen echte vrijheid en
creativiteit om de positieve, soms frivole Nieuwe Kunst uit te voeren. Door een
tekort aan grondstoffen wordt ook niet veel gebouwd. Er is ook niet veel
gelegenheid meer voor de decoraties van deze
bouwvorm en sierkunst, omdat de welvaart inzakt.
- Door het vele handwerk is de architectuur van de Jugendstil alleen interessant
voor
degenen die zich dat kunnen permitteren, voor de rijken. Alleen zijn die
gefortuneerden door de oorlog en veranderde maatschappij verarmd en als dat niet zo is,
dan zijn ze nogal snel verveeld en willen weer wat anders, wat nieuws.
- Na de Eerste Wereldoorlog is er in de architectuur in Nederland meer aandacht voor
bijvoorbeeld de Amsterdamse School
(een soort Art Deco, alles wordt wat rechter, strakker, ondanks de decoraties toch
veel minder weelderig dan bij de Jugendstil) en de Nieuwe
Zakelijkheid (beton, staal, glas, blokkendozen, men verfoeit decoraties). De vrije,
luchtige, losse, wispelturige, jonge geest van de Jugendstil komt voor de
bouwkunst niet meer terug, zeker in Nederland niet, maar handhaaft zich vooralsnog voor interieurs,
handwerkproducten, sieraden e.d. tot ca. 1925. In Nederland heeft de Jugendstil
wat langer kunnen bestaan omdat wij niet ernstig gehinderd werden door de Eerste
Wereldoorlog (grote delen van Europa en de rest van de wereld werden zwaar
getroffen door de oorlog).
Er is altijd veel interesse in de Jugendstil, maar die uit zich niet in de
bouwkunst. In de jaren '60 van de 20e eeuw is er een kortstondige opleving van
de Jugendstil, vooral in kleding en grafische producten, wellicht door de
flower-power-tijd (de hippies verlangen terug naar de natuur) en omdat men merkt dat veel oude gebouwen zonder nadenken
gesloopt worden en er koude, zakelijke gebouwen voor in de plaats komen. In deze tijd hebben wel wat andere kleuren de voorkeur,
vaak met oranje erbij. Voorbeeld.
Bij de hedendaagse architectuur is de aandacht van kopers en bouwers vooral
gericht op woningen in 30-er-jaren-stijl, vaak omdat men waardeert dat er over het algemeen meer
tijd en zorg aan die woningen besteed wordt. Dat type woningen heeft de
charme van aandacht voor details, en heeft soms toch ook elementen uit de
Jugendstil. Naast volledig historiserende Neo-Jugendstil die een enkele keer bij
een renovatie voorkomt, zien we, zeker na ca. 2000, meer nieuwbouwprojecten met woningen en
appartementengebouwen met een aantal bekende Jugendstil-kenmerken zoals een ronde boog bij de
loggia, wat zwieriger snijwerk, tegelwerk in natuurlijke kleuren e.d.
De ontwerpen van de foto's hieronder zijn van Roggeveen
& Piso architecten en Trae
Architect.
Zie ook Retro-architectuur (New-Urbanism).
- de Belg Victor Horta laat steenbewerkers/beeldhouwers
vaak van verkleinde voorbeelden gebruik maken (in echt natuursteen, zo lijkt
het), omdat ze dan weten hoe iets er
werkelijk uit moet gaan zien; in België zijn ook Paul Hankar als
architect en meubelontwerper, Henry Clemens van de Velde als schilder,
vormgever en architect en Gustave Serrurier-Bovy als architect werkzaam met bijvoorbeeld Art
Nouveau huizen en meubels
- in Nederland is Jan Toorop een bekende vertegenwoordiger (tekeningen,
posters e.d.),
maakt G.W. Dijsselhof houtsnedes, maakt Chris Lebau grafisch
werk en glaskunst, maakt J. Thorn Prikker allerlei kunstwerken, bouwt J.W. Bosboom in Den Haag een winkelpand, en
W. Molenbroek in Rotterdam
een woonhuis dat het Witte Huis heet; G.B. Broekema bouwt in Leeuwarden een
apotheek; J.J. Post ontwerpt veel Jugendstil in de Achterhoek (pdf
over J.J. Post van Jalf Flach);
Gesamtkunstwerken werden o.m. vervaardigd door architect Johan Mutters en beeldhouwer Rien Hack in Den Haag, (Belgische) architect Henry Van der Velde en beeldbouwer Johan Altorf (Jan Altorf) in Scheveningen, architect Anton Johan Sanders (A.J. Sanders)
en beeldhouwer Arie van der Lee in Groningen
(vaak wordt H.P. Berlage genoemd i.v.m. de Amsterdamse Beurs, maar dat
kan toch eigenlijk geen Jugendstil genoemd worden. Berlage stapte over van
neo-stijlen op een soort zakelijke bouw)
- in Duitsland zijn het Otto Eckmann (schilder, graficus, ook in het
tijdschrift Jugend; de zwaan was zijn favoriete onderwerp en werd een hoofmotief
van de Jugendstil), Paul Möbius (architect, tentoonstellingspaviljoen
Leipzig) en August Endell (architect)
- in de VS Louis Comfort Tiffany (glas-in-lood-lampen e.d.)
- in Spanje Antoni Gaudí (architectuur, organisch
bouwen, Sagrada Familia; weelderig)
- in Frankrijk René Lalique (glaskunst, sieraden) en Hector Guimard
(Parijse metro-ingangen)
- in
Tsjechië Alfons Maria Mucha (posters, boekomslagen e.d.), in Engeland Aubrey
Beardsley (tekenaar, graficus) en Arthur Heygate Mackmurdo
(architect, graficus)
- in Schotland Charles Rennie Macintosh,
- in Italië Pietro Fenoglio (architect)
- in Oostenrijk Otto Wagner (architect), Gustav
Klimt (schilder, tekenaar; symbolist) en Rudolf Steiner (filosoof en
architect, Vrije School).
De verspreiding van de toegepaste kunst van de Jugendstil is in belangrijke mate te danken aan
winkels ("toonzalen") voor binnenhuiskunst, die naar voorbeeld van de bekende winkel
L'Art Nouveau in Parijs van Siegmund Bing ontstonden. In deze winkels konden kapitaalkrachtige cliënten artistieke producten kopen van bekende vaderlandse
sierkunstenaars. Naast gebruiksvoorwerpen, meubels e.d. koopt men ook schilderijen, posters e.d. zodat men zijn woning in één stijl kon
inrichten: in Nederland waren dat o.m. Arts & Crafts in Den Haag en 't Binnenhuis in
Amsterdam (vooral meubelontwerper Jac. van den Bosch leverde producten voor dit
Atelier voor Woninginrichting).
De Jugendstil kent vele synoniemen waarmee landelijk en regionaal een eigen
variant wordt aangegeven, maar ook als minder positieve term van tegenstanders
en waarschijnlijk ook van kunstenaars met zelfspot (met dank aan Skiouros):
Age of Doodling, Arte Floreale (Italië), Arte Joven (Catalaans), Art Nouveau (België, Nederland, Engeland),
Arte Nuova (Italië), Bandwurmstil,
Belgische stil, Darmstadt Stil, École de Nancy, Eel Style, Estilo Modernista, gereizter Regenwurm, Glasgow
Style (meer lineaire stijl),
Golfstijl, Jugendstil
(Duitsland, Nederland), Leliestijl, Liberty of Liberty Style (Italië, Spanje, Latijns-Amerika; naar winkels met dezelfde naam die producten uit deze beweging
importeerden), Lilienstil, Lily style, Lo Stile Liberty (Italië), Modern Style, Modern (Rusland), Moderne
Strumpfbanlinien, Modernisme, Modernismo (Spanje), Neustil, Neu Stil, Neudeutsche Kunst, Nieuwe
Kunst (Nederland), Nieuwe Stijl, Noodle Style, Nudelstil, Palingstijl (Brussel), Peitschenstil, Schnörkelstil, Secesija,
Secesja (Polen), Sezession (Duitsland), Secession (Oostenrijk), Sezessionsstil, Sezessionstil,
Skønvirkestil (Denemarken), Slaoliestijl, Stile
floreale (Italië), Stile Inglese, Studio Stil (Duitsland, naar het Engelse
tijdschrift The Studio), Style 1900, Style Anguille, Style Coup de fouet, Style
Guimard (vanwege Hector Guimard van de Parijse metro-ingangen),
Style Liberty (Italië), Style Maxim's, Style Métro (naar de Guimard-ingangen
van de metro in Parijs), Style nouille (d.i. noedel-stijl,
spaghetti-stijl; Frankrijk), Style sapin (Zwitserland), Style ténia
(lintwormstijl; Frankrijk), Style vague (golfstijl), Szecesszió (Hongarije),
Tiffany (VS), Veldeschstil (naar Henry Van de Velde), Wellenstil, Whiplash Style, Yachting
Style (naar de scheepshutten bij de Wereldtentoonstelling van 1900 waar werken worden tentoongesteld van kunsthandel Bing), Zweepslagstijl.
voorloper jugendstil: eerste nummer van the studio, tekening
van de jonge aubrey beardsley, 1893:
voorloper jugendstil: stoel lacma van arthur heygate
mackmurdo, duidelijke jugendstil-invulling van de rugleuning, terwijl de
rest van de stoel nog sober (klassiek) is; ca. 1883 (tentoongesteld in 1885):
al echt jugendstil waarschijnlijk, "de bruid", 1892-1893 (thorn
prikker):
zweepslagstijl; hoe de wat gestileerde versie
van de jugendstil aan haar bijnaam "slaoliestijl"
komt; de haren doen ook wel denken aan een japanse stenentuin;
tekenaar
jan toorop (afbeelding public domain, bron europeana,
met dank aan stedelijk
museum):
floraal voorbeeld van een jugendstil-affiche (copyright europeana):
jugendstilhuis in nova paka, tsjechië (rondom1900):
jugendstil, hôtel ciamberlani, elsene, brussel, arch. paul hankar, 1897;
let op ronde bogen rond de ramen en op de gedetailleerde sgraffito;
klik voor groter (ben2,
wikipedia):
gebogen raampartij, hotel hannon, brussel (rondom1900):
decoratie over groot deel van de gevel, bijzondere dakondersteuning,
praag; klik voor groter! (rondom1900):
jugendstil, gustav klimt, de kus, 1907; klik voor
groter (wien schloss belvedere, oostenrijk):
op de overgang naar jugendstil:
ook een voorloper jugendstil: symbolisme-werk van gustav klimt, dat toch al neigt naar de
jugendstil; allegorie der skulptur, 1889; klik
voor groter (wikipedia):
*) We gebruiken in Nederland vaak de term Jugendstil, meer
dan Art Nouveau, waarschijnlijk omdat:
- Duitsland eind 19e eeuw de leidende industriestaat was en Duits als taal meer
invloed kreeg dan het Frans; het Duitse keizerrijk onder Wilhelm II was een Kulturnation
geworden (hoewel die term een aantal decennia later ook wel een negatieve klank
had), "een land van dichters en denkers"; denk ook aan de Duitse term Gesamtkunstwerk
- deze bouwstijl in
Nederland over het algemeen iets eenvoudiger en strakker is dan de Franse
en Belgische Art Nouveau.