Smeedijzer
is de naam van het uit ijzererts verkregen ijzer waarmee gesmeed kon worden, een
soort voorloper van "staal".
Wanneer een soort veldoven met houtskool een temperatuur van 1100-1200 graden
Celsius heeft bereikt, wordt ijzererts (oer, ijzeroer) in de veldoven gebracht.
Het ijzererts reageert met de gassen uit de gloeiende houtskool, waardoor een
gesinterde ijzerkoek ontstaat. De gloeiende ijzerkoek wordt gesmeed om alle
verontreinigingen zoals zand en het zogenoemde slak uit de koek te verdrijven en
gelijktijdig om de gewenste vorm te verkrijgen. Smeden gebeurt door met
een grote hamer op de ijzerkoek te slaan. De ijzerkoek bevindt zich vaak op een
hard aambeeld. Het ijzer dat hierbij gevormd werd, werd smeedijzer
genoemd.
Tijdens dit proces werd blijkbaar ook het koolstofgehalte van het ijzer
verlaagd, waardoor het een voorloper van staal genoemd mag worden.
Met smeedijzer kon men gereedschappen en wapens maken. Later werd dit proces
verbeterd door de hoogoven, waarmee door blaasbalgen extra zuurstof werd
toegevoerd en een hogere temperatuur ontstond. Het gebruik van steenkool maakte
de smid minder afhankelijk van de houtskoolproductie.