Glas
is een hard, meestal doorzichtig materiaal, bij hoge temperatuur
(ca.
1300 graden Celsius) gefabriceerd uit gesmolten zand, kalk en soda.
Toepassingen van vlakglas zijn onder meer: ruiten
in ramen en deuren, tafels e.d.; in
de bouw wordt glas vaak toegepast als lichtopening en bescherming van
een gebouw tegen
weersinvloeden.
Het basismateriaal van glas, silicium, heeft een zodanige opbouw van de moleculen dat bij afkoeling geen kristallisatie optreedt. Hierdoor wordt het materiaal glasachtig. Het doorzichtig zijn van glas moet dan ook gezocht worden in de
molecuulstructuur van het silicium
(periodiek
systeem van Lenntech).
Soorten
glas zijn o.m. (bron Glaspunt
en Steinfort):
- brandwerend glas: gelaagd glas met blanke tussenlagen die opzwellen wanneer ze worden blootgesteld aan
vuur
- craquelé-glas: gelaagd glas waarvan de middelste ruit is stuk geslagen; doordat de
"gebroken" ruit zit opgesloten tussen de andere ruiten kunnen de blokjes niet van hun plek
- draadglas: een glassoort met in het glas, als wapening, metalen draden in een meestal vierkant rasterpatroon
- dun glas: glas met een dikte tussen 0,4 mm en 2,0 mm, vervaardigd via het float- of trekproces en gewoonlijk bestemd voor geavanceerde industriële
toepassingen
- figuurglas: glas waarop een patroon wordt aangebracht door het terwijl het nog zacht is tussen twee walsen te laten glijden, waarvan er één is voorzien van een decoratief
patroon
- floatglas (vlakglas, vensterglas): glas dat wordt geproduceerd door gesmolten glas over een bad gesmolten tin te laten lopen, en vervolgens langzaam te laten afkoelen zodat een vlakke glasplaat wordt
gevormd; het zo geproduceerde glas is bijzonder soepel; floatglas kan blank of gekleurd zijn, en er kunnen isolerende coatings op worden aangebracht, voor bescherming tegen de hitte of
koude; floatglas dat volgens deze methode is geproduceerd, is in 1959 ontwikkeld
door Pilkinton Brothers (de ruitkant die op het tin lag, de "tin side"
of "bottom face", is verschillend van de "air side": het
vermogen om egaal glad te worden, en daarmee de "zeembaarheid", is aan
de tin-kant slechter dan aan de lucht-kant)
- gehard of thermisch bewerkt glas of veiligheidsglas:
glas dat door een thermische of chemische behandeling sterker wordt gemaakt
- gelaagd glas: veiligheidsglas bestaande uit twee of meerdere glasplaten die worden verbonden met één of meerdere blanke of gekleurde plastic
tussenlagen
- hoog-rendement glas (isolatieglas HR++): warmte-isolerend glas waarop een uiterst dunne, onzichtbare metaalcoating wordt aangebracht, waardoor het glas aanzienlijk beter geïsoleerd is tegen hitteverlies en
kou
- melkglas: een doorschijnend glas dat door toevoeging van beenderas (beendermeel, calciumfosfaat, Ca3PO4), tinoxide (SnO2) of calciumfluoride (vloeispaat, CaF2) ondoorzichtig is gemaakt
- spiegelglas: (a) glas dat reflecterend wordt gemaakt door aan één zijde een zilverlaag aan te
brengen (b) een oudere naam voor een betere kwaliteit vensterglas (spiegelglas
dankt zijn naam aan het feit, dat het vroeger hoofdzakelijk voor het
vervaardigen van spiegels werd gebruikt, terwijl het goedkopere vensterglas
bestemd was voor beglazing; bij spiegelglas ontbreken de vaak hinderlijke
trekstrepen van het vroegere vensterglas)
- verzilverd glas: verzilverdglas is reflecterend gemaakt door aan één zijde een zilverlaag aan te
brengen
- constructief glas: glas dat dragend is (structural
glazing) of voor zeer specifieke constructieve of bouwkundige
toepassingen (zeer breed, zeer lang, gebogen o.d., kijk eens bij IFS
Building Systems en Octatube).