Vloerverwarming is een systeem om een ruimte te verwarmen door gematigd warm water via een
omvangrijk en gelijkmatig verdeeld buizenstelsel te leiden dat
zich in de vloer bevindt. De kamertemperatuur wordt op deze manier
mede bepaald door de warmteafgifte van de vloer. Omdat de warmte vanuit de vloer omhoog gaat, zijn er meestal geen
radiatoren meer nodig. (Bij elektrische vloerverwarming bestaat het "buizenstelsel" uit een soort elektrische deken.)
Het doel van vloerverwarming is vooral comfort en esthetiek:
- een kamer met een gerieflijke, behoorlijk constante temperatuur
- een prettig warme vloer
- de warmte wordt gelijkmatig over de kamer verdeeld
- in de kamer zijn, bij gebruik van vloerverwarming als hoofdverwarming, geen radiatoren en andere ontsierende en
ruimtegebruikende warmtegevende objecten nodig.
De Romeinen waren zich al zeer bewust van het nut van vloerverwarming (zie hypocaustum
en thermen).
Aan vloerverwarming worden wel wat eisen gesteld aan "de omgeving" en er zijn een fors aantal aandachtspunten.
Omdat de buizen in de vloer liggen en vrij dicht onder de vloerbedekking/vloerafwerking
(plavuizen,
natuursteen, laminaat, parket o.d.) wordt het water op een gematigde temperatuur gebracht
(max. ca. 30 graden C, zie Toptimaal in de tabel hieronder).
Hierdoor blijven zowel vloer als vloerbedekking in goede conditie en is de
uiteindelijke temperatuur in de ruimte niet te hoog (23-25 graden op de vloer lijkt goed); ideaal is geen extreme krimp of uitzetting,
geen scheuren, geen condensatie, geen delaminatie. Door de
vrij lage temperatuur moet de afstand tussen de buizen vrij gering zijn, circa 10 cm (bij hoofdverwarming). Daardoor wordt de vloer gelijkmatig verwarmd en voldoende warm om de temperatuur in de ruimte als gerieflijk te ervaren.
Meestal wordt vloerverwarming in slechts een deel van het huis toegepast en op basis van een
hoge-temperatuur warmtebron waarbij het water in de vloerverwarmingsbuizen
omgezet wordt in lage temperatuur. Dit wordt een secundair LTV-systeem genoemd:
LTV
staat voor Lage-Temperatuur-Verwarming en secundair wil zeggen dat het
water met hoge temperatuur wordt "omgezet" naar lage temperatuur (lage temperatuur
verwarming). Omdat het water in de huizen van de vloerverwarming een
relatief lage temperatuur heeft, kan er niet met één zeer lange buis worden volstaan (het water zou al snel al zijn warmte aan het eerste deel van de vloer geven). Daarom is voor elke circa 10 m2 vloer een apart circuit nodig.
Het warme water van de circuits is afkomstig van de zogenoemde
verdeler (groepenverdeler) die het warme water op de gewenste temperatuur naar de diverse circuits
(zones) stuurt en het afgekoelde water weer naar de warmtebron leidt.
De aanvoer van het warme water is afkomstig van de cv-ketel,
warmtepomp, zonneboiler of, onder voorwaarden,
stadsverwarming
(dit wordt soms opwekkingstoestel genoemd, we zullen hier steeds over
warmtebron spreken).
Eventuele verschillen in lengte van het circuit kunnen voor ongelijke vloertemperaturen zorgen. Daarom zijn
inregelafsluiters nodig waardoor de verschillende groepen onder gelijke druk staan. Ook als een ruimte minder warmte nodig heeft, kan dit met de inregelafsluiter worden geregeld.
Kortom: in de vloer ligt een aantal gelijkmatig over de vloer verdeelde, lange buizen waarin het warme water (vanuit de verdeler) door de vloer weer naar de verdeler wordt geleid. Vanuit de verdeler wordt dit afgekoelde water naar de warmtebron geleid waar het weer verhit wordt.
Let op: een nieuwe constructie- of dekvloer van beton, zandcement e.d. met
vloerverwarming kan thermische spanningsscheuren gaan vertonen door het in- en
uitschakelen van de vloerverwarming. Zorg daarom in de beginfase altijd voor een
vrij lage temperatuur van de vloerverwarming, zodat het verschil tussen
vloerverwarming "aan" en "uit" niet te groot is.
(Scheurvorming van een constructie- of dekvloer kan het scheuren of opbollen van
bijvoorbeeld een gelijmde PVC-vloer tot gevolg hebben.)
Overigens, naast vloerverwarming zijn er ook wandverwarming en plafondverwarming.
Plafondverwarming en ook wel wandverwarming hebben het nadeel dat
de verwarmde lucht niet (vanaf de vloer) opstijgt, zoals bij vloerverwarming dus
dat de vloer niet zo warm is, maar een klein voordeel dat er geen belemmeringen
zijn van vloerbedekking (laminaat e.d.), kleden, banken, stoelen, kastjes e.d.
Optimale en maximale temperaturen
van de vloeroppervlakte (conform ISSO 49, met dank aan WTH):
toepassing van de ruimte (met
voorbeeld)
T optimaal
T max
men zit er voornamelijk stil
(woonkamer, school, kerk)
25 °C
29 °C
natte ruimtes (badkamer,
zwembad)
27 °C
31 °C
men is voortdurend in beweging
(gang)
22 °C
25 °C
er wordt langdurig stilgestaan
(tekenkamer)
23 °C
27 °C
er wordt nauwelijks verbleven:
(koude stroken langs glas, hal)
(stallen)
(wegenbouw)
29 °C
22-29 °C
34 °C
2 °C
principe van vloerverwarming, hier "gelegd" met een gipsvezel noppenplaat,
systeem variokomp; klik voor groter (technea):
vloerverwarming, wandverwarming en plafondverwarming (warp-systems):
- Vloerverwarming zorgt voor aanzienlijk meer wooncomfort: de vloer is warm, verwarmt zo de gehele ruimte en de warmte is gelijkmatig verdeeld over
de vloer en over de ruimte; dus ook prettige warmte voor je voeten en voor kruipende peuters, en ook in de winter.
- Vloerverwarming is onzichtbaar: geen radiatoren nodig, want de
verwarmingsbuizen zijn in de vloer ingebouwd. Overigens moet de verdeler wel een plaatsje
krijgen.
- Er is meer ruimte, omdat er geen radiatoren nodig zijn. Meer muuroppervlakte
is te gebruiken omdat er geen radiatoren voor staan, geen geforceerde vensterbanken boven radiatoren en de hele wand met "buiten"
kan van glas zijn (als men dat zou willen).
- Vloerverwarming kan energiebesparend zijn: ca. 15%, waarschijnlijk door de lagere temperatuur van het water in de leidingen,
door langzame warmte-afgifte (de vloer blijft meestal vrij lang warm) en door de
gelijkmatige verwarming van de ruimte vanaf de vloer. Daardoor kan de thermostaat
wellicht 1 of 2 graden lager voor hetzelfde gevoel als bij verwarming via radiatoren.
Of deze energiebesparing opweegt tegen de kosten van aanschaf, installatie en
inregelen is afhankelijk van wat gebouwd of verbouwd moet worden.
- De luchtkwaliteit is beter: door de spreiding van de warmte over de vloer en de lagere temperatuur heb je minder stroming van lucht in huis (er zijn geen zeer hete radiatoren, er wervelt minder
stof vanaf de stofvangende radiatoren of convectorputten).
- Sommige systemen kunnen ook koelen (bijvoorbeeld als een warmtepomp de
warmtebron is), dus dan heb je 's zomers ook wat aan je vloerverwarming
("vloerkoeling", maar koel het water bij bijvoorbeeld houten en laminaat gebruikersvloer niet al te veel en te snel
af i.v.m. krimp en mogelijke condensatie. Als er geen condens-bewaking is, en
dat zal meestal zo zijn, houd de temperatuur van het koelwater dan boven de 18
graden C. Een ander voordeel in dit verband: "Verkoelen met vloerverwarming wordt ervaren als aangenamer dan een airco".
- Door de gelijkmatige warmteverdeling kan de relatieve vochtigheid wellicht wat beter
zijn, in ieder geval constanter.
- Vloerverwarming heeft geen onderhoud nodig, wordt wel beweerd. Dat is
gedeeltelijk waar. De radiatoren hoeven inderdaad niet meer schoongemaakt te
worden en na verloop van tijd hoef je de oude radiatoren niet uit het zicht te
brengen met
radiatorbekleding. Wel moet natuurlijk de verdeler onderhouden worden
en na verloop van tijd vervangen worden.
- De ondergrond voor de verwarmingsbuizen moet vlak en stabiel zijn (een oude, buigende houten vloer zal vervangen moeten worden).
- Bij gebruik van vloerverwarming als hoofdverwarming moet de woning goed geïsoleerd
zijn, in ieder geval de ruimten met vloerverwarming, anders duurt het te lang voor het wat warmer is in de ruimte (of, als je de thermostaat hoog houdt, kost het
veel energie als het huis slecht geïsoleerd is). Naast een grote raampartij die niet goed geïsoleerd is, kan het kouder zijn omdat vloerverwarming de lucht op die plaats niet snel genoeg verwarmt. Door de afstand tussen de buizen daar te verkleinen wordt meer warmte toegevoerd; daarmee kan
een geringe koudeval bij een raam mogelijk worden opgeheven.
- Als de thermostaat op "laag" wordt gezet (meer dan een paar graden lager dan
de comfortabele temperatuur), duurt het vaak zeer lang voordat de ruimte
is opgewarmd. In verband met de lange opwarmtijd van 4 uur of meer wordt geadviseerd de thermostaat van die ruimte bij afwezigheid nauwelijks lager te
zetten (hooguit 1 of 1,5 graad), dan warmt het systeem gemakkelijker op als je wel aanwezig bent. Wanneer een huis bewoond is, laat dan de thermostaat ook 's nachts op een behaaglijke stand staan. Bij langdurige afwezigheid, bijvoorbeeld een lange vakantie buitenshuis, kan natuurlijk de thermostaat wel lager.
Meer over de opwarmtijd.
- Aanschaf, installatie, plaatsing en inregeling is duurder dan traditionele verwarming met radiatoren. Eigenlijk is vloerverwarming uitsluitend lonend bij nieuwbouw of een forse
renovatie (door alle kosten,
door de hoge opbouw van de vloer incl. isolatie dus deuren inkorten enz., rommel). Bestaande houten vloeren moeten vaak verwijderd worden omdat een niet-buigende, vlakke vloer vereist is.
Denk aan extra vloerisolatie i.v.m. energiekosten en comfort. De kosten van vloerverwarming variëren van 40 tot 75 euro per vierkante meter incl. materialen, installatie en plaatsing, uiteraard afhankelijk van wat moet worden aangepast.
Wanneer de houten vloer van 40 m2 verwijderd moet worden, kost een nieuwe
betonvloer incl. isolatie en vloerverwarming al gauw 10.000 euro.
- De opbouwhoogte van een vloer voor vloerverwarming is al gauw 10-15 cm en die
is er niet zomaar, zeker niet in oudere huizen.
Ook bij nieuwbouw moet in een vroeg stadium met de opbouwhoogte rekening
worden gehouden. Bij een oude vloer kan isolatie boven de constructievloer met bijvoorbeeld Kingspan Optim-R
van 2 cm dikte toch al een R-waarde van 2,85 m2 K / W geven, dus wellicht het overwegen
waard. Isolatie onder de
constructievloer met Tonzon kan zelfs een R-waarde van 5 geven, maar dan wordt door de
vloerverwarming nog steeds de oude vloer van boven verwarmd.
- Niet iedere vloerbedekking is toegestaan, zeker geen dikke textiele
vloerbedekking en hout en laminaat ook uitsluitend de
wat dunnere soorten (hout isoleert enigszins; gebruik dus geen dikke planken
parket maar max. 16 mm dik; "houtsoorten eiken, merbau, kambala, wengé,
afzelia, eiken gestoomd, padoek en teakzijn waarschijnlijk geschikt) en geen
dik tapijt (en bij voorkeur ook niet over
grote oppervlakten). Zeker niet alle soorten zijn geschikt! Bij voorkeur geen vilt e.d. tussen ondervloer en laminaat/hout/tapijt. Geen gelakte vloeren.
Keramische tegels of natuursteen is goed: deze tegels geleiden de warmte goed waardoor de vloer sneller
opwarmt (ze hebben een lage warmteweerstand): een
lijst met warmteweerstanden
(warmtegeleidingscoëfficiënten) van vloerbedekkingen en ondervloeren die alle geschikt zijn bij vloerverwarming als
hoofdverwarming
- Het is duidelijk niet de bedoeling dat de constructievloer wordt verwarmd: de constructievloer moet goed geïsoleerd worden van de
verwarmingsbuizen. (Als dat mogelijk is, bij infrezen van de ledingen
natuurlijk moeilijk uit te voeren.)
- Een groot deel van de vloer moet vrij gehouden worden van vloerkleden
en grote meubels die de opstijgende warmte tegenhouden e.d. (onder meubels en tapijten kan warmte zich
ophopen).
- Als men huisdieren heeft, moet men regelmatig stofzuigen en gladde vloeren bij voorkeur ook dweilen.
- Vloerverwarming is lage temperatuur verwarming (ltv). Als de
cv-installatie geen ltv-verwarming
geeft, moet er een soort thermostaat zijn die de 60-70 graden C van het cv-water naar ca. 35 graden C brengt.
- Er moet plaats zijn voor de verdeler/leidingkoppelingen (in een
kast, onder de trap o.d.). De verdeler zelf wordt oneerbiedig wel eens het varken
genoemd.
- Bij vloerverwarming wordt het duidelijk wanneer er een probleem is met
tocht, koudebruggen of koudeval (bij een raam). Radiatoren verbloemen die
problemen vaak door de meestal veel hogere, lokale temperatuur.
- Let bij houten en laminaat vloeren op dat de temperatuur vrij stabiel blijft, om werken van het "hout" te vermijden.
Bij het in gebruik nemen van de vloerverwarming (en ook het weer in gebruik
nemen na een zomer):
(a) De allerleerste keer, na aanleg vloerverwarming bij cementachtige of andere
natte dekvloeren: doe dit pas na volledig drogen
van de vloeren!
(b) De eerste keer dat je de vloerverwarming aanzet, begin je met een zo laag
mogelijke temperatuur (kamertemperatuur of lager). Na een aantal uren, als de
vloer een tijdje enigszins verwarmd is, stop je het verwarmen.
(c) Stapsgewijs mag de vloerverwarming een paar graden hoger. Laat tussen
het verhogen van de temperatuur de veloerverwarming een dag rusten. Hierdoor krijgt de afwerkvloer (hout, laminaat, tegels e.d.) niet te veel "opduvels".
- Bij een verbouwing kan het moeilijk zijn de vloerverwarming aan te passen aan de grotere of veranderde ruimte(n).
- Een lek in een verwarmingsbuis wordt door de opbouw van de vloer en de vloerafwerking vaak laat ontdekt,
de exacte plaats van het lek is moeilijk te traceren en het geheel geeft veel narigheid. De vloer is meestal grotendeels nat. Vloerbedekking moet weg, vloer openbreken, herstelwerk vloerverwarming, nieuwe vloerbedekking uitzoeken, wachten op
droge vloer (bij een nat bouwsysteem, zie verder, dat wachten kan weken duren)
en daarna pas nieuwe vloerbedekking leggen. Laat het aanleggen van de vloerverwarming daarom
over aan een gerenommeerd bedrijf; positieve persoonlijke ervaringen in een vergelijkbare situatie zijn belangrijk (kijk voor aandachtspunten bij het artikeltje over
aannemers).
- De zogenoemde intelligente thermostaten moeten selectief gebruikt worden. Let op dat de verwarming niet
onnodig aanslaat bij langere perioden van afwezigheid.
- Er bestaat ook elektrische vloerverwarming (infrarood vloerverwarming,
IR-vloerverwarming). Elektrische
vloerverwarming heeft het voordeel dat de opbouwhoogte zeer gering is in
vergelijking met vloerverwarming via waterhoudende buizen en dat het de vloer
snel opwarmt. Elektrische vloerverwarming heeft als nadeel (i.v.m. de
warmtepomp) dat ze niet kan koelen en verbruikt ook veel elektriciteit en kan daardoor relatief duur zijn in het gebruik. Dit laatste
is minder belangrijk (a) bij een kleine ruimte (zeker als men niet permanent in
die ruimte verblijft), of (b) bij het zelf opwekken van energie met bijvoorbeeld
pv-panelen (zeker als ook nog gesaldeerd kan
worden; salderen wil zeggen dat de door u
aan het openbare net geleverde elektriciteit door het energiebedrijf verrekend wordt met de door u
van het openbare net afgenomen elektriciteit; met verrekenen wordt natuurlijk bedoeld dat
het energiebedrijf de leveringsprijs en afnameprijs niet teveel laat verschillen).
Elektrische vloerverwarming is beschikbaar in verschillende capaciteiten, vaak van
50 tot 500 W/m2, bijvoorbeeld van 160 W/m2. Van onder naar boven zal deze vloerverwarming bestaan uit:
reflecterende folie, isolerende laag,
verwarmingsfolie, waterafstotende folie tegen vochtdoorslag van boven. Op de
folie wordt bijvoorbeeld laminaat of pvc gelegd. In een hogere capaciteit (vanaf
160-220 W/m2) is deze vloerverwarming voor die betreffende ruimte
geschikt als "hoofdverwarming"; de capaciteit is mede afhankelijk van
de isolatiegraad van die ruimte. Elektrische vloerverwarming zal door de relatief hoge energiekosten zelden als
volledigehoofdverwarming fungeren.
- Voor bijverwarming, naast vloerverwarming, kunnen eventueel infraroodpanelen
worden toegepast: de vloerverwarming warmt traag op maar het infraroodpaneel
geeft snel (gerichte) warmte.
compacte verdeler met uitleg onderdelen; hier is geen verschil in kleur
zichtbaar tussen aanvoer en retour, maar vaak is de ondergroep rood
(aanvoer, warm) en de bovengroep blauw (retour, koud); klik voor groter (vloerverwarmingnederland):
A pomp
F temperatuurmeter retourwater
B thermostaatknop (aanvoer warm water)
G aanvoerleiding vloerverwarming
C retourventiel (retour naar
warmtebron)
H retourleiding vloerverwarming
D maximaalbeveiliging
I ontluchtingsventiel
E temperatuurmeter aanvoerwater
Iets meer over de opwarmtijd
Er zijn best wel vaak klachten over de lange opwarmtijd van vloerverwarming, ook
in combinatie met een warmtepomp. Daarom wordt regelmatig aangegeven de
ruimtethermostaat 's nachts niet veel lager te zetten; bij een zeer goed
geïsoleerd huis is dat geen probleem. Met veel aspecten kan, zeker in een vroeg
stadium, rekening gehouden kan worden.
Overigens, door de lage opbouwhoogte en directe aansturing is de opwarmtijd van
elektrische verwarming, vooral die via het matten-systeem, meestal geringer dan
niet-elektrische.
De opwarmtijd ofwel "de tijd tussen aangaan van de verwarming en het
bereiken van de door de kamerthermostaat ingestelde temperatuur in de
kamer" is onder meer afhankelijk van:
- verschil in temperatuur gewenst en reëel (ofwel: op thermostaat
ingestelde temperatuur en kamertemperatuur); hoe hoger het verschil des te
langer de opwarmtijd (het lager zetten van de gewenste temperatuur op de
kamerthermostaat, door de gas-crisis van 2022, maakt het wel kouder in de kamer,
maar verkort tenminste wel de opwarmtijd; of we dat ook zo ervaren is een andere
vraag)
- mate van thermische isolatie van de ruimte en het huis; hoe slechter de
isolatie des te langer de opwarmtijd, omdat veel warmte snel verdwijnt (bij een
minder goed geïsoleerd huis speelt ook de buitentemperatuur een grotere rol dan
bij een zeer goed geïsoleerd huis; bij slechte isolatie is er veel
warmteverlies dat, naast het opwarmen van de ruimte zelf, ook weer moet worden
aangevuld)
- inregelafsluiters op de verdeler staan foutief ingesteld waardoor de
zones (groepen) verkeerd aangestuurd worden en bijvoorbeeld naar de huiskamer te
weinig warmte sturen; correct instellen van de inregelafsluiters van de verdeler
zodat elke zone de
voor die zone benodigde hoeveelheid warm water ontvangt
- circulatiepomp van de verdeler heeft te weinig kracht of staat op een
te lage stand; het kan zijn dat de circulatiepomp te weinig kracht heeft of dat
de stand van de pomp te laag is ingesteld, waardoor minder warm water wordt
doorgevoerd dan wenselijk én mogelijk is
- aanvoertemperatuur van het water in de leidingen (bij lagetemperatuurverwarming,
zoals bij vloerverwarming en ook meestal bij een warmtepomp meestal laag geeft
het systeem relatief weinig warmte af); hoe lager de aanvoertemperatuur des te
langer de opwarmtijd
- verschil in temperatuur van aanvoer- en retourwater (delta T); bij een warmtepomp is die delta T veel kleiner dan bij een cv-ketel waardoor de warmtepomp waarschijnlijk veel eerder stopt met opwarmen van het water in de
leidingen; hoe kleiner de delta T betekent vaak des te langer de opwarmtijd
(vaak wordt 10 graden C als delta T aangenomen, maar bij extreem goed
geïsoleerde huizen kan dat wat lager zijn; eigenlijk 10 Kelvin maar dat is voor
de gebruiker hetzelfde)
- diameter van de leidingen naar de vloerverwarming en van de vloerverwarming
zelf; de diameter van de leiding heeft invloed op het debiet, dus bijvoorbeeld
het aantal liter warm water dat per uur door de leiding stroomt (het debiet is
volume per tijdseenheid tijd ofwel oppervlakte doorsnede maal gemiddelde stroomsnelheid);
hoe kleiner de diameter van de leidingen des te langer de opwarmtijd (alle
leidingen in het circuit kunnen meetellen, afhankelijk van de situatie)
- lengte van het traject (van een zone); bij een te lang traject is het warme water fors afgekoeld als het
terugkeert bij de verdeler; de vloerverwarming is daarom meestal ingedeeld in
een aantal zones die elk gestuurd worden vanaf de verdeler zodat voor
elke zone als ideaal geldt dat ook aan het eind van het traject nog warm water
beschikbaar is om de ruimte op die plaats te verwarmen; verdeel eventueel een
ruimte in meer zones om het traject (voor elk van die zones) te verkorten; hoe
langer het traject des te langer de opwarmtijd
- lengte van het totale traject; wat voor een zone geldt, geldt ook voor
het geheel van de vloerverwarming: er moet voldoende warm water beschikbaar zijn
(in liter/uur bijvoorbeeld) om alle zones van voldoende warm water te voorzien
- teveel haardspeldbochten in de leidingen waardoor de druk te hoog wordt
en de warmtebron afschakelt en dus (hopelijk tijdelijk) minder warmte meer geeft
- afstand tussen de leidingen in de vloer; bij een korte
hart-op-hart-afstand kan er per tijdseenheid in die kamer meer warm water
verplaatst worden en daarmee meer warmte aan de kamer worden afgegeven; hoe
groter de hart-op-hart-afstand (h-o-h) tussen de leidingen hoe langer de
opwarmtijd; vaak is die afstand 100-125 mm maar af en toe lees je ook wel 75 mm
(overigens moet hierbij wel rekening gehouden worden dat er voldoende warm water
is om ook daadwerkelijk het einde van de leiding ook van warm water te voorzien;
dus juist bij een kleine h-o-h-afstand de zones klein genoeg kiezen)
- dikte en materiaal van de laag boven de leidingen (dekvloer o.d.); als
de laag boven de leidingen dik is, dringt de warmte niet zo snel door die laag
heen; hoe dikker de laag hoe langer de opwarmtijd; als het materiaal van de
tussenlaag niet snel warmte opneemt, duurt de opwarmtijd langer
- dikte en materiaal van de (gebruikers) vloerbedekking; hoe dikker de
laag hoe langer de opwarmtijd; als het materiaal van de vloerbedekking niet snel
warmte opneemt, duurt de opwarmtijd langer
- warmteverlies door warmteafgifte naar beneden (bijvoorbeeld leidingen
rechtstreeks op constructiebeton); hoe slechter de isolatie tussen leidingen en
beton o.d. onder de leidingen, hoe langer de opwarmtijd (ook warmte-afgifte
"opzij" is belangrijk maar dat werkt vaak juist in het voordeel om de
warmte-afgifte gelijkmatiger te verdelen over de vloer)
- capaciteit van de warmtebron (cv-ketel, warmtepomp o.d.) speelt ook een rol, zeker bij
een groter temperatuurverschil; praktijkvoorbeeld: i.v.m. de energietransitie is
in een huurhuis een cv-ketel met ca. 20 kW vermogen omgewisseld voor een
warmtepomp en de bewoner ervaart nu ook dat het veel langer duurt voor zijn
huiskamer op temperatuur is (mogelijk ook door te dunne leidingen, een toch te
weinig geïsoleerd huis, een te kleine delta T en dergelijke, maar de oude
cv-ketel gaf wel een snelle opwarming)
- vuil in het circuit; na een groot aantal jaren kan het zijn dat door
vuil de doorvoer van het warme water kleiner is.
- vloer vloelt koud aan, maar ruimtetemperatuur is goed; bij extreme
thermische isolatie van het huis kan het zijn dat de vloer is verwarmd (tijdens
uw afwezigheid) en de ruimte de gewenste temperatuur heeft, maar even later de
vloer al afgekoeld lijkt (als u thuiskomt); het is hier niet de opwarmtijdtijd
die te lang is, maar het moment van opwarmen komt niet overeen bij uw
aanwezigheid
- thermostaat is warmer dan de ruimte; door zoninstraling op de
thermostaat kan de temperatuur op die plaats hoger zijn dan de gewenste
temperauur in de ruimte zelf (waardoor de verwarming afslaat en pas weer
aanslaat als de thermostaat kouder wordt).
Overigens, het systeem van leggen van de leidingen bij vloerverwarming (slakkenhuis is beter dan meander/haarspeld) zal op de opwarmtijd zelf waarschijnlijk
niet veel invloed hebben, maar wel op het comfort.
Vloerverwarming is meestal hoofdverwarming (voor de woonkamer
e.d.), maar is bij (nog) slecht geïsoleerde woningen als bijverwarming te overwegen.
Bij nieuwe woningen en andere woningen die goed geïsoleerd zijn, is
vloerverwarming als hoofdverwarming (in de woonkamer e.d.) standaard.
Voordelen hoofdverwarming
- Radiatoren kunnen vervallen in de ruimte met vloerverwarming. Wanneer
een huis redelijk goed geïsoleerd is, dan is dan kunnen de radiatoren in deze
ruimte vervallen. Bij een huis dat minder goed geïsoleerd is (vaak een ouder
huis), is het voordeel van behoud van radiatoren dat bij ernstige koude de
ruimte sneller warm is.
-
De hart-op-hart-afstand tussen de verwarmingsbuizen is bij hoofdverwarming max. 10 cm
zodat de warmte snel wordt doorgegeven aan de gehele vloer.
- De groepenverdeler ("het varken") neemt meestal nogal wat plaats in.
Nadelen hoofdverwarming
- Opwarmen van de ruimte duurt vrij lang, zeker bij een minder goed geïsoleerd
huis en forse koude.
- Door de buizen-tussenafstand van 10 cm is het een langer circuit waardoor er
rekening mee moet worden gehouden dat het water in de buizen aan het eind van
het circuit te koud is om warmte af te kunnen afstaan. Omdat de temperatuur niet
of nauwelijks hoger kan zijn, kan in dit geval gedacht worden aan meer groepen
(circuits) per ruimte.
- Installatie is duurder (meer buizen en dus meer "infrezen" o.d.
benodigd, eventueel verwijderen radiatoren).
Voordelen bijverwarming
- Met de radiatoren wordt de ruimte snel verwarmd (nodig als je in een koud huis komt
na een lange vakantie, of bij extreme
koude buiten) en kan daarna de vloerverwarming voor het comfort zorgen.
- Vaak wordt de "verdeler" met een RTL-ventiel uitgevoerd, een
RetourTemperatuurBegrenzer. Dat is redelijk goedkoop.
Nadelen bijverwarming
- Radiatoren blijven noodzakelijk in de ruimten met vloerverwarming.
-
De hart-op-hart-afstand tussen de verwarmingsbuizen is bij bijverwarming ca. 15 cm
waardoor de warmte niet zo snel wordt doorgegeven aan de vloer. Hierdoor kan de
bijverwarming in de toekomst eigenlijk niet meer of moeilijk als hoofdverwarming worden
gebruikt. Dus: probeer in ieder geval die 10 cm aan te houden, ook als
de vloerverwarming in eerste instantie bedoeld is als bijverwarming.
En bij 10 cm kan waarschijnlijk de thermostaat wat lager of is minder aanvoer
van de warmtebron nodig.
Voor vloerverwarming kiest men, afhankelijk van de (on)mogelijkheden, voor een nat of een droog systeem:
- "nat" staat voor de natte gietvloer of de natte laag
zandcement of anhydriet
die over en langs de verwarmingsbuizen wordt gestort; de vloerverwarming wordt
hierdoor één met de vloer zodat de gebruikersvloer hierop rechtstreeks
aangebracht kan worden
- "droog" houdt in dat er geen natte laag is waar de buizen in of op
liggen; de buizen liggen in voorgevormde platen en worden afgedekt met harde
platen zodat de gebruikersvloer hierop aangebracht kan worden.
Wanneer bij nieuwbouw bekend is dat er vloerverwarming moet worden aangelegd,
wordt vaak uitgegaan van "natte bouw". Zorg wel voor voldoende
thermische isolatie tussen constructievloer en verwarmingsleidingen.
Wanneer de opbouwhoogte door de vloerverwarming te hoog wordt, moeten de deuren
worden ingekort en drempels worden verhoogd. Soms is het uit praktische
overwegingen (bijna) onmogelijk vloerverwarming aan te leggen, bijvoorbeeld als
het kozijn van een glaspui of schuifpui al zeer laag ligt en de extra
vloerverwarmingslaag zou betekenen dat ook het kozijn en de schuifpui verhoogd moet worden.
- De verwarmingsbuizen liggen op de isolatielaag.
- De verwarmingsbuizen liggen in de mortel (gebruik een
wapeningsnet of staal- of kunststofvezels). Hoe vloeibaarder de mortel, des te beter worden de buizen omhuld
(des te beter is de warmteoverdracht van buizen naar afwerkvloer) en des te
vlakker is de dekvloer. Er is dus een goede warmtegeleiding
omdat de nieuwe dekvloer op en om de buis heen ligt. Vooral wanneer de onderzijde van de
drager van de verwarmingsbuizen goed geïsoleerd is, houdt dit in dat veel
warmte nuttig wordt gebruikt.
Let op: bijvoorbeeld een cementgebonden of anhydriet dekvloer moet boven de
leidingen van de vloerverwarming minimaal 25 mm dekking hebben (denk ook aan
boven de leidingen uitstekende clips o.d.; die 25 mm moet dus boven de hoogste
clip zijn, zie bij dekvloer)!
- Zorg dat de leidingen in de nog natte dekvloer niet kunnen opdrijven
(voldoende clips toepassen of een goed systeem waarbij de kleidingen strak
tussen de noppen zitten).
- Bij een dekvloer op een constructievloer zonder ontkoppelingsmat
o.d.: denk er aan dat de dekvloer sneller opwarmt dan de constructievloer en er
dus kans is op scheurvorming.
- Opbouw nat systeem: vloerisolatie (5 cm), vloerverwarming en mortel (zandcementmortel,
gietvloer of anhydriet; ca. 8 cm), vloerbedekking (gebruikersvloer). Dus in totaal ca. 13 cm boven de constructievloer (en eventueel nog sanitaire en elektriciteitsleidingen e.d. als die niet in de constructievloer liggen)
en excl. de vloerbedekking zelf.
- De verwarmingsbuizen hebben weinig ruimte om uit te zetten en te krimpen.
- Op de constructievloer komt een folie waardoor de cementlaag met buizen meer of minder onafhankelijk van de constructievloer kan bewegen (de cementlaag kan zich
door de folie niet hechten aan de constructievloer). De folie kan een warmtereflecterende folie met foamlaag van
3 of 6 mm zijn (6 mm werkt beter tegen eventueel contactgeluid, bij
appartementen).
- Randisolatie zorgt er voor dat er geen
koudebruggen zijn met de omgeving (wanden) en dat de vloer
in zijn geheel eventueel kan uitzetten en krimpen zonder scheuren te vertonen
(de dekvloer hecht zich niet aan de wanden en is, in combinatie met de folie
eronder, als het ware zwevend).
- Bij grotere of niet-rechthoekige vloeren kunnen dilataties
nodig zijn (bijvoorbeeld bij haakse en Z-vormige vlakken, bij een oppervlakte
van meer dan 40 m2, of waar twee kamers elkaar smaller ontmoeten (deur/poort)
of "uithoeken" van de grote vloer zoals een bijgetrokken
hoekkamer; een erker hoeft meestal geen dilatatie te hebben)
- Keramische tegels of een natuursteen vloer is het beste.
- Toepassingen: nieuwbouw, omvangrijke renovaties.
- Belangrijkste soorten natbouw: noppenplaten, krimpnetten, tackerplaten.
Alternatief nat systeem
- Opbouw natsysteem ingefreesd in dekvloer: vloerverwarming in gleuven in
dekvloer (0 cm), extra dekvloer/gietvloer (3-5 cm), vloerbedekking. Wat betreft
een eventuele isolatielaag: isolatie aan de onderzijde van de
betonvloer geeft geen extra opbouwhoogte; geen isolatielaag leggen óp de ingefreesde leidingen omdat die laag de warmte van de
vloerverwarmingsleidingen tegenhoudt.
Voordelen nat systeem
- schijnt wat goedkoper te zijn dan het droogbouwsysteem
- warmte wordt langer vastgehouden dan bij een droogbouw systeem (meer massa, meer
warmte-accumulatie; mogelijk
energiezuiniger)
- de vloer zelf is stabieler dan bij een droog systeem (één met de rest
van de vloer, en een werkelijk harde en vlakke ondervloer).
Nadelen nat systeem
- i.v.m. de lange droogtijd van beton en gietbeton/zandcement/anhydriet duurt het een aantal weken voordat de vloerverwarming in gebruik kan
worden genomen (bij nieuwbouw speelt dit meestal nauwelijks een rol omdat het
constructiebeton en dekvloer toch moeten drogen)
- een iets langere opwarmtijd (ingebed in mortel dat eerst warm moet worden)
- door warmte-accumulatie in de cementvloer gaat de warmte-afgifte van de vloer door na bereiken van de gewenste
temperatuur (een intelligente thermostaat kan hier wellicht rekening mee houden).
natbouw, zandcementvloer, hier gelegd
met een kunststof noppenplaat en verwarmingsbuizen in slakkenhuisvorm (kosten-vloerverwarming):
- Droogbouwsystemen worden vaak toegepast op een ondergrond die uit hout bestaat.
- De verwarmingsbuizen worden in voorgevormde platen van polystyreen of
gipsvezel geplaatst. De platen bevatten noppen of voorgefreesde banen om de buizen gemakkelijk te kunnen plaatsen en op gelijke afstand te houden. Deze platen zijn vaak al geïsoleerd, dus de leidingen liggen
in het isolatiemateriaal. Wanneer de isolatielaag te gering is, dan moet er eerst een isolatielaag worden aangebracht (onder de platen zodat de warmte eigenlijk alleen maar omhoog kan).
- Op de platen met de verwarmingsbuizen wordt een warmtegeleidende afdekplaat gelegd die zorgt voor een snelle geleiding en gelijkmatige verspreiding van de warmte.
- Opbouw droog systeem (noppenplaten, ingefreesde gipsvezelplaten): isolatie
(3-5 cm), vloerverwarming in noppenplaten of ingefreesde gipsvezelplaten
(2-4 cm), vulmassa voor vullen openingen rond buizen en voor warmteoverdracht
(0,5 cm), egalisatiemiddel (optioneel; 1 cm?), afdekplaat (ca. 2 cm), afwerkvloer (gebruikersvloerbedekking zoals
tegels e.d.).
- Opbouw droog systeem (ingefreesd in dekvloer): isolatie aan onderzijde
van betonvloer speelt geen rol bij deze opbouwhoogte, vloerverwarming in gleuven
in dekvloer (0 cm), afdek- en warmteverdeelplaat (2 cm), afwerkvloer
(gebruikersvloer).
- De opbouwhoogte van een droog systeem is iets minder groot dan bij het natte systeem. Dit
is vooral belangrijk zijn bij bestaande bouw, maar ook bij nieuwbouw dient er
in een vroeg stadium met de opbouwhoogte rekening mee gehouden te worden.
- Voor zachte vloerbedekkingen (tapijt, linoleum, vinyl, pvc e.d.) is een tussenlaag tussen buizen/vulpasta en vloerbedekking vereist van
minimaal 5-10 mm, omdat anders de leidingen en de vulpasta door de vloerbedekking zichtbaar kunnen
worden (de vloerbedekking zakt ter plaatse van de leidingen een beetje in, een
lelijk en knullig gezicht).
Deze tussenlaag geeft wel een hogere opbouwhoogte en blokkeert een deel de
warmte, maar verspreidt de warmte ook wel wat geleidelijker.
- Toepassingen droog systeem: bij renovaties, bij houtskeletbouw en houten vloeren, ook bovenverdiepingen, appartementen, woonboten, monumentale panden.
- Belangrijkste soorten droogbouw: noppenplaten, ingefreesde gipsvezelplaten, in
dekvloer gefreesde gleuven
(bij bestaande betonnen vloer, wanneer de opbouwhoogte anders te hoog wordt;
eventuele isolatie moet hier wel aan de onderzijde van het beton worden
aangebracht wat niet ideaal is).
Voordelen droog systeem
- geen last van droogtijd (geen wachttijd zoals bij beton, zandcement en anhydriet waar
voor elke cm dikte vaak een week droogtijd nodig is)
- relatief gering gewicht
- relatief geringe opbouwhoogte
- door de noppen of voorgefreesde banen hebben de verwarmingsbuizen ruimte om uit te zetten en te
krimpen
- vloer is meestal sneller warm dan bij nat systeem (afhankelijk van een eventuele tussenlaag en van openingen dus lucht tussen buizen en afwerkvloer).
Nadelen droog systeem
- ingewikkelder bouw
- isolatie is meestal wat minder goed door de geringere dikte ervan; bij systeem
"ingefreesd in dekvloer" moet de isolatie meestal onder de
constructievloer worden aangebracht (als dat praktisch mogelijk is, bijvoorbeeld
thermische isolatie tussen de balken)
- geen echte harde vloer zoals bij een natbouw systeem (vormt niet één vloer
met de rest van de vloerlagen).
principe droogbouw, hier gelegd met een gipsvezel noppenplaat, systeem
variokomp; klik voor groter! (technea):
Het beste is, wanneer van twee dicht bij elkaar liggende buizen de één de
"aanvoerbuis" is en de naastliggende de "afvoerbuis".
Voordeel van afvoer naast aanvoer is dat de warmte nóg beter verspreid wordt.
Met aanvoerbuis wordt bedoeld het warmste gedeelte van elk circuit, het eerste
gedeelte van de buis vanaf de verdeler; de temperatuur is hier het hoogst. De
afvoerbuis of retourbuis is dan de teruggaande buis, die minder warm is omdat veel warmte aan
de vloer is afgegeven.
De manieren waarop de verwarmingsbuizen (hart-op-hart-afstand van ca. 10 cm)
gelegd worden, zijn de slakkenhuismethode en haarspeld- of meandermethode. Met
het oog op een correcte verdeling van de warmte over de vloer heeft de slakkenhuismethode
de voorkeur.
Voor beide methoden geldt dat extra warmte bij een grote glaspartij geleverd kan
worden via verkleining van de hart-op-hart-afstand.
De buizen worden in een slakkenhuispatroon naast elkaar gelegd, waardoor de
warmte gelijkmatig wordt verdeeld. De aanvoerbuizen van het warme water worden
naast de afvoerbuizen van het afgekoelde water gelegd (zie tekening)
om de meest
ideale warmteverdeling te verkrijgen. De buizen worden van buiten naar binnen
gelegd en weer terug.
Voordelen slakkenhuis
- de temperatuur van de vloer is vrijwel overal dezelfde.
Nadelen slakkenhuis
- moeilijker te leggen. Haarspeld- of meanderpatroon
Bij deze methode worden de buizen naast elkaar gelegd, in een haarspeldpatroon,
maar de aan- en afvoerleidingen liggen niet naast elkaar. Deze methode wordt
vaak het meanderpatroon genoemd,
omdat de buizen slingerend van links naar rechts lopen en terug.
Het meander- of haarspeldpatroon alleen leggen als er goed over nagedacht is (bijvoorbeeld
korte zones toepassen of een zone waar de "koudere" leidingen in een
kamer lopen die altijd koeler mag zijn)
Bij gebruik van dit legpatroon dient het eerste gedeelte van de buis (aanvoer)
langs de koudste muur gelegd te worden.
Voordelen haarspeld
- makkelijk te plaatsen.
Nadelen haarspeld
- verderop zijn de buizen minder warm dan aan het begin, dus er is een minder
gelijkmatige warmteverdeling
- heel veel kortere bochten waardoor mogelijk te grote weerstand in de buizen
ontstaat (ruis, te hoge druk).
voorbeeld slakkenhuispatroon (links; warm en koud naast elkaar, dus gelijkmatig
verwarmd) en meanderpatroon (rechts; hoe langer de buis, hoe kouder de vloer); klik voor groter (vloerverwarming
store):
De verwarmingsbuizen liggen meer of minder vast in de vloer. Er zijn
verschillende manieren waarop de buizen "gedragen" worden.
Infrezen in harde dekvloer (droge bouw meestal, ook natte bouw; meestal bij bestaande bouw)
Wanneer bij bestaande bouw de bovenkant van de dekvloer vrij hoog ligt
(slechts een aantal centimeters tussen top dekvloer en kozijnen/drempels), is
soms de enige mogelijkheid de dekvloer in te frezen. Elke andere optie zou
betekenen dat de vloer te hoog komt te liggen.
De verwarmingsbuizen worden in de dekvloer in gefreesde gleuven gelegd.
Het infrezen gebeurt vrijwel uitsluitend bij bestaande bouw; let hier vooral op
of er voldoende ruimte is voor de opbouwhoogte van de vloerverwarming en de
vloerafwerking. Meestal wordt gefreesd in de dekvloer
(zandcementvloer of anhydrietvloer), een enkele keer in de betonvloer. De sleuven
voor de verwarmingsbuizen komen ca. 17 mm diep te liggen.
Voorwaarden voor infrezen:
- de aanwezigheid van een vlakke zandcement of anhydriet dekvloer (of een vlakke
betonnen vloer) is een voorwaarde voor het kunnen infrezen van
vloerverwarming
- de vloer egaliseren kan het beste gebeuren voordat gefreesd wordt (dan geen
extra laag op de verwarmingsbuizen), maar achteraf egaliseren is soms nodig bij het aanbrengen van de
dunne, flexibele vloerbekleding (PVC, linoleum e.d.).
Voordelen van vloerverwarming infrezen
- er is geen verhoging van de werkvloer, dus relatief lage opbouwhoogte
- de zaagsleuven werken als dilatatievoegen (dit geldt zeker bij een oudere vloer; deze is al helemaal gezet en zal niet meer
werken)
- ook het slakkenhuispatroon is in te frezen
- soms een snelle opwarming (wanneer de buizen direct onder de afwerkvloer
kunnen komen).
- bij droogbouw: direct verder te bewerken, geen of nauwelijks wachttijd.
Nadelen infrezen
- isolatie ontbreekt meestal onder de laag met de verwarmingsbuizen; het
constructiebeton wordt zo ook verwarmd (indien mogelijk isolatie aan onderzijde
beton aanbrengen in kruipruimte).
infrezen sleuven voor vloerverwarmingsbuizen, hier in slakkenhuispatroon; klik
voor volledige afbeelding (comfortfloors):
Krimpnet ("op matten") (natte bouw; meestal bij bestaande bouw)
Wanneer er geen cementdekvloer aanwezig is of frezen is niet mogelijk, dan is vloerverwarming met krimpnetten een mogelijkheid. In dat geval wordt de
vloerverwarmingsbuis gebonden op gegalvaniseerde staalmatten (krimpnetten) die
op de bestaande dekvloer worden gelegd. Daarna wordt de nieuwe dekvloer gestort.
Op de dragende vloer wordt eerst een isolerende reflectiefolie (bijvoorbeeld
Magnum Isorol, 3 mm dik) aangebracht.
Voordelen krimpnet (vooral door de reflectiefolie)
- snelle montage
- zorgt voor een goede warmtespreiding
- elke diameter verwarmingsbuis is mogelijk, afhankelijk van de maximale opbouwhoogte van vloer en nieuwe dekvloer en vloerbedekking van de gebruiker
- de bestaande vloer en de vloerverwarmingsvloer kunnen onafhankelijk van elkaar
bewegen.
Nadelen krimpnet
- omdat onder het net isolatie aanwezig moet zijn, dient er ruimte te zijn voor
de benodigde opbouwhoogte
- afstand tussen de verwarmingsbuizen is zelf aan te passen maar daardoor moet
je ook goed opletten dat het niet te rommelig wordt.
verwarmingsbuizen bevestigd op krimpnet op glijfolie (of op thermofloor)
en vermoedelijk op isolatie; klik voor de volledige afbeelding
(comfortfloors):
Tackerplaten (natte bouw; bij bestaande bouw en nieuwbouw)
Een tackerplaat is een isolerende polystyreen-plaat van 20-50 mm dikte waar de
verwarmingsbuizen met U-clips (tackernagels, tackernieten, kunststof nagels) op worden vastgeniet met een speciaal tackerapparaat. Op de tackerplaat is een raster voorbedrukt dat helpt om de vloerverwarmingsbuizen te
monteren met de gewenste hart-op-hart-maat. De scheurvaste stof zorgt er voor
dat de nietjes niet uitgerukt worden.
Voordelen tackerplaten
- polystyreen van de tackerplaat isoleert (gaat warmteverlies naar beneden tegen);
wanneer er voldoende hoogte beschikbaar is en er is (extra) isolatie gewenst, dan
kan onder de plaat isolatie worden aangebracht
- snelle montage
- elke diameter verwarmingsbuis is mogelijk, afhankelijk van de maximale
opbouwhoogte van vloer en nieuwe dekvloer en vloerbedekking van de gebruiker.
Nadelen tackerplaten
- door de tackernieten kan de isolatie wellicht beschadigd worden
- omdat onder de plaat isolatie aanwezig moet zijn, dient er ruimte te zijn voor
de benodigde opbouwhoogte.
verwarmingsbuizen op geïsoleerde tackerplaten; klik voor de volledige
afbeelding (comfortfloors):
Noppenplaten (vooral natte bouw, ook droge bouw; bij nieuwbouw en bestaande bouw)
Noppenplaten zijn platen met zeer brede noppen waarbij de afstand tussen de
noppen afgestemd is op de diameter van de verwarmingsbuizen (meestal 16 mm).
Daardoor liggen de buizen automatisch geklemd tussen de noppen en zijn
er geen lussen of krammen of nieten nodig.
Voordelen noppenplaten
- snelle én eenvoudige montage
- isolatie van de plaat zelf (gaat warmteverlies naar beneden tegen); wanneer er voldoende hoogte beschikbaar is en er
is (extra) isolatie gewenst, dan kan onder de plaat isolatie worden aangebracht.
- redelijk snelle opwarmtijd
- zwevende dekvloer
- bij droogbouw: direct verder te bewerken, geen of nauwelijks wachttijd.
Nadelen noppenplaten
- omdat onder de plaat isolatie aanwezig moet zijn, dient er ruimte te zijn voor
de benodigde opbouwhoogte (of wordt bij een balkenvloer geïsoleerd door
thermisch isolatiemateriaal tussen de balken aan te brengen).
vloerverwarming op noppenplaten, kunststof; klik voor de volledige
afbeelding (comfortfloors):
detail van een noppenplaat, kunststof, ook met 11 of 30 mm isolatie aan onderzijde (variotherm)
Bouwplaten (droge bouw; meestal bij bestaande bouw)
De bouwplaat wordt veelal toegepast op een houten
vloer (vloerdelen of houten platen), mits die niet teveel buigt.
Na het lijmen of schroeven van de platen op de houten vloer wordt het gewenste legpatroon in
de platen gefreesd. Lijmen van de platen geeft meer
stevigheid aan het geheel. "Het is belangrijk om alvorens er verder gegaan wordt, de hele vloer te voorzien (verlijmen) van weefselband om de vloer constructief gezien te versterken."
"De samenstelling [van de bouwplaat] is een kern van xps
met een aan weerszijden met glasvezel versterkte minerale coating."
Voordelen bouwplaten
- diverse diktes mogelijk
- opbouwhoogte vanaf 20 mm mogelijk! (dit is zeer laag; de isolatie onder de
buizen is bij die geringe opbouwhoogte echter minimaal, een paar mm)
- laag in gewicht (4 kg/m2)
- de platen vormen ook de isolatie van de vloer; wanneer er voldoende hoogte beschikbaar is en er
is (extra) isolatie gewenst, dan kan onder de bouwplaat isolatie worden aangebracht
(bij te geringe beschikbare opbouwhoogte moet de vloer ook van onderen worden
geïsoleerd)
- droogbouw: direct verder te bewerken, geen of nauwelijks wachttijd.
Nadelen bouwplaat
- extra werk; na leggen van de platen moet alsnog gefreesd worden als voorbewerking van het
leggen van de buizen
- de diameter van de verwarmingsbuis is vrij gering (10 of 14 mm); de geringe
diameter maakt deze drager minder geschikt voor grote ruimten
- er resteert niet veel dikte aan isolatie onder de buizen (maar de houten vloer
isoleert ook nog enigszins of wordt bij een balkenvloer geïsoleerd door
thermisch isolatiemateriaal tussen de balken aan te brengen).
bouwplaten met isolatiemateriaal worden gelijmd op een houten vloer;
daarna worden de platen gefreesd om de verwarmingsbuizen (vloerverwarming
nederland)
R Floorzz is een vezelversterkte plaat van magnesiet,
volgens de fabrikant sterker dan de normale gipsvezelplaat. Er zijn
verschillende legpatronen mogelijk (bijvoorbeeld noppenplaten voor
slakkenhuispatroon en rechte platen en kopplaten voor meanderpatroon).
Voordelen R Floorzz
- gleuven zijn voorgefreesd (het zogenoemde "multi"-patroon zoals op
de afbeelding is zeer bekend, maar ook veel andere patronen zijn mogelijk)
- buisdiameter toch tot 16 mm mogelijk
- de Floorzz Mono is 21 mm dik (vezelversterkt magnesiet) en de Duo is 11+11+9
dik (tweemaal vezelversterkt magnesiet en éénmaal hout)
- veel legpatronen mogelijk (bijvoorbeeld slakkenhuis en meander)
- droogbouw: direct verder te bewerken, geen of nauwelijks wachttijd.
Nadelen R Floorzz
- isolatie van de platen zelf is duidelijk minder dan bij platen met polystyreen; wanneer er voldoende hoogte beschikbaar is en er
is (extra) isolatie gewenst, dan kan onder de R Floorzz-plaat isolatie worden aangebracht
(bij te geringe beschikbare opbouwhoogte moet de vloer ook van onderen worden
geïsoleerd).
r floorzz-plaat mono (ook "multi" genoemd i.v.m. de vele noppen); hier als noppenplaat met brede,
dragende noppen; klik voor groter (van
raaij bouwspecials):
Sorell-plaat is de oude naam voor de R Floorzz-plaat.
Gipsvezelplaten (meestal droge bouw; meestal bij bestaande bouw)
De gipsvezelplaat voor vloerverwarming bestaat uit verschillende soorten platen,
waaronder:
- met voorgefreesde banen in de vorm van rechte basisplaten
- met voorgefreesde banen in de vorm van noppenplaten.
Meestal wordt de Fermacell gipsvezelplaat (18 mm) als basis toegepast.
Voordelen gipsvezelplaten
- opbouwhoogte vanaf 21 mm mogelijk (bij 18 mm dikte van de gipsvezelplaat)! dit is laag maar de plaat heeft geen
"ingebouwde" isolatie
- gleuven zijn voorgefreesd
- bij droogbouw: direct verder te bewerken, geen of nauwelijks wachttijd
- bij natbouw: "met gietmassa geschikt voor alle soorten leefvloeren".
Nadelen gipsvezelplaten
- isolatie is duidelijk minder dan bij platen met polystyreen; eventueel
wordt eerst een laag XPS gelegd op de constructievloer om te isoleren (de
opbouwhoogte is dan helaas niet zo gering meer) of isolatie aan onderzijde
van de vloer
- de Fermacel van 18 mm dikte is alleen geschikt voor buizen met diameter van
12 mm; de geringe diameter maakt deze drager
minder geschikt voor grote ruimten (tenzij het traject vrij kort is, dus als er
relatief veel verschillende zones zijn)
- er resteert niet veel dikte aan isolatie onder de buizen (maar de houten vloer
isoleert ook nog enigszins, of wordt bij een balkenvloer geïsoleerd door
thermisch isolatiemateriaal onder de vloer tussen de balken aan te brengen)
- bij natbouw: "geen cementdekvloer mogelijk".
Omdat
een gebruikersvloer warmte kan isoleren (hout, kurk e.d.), een foamrug nodig kan
hebben (tapijt, vinyl e.d.), of te dik is (dik parket, dikke planken, dik tapijt
of vinyl o.d.), gaat zeker niet elke vloerbedekking samen met
vloerverwarming. Let op:
Neem altijd contact op met de leverancier van de vloer en laat een
garantiecertificaat tonen dat vloerverwarming goed mogelijk is bij de methode en
de vloerafwerking die u kiest!
Verschillende vloerafwerkingen (met dank aan o.m. EK Bouwadvies):
- Natuursteen, plavuizen of andere keramische vloerafwerking: geven wat betreft warmteoverdracht
het beste resultaat.
- Linoleum, marmoleum, PVC/Vinyl: meestal uitstekend geschikt omdat die met een dunne
lijmlaag op de ondervloer worden gelijmd. Bij voorkeur (of vereist door de
leverancier) vloerverwarming op lage temperatuur. Laat de
oppervlakte van de vloer nooit warmer worden dan 26°C omdat het materiaal kan
vervormen en kan onthechten. PVC kan ook gaan ruiken bij hogere temperaturen
(ook wordt een temperatuur van 28°C genoemd maar liever iets lager). Dit houdt
meestal in dat de watertemperatuur maximaal 37°C is voor gevoelige
vloerbedekking zoals parket en 40°C voor minder gevoelige soorten zoals PVC,
laminaat en tegels.
- Kurk: isoleert goed en is in beginsel iets minder geschikt bij
vloerverwarming. Er zijn echter dunne kurkvloeren (bijvoorbeeld max. 4 mm) met
een hoge persing (zeer compact) die gelijmd worden op de ondervloer. Deze kunnen
de warmte van de vloerverwarming doorgeven aan de ruimte, maar ook hier geldt:
neem contact op met de leverancier/fabrikant.
- Tapijt: is zeker niet ideaal bij vloerverwarming. Losse kleine tapijten kunnen natuurlijk wel. Tapijt als algehele vloerbedekking kan alleen als deze
echt dun is en "wordt gelijmd over de gehele onderzijde en als de rugzijde geschikt is voor vloerverwarming".
Tapijt lijmen over de gehele oppervlakte wordt echter afgeraden, omdat het zeer
moeilijk te verwijderen is. Vloerverwarming kan het tapijt warm en droog maken,
waardoor het statisch opgeladen kan worden. Gebruik alleen een tapijt met het PIT/PRODIS-symbool 'Antistatisch'.
"Het PIT/PRODIS-symbool garandeert niet dat er nooit een schokje gevoeld zal worden, maar wel dat de kans daarop minimaal is."
- Vloerbedekking (tapijt, vinyl e.d.) met een foamlaag aan de rugzijde of die wordt gespannen:
is niet geschikt.
- Parket en dikke planken: de warmtedoorlaatbaarheid bepaalt of het geschikt is of
niet. Bij voorkeur alleen als (betrekkelijk dun) "massief parket van droge harde houtsoorten zoals eiken, teak of merbau dat wordt gelijmd op een droge
vloer". Bij voorkeur (of vereist door de leverancier) vloerverwarming op lage
temperatuur. Als parket aan de ondergrond verlijmd wordt, is
waterbestendige parketlijm aan te bevelen (i.v.m. koeling en mogelijke
condensvorming en de invloed daarvan op het parket). Houd bij koeling de
temperatuur daarom ook boven 18 graden C.
- Laminaat: dunnere soorten kunnen vaak wel, maar vraag na bij de fabrikant! Als
er een ondervloer nodig is (om de vloer te egaliseren), dan is laminaat meestal
niet geschikt (de ondervloer isoleert teveel). Bij voorkeur (of vereist door de
leverancier) vloerverwarming op lage temperatuur.
- PU-gietvloer, polyurethaan
gietvloer: door de dunne vloer is deze geschikt bij vloerverwarming.
Waarschijnlijk geldt hier ook een lage maximale vloertemperatuur van 26°C.
dit icoon geeft aan dat het tapijt geschikt is voor vloerverwarming:
dit
icoon geeft aan dat het tapijt vrijwel antistatisch is:
- Om ook in andere vertrekken de gewenste temperatuur te verkrijgen, onafhankelijk van de thermostaat in de kamer met vloerverwarming,
moeten alle radiatoren van die andere vertrekken van een thermostaatkraan worden voorzien
die de warmtebron kunnen aansturen.
"Om de temperatuur goed te kunnen regelen per ruimte, adviseren wij u dan ook om een zogeheten
zoneregeling aan te brengen. Dit houdt in dat elke ruimte waarvan u apart de temperatuur wenst te kunnen regelen, voorzien wordt van een kamerthermostaat en dat elke kamerthermostaat op zich de temperatuur in die desbetreffende ruimte kan bepalen."
- Meer buizen per m2 geeft een gelijkmatiger en snellere opwarming van de ruimte.
- Op de plaatsen die juist niet verwarmd moeten worden (onder een koelkast e.d.), worden
geen buizen gelegd of wordt dat deel van de vloer (naderhand) bedekt met isolatiemateriaal.
- Isolatiemateriaal op de constructievloer telt niet mee bij de bepaling
van het Energielabel. Wanneer de
vloer fors geïsoleerd moet worden en daar is toch ook weinig hoogte voor
beschikbaar dan is isolatie onder de constructievloer te overwegen (als dat
technisch en praktisch eenvoudig is).
- Met betrekking tot warmteaccumulatie:
(a) de warmteaccumulatie van de dekvloer en eventueel de gebruikersvloer kan
gunstig werken op het comfort (gelijkmatiger opwarming), maar teveel accumulatie
kan ook nadelig zijn omdat dan (teveel) extra warmte aan de ruimte wordt
toegevoerd nadat de thermostaat al is afgeslagen
(b) de warmteaccumulatie die o.m. optreedt bij het gebruik van dikke tapijten
e.d. is niet gewenst.
- De verplichte Rc van de vloer van 3,5 is eigenlijk wat weinig voor
vloerverwarming. Als de opbouwhoogte het toelaat, isoleer dan bij voorkeur wat
beter.
- De verwarmingsbuizen moeten van een goede kwaliteit zijn (de vrij permanente temperatuur van ca. 35 graden C kan mogelijk kunststof aantasten); een garantieperiode van 10 jaar is eigenlijk
veel te kort. Een verwarmingssysteem op basis van radiatoren gaat immers ook zo'n
50 jaar mee.
- Door de hart-op-hart-buisafstand te verkleinen wordt het opwarmen van de ruimte versneld,
wordt de gewenste temperatuur van de ruimte sneller bereikt en kan de watertemperatuur van de vloerverwarming
vermoedelijk lager worden ingesteld. Wanneer de woning niet zeer goed geïsoleerd
is, kan een verkleining van de afstand tussen de buizen wellicht ervoor zorgen dat de vloerverwarming
niet bijverwarming, maar toch hoofdverwarming kan zijn.
- De verwarmingsbuis moet zuurstofdicht (diffusiedicht) zijn. Er zijn verschillende soorten buis. De zogenoemde
meerlagenbuis bestaat uit 3 lagen (van buiten naar binnen: zuurstofdichte laag, lijmlaag,
PE-RT buiswand), maar de
voorkeur gaat uit naar een 5-lagen-buis (PE-RT beschermingslaag, lijmlaag, diffusiedichte laag, lijmlaag, PE-RT buiswand). Voordeel van de 5-lagen-buis is dat deze bij lichte beschadiging zijn functie van diffusiedichte buis blijft behouden. Naast PE-RT zijn ook
PEX en ALUPEX goede beschermingslagen.
- De diameter van de verwarmingsbuis is meestal 16 mm; bij een kleinere
diameter zal de opwarming iets langer duren en bij een langere verwarmingsbuis
kan dat betekenen dat aan het einde van de buis geen warmte meer wordt
afgegeven.
- "Een drukverschilregelaar, ook wel bypass genoemd, voorkomt een ongewenst grote stijging van de druk in de leidingen. De toepassing van een bypass ventiel is vooral aan te bevelen bij een combinatie vloerverwarming aangesloten op een HR-ketel."
"Een bypass is nodig wanneer de gehele installatie uit thermostaatkranen en/of een vloerverwarmingsverdeler bestaat: zeker wanneer het een HR-ketel betreft (veel fabrikanten geven dit in hun handleiding reeds aan en bieden alleen garantie indien een bypass geïnstalleerd is)."
- Een optionele pompschakelaar schakelt de pomp uit als die niet nodig is.
- De maximale temperatuur van het oppervlak van de vloer is bij natuursteen en
andere keramische vloeren vloeren gesteld op 29°C. Bij overige vloerafwerkingen is de maximale vloertemperatuur van 26°C aan de onderzijde van de
vloerafwerking (gebruikersvloer).
Zie optimale en maximale temperaturen van de
vloeroppervlakte.
- Bij vloerkoeling kan condensvorming ontstaan wat bijvoorbeeld
vooral bij parket en zacht tapijt ongewenst is: "Theoretisch ontstaat condens op een oppervlakte met een temperatuur onder het dauwpunt van de lucht in de omgeving. In de praktijk is het lastig te bepalen wanneer dat exact is. Een goede
hulp daarbij is condensbewaking. Dit meetinstrument schakelt automatisch de koeling af als er condensvorming dreigt. Als er geen condens bewaking voorhanden is dan geldt het advies om de
temperatuur van het koelwater boven de 18°C te houden." (Frenken
1901 lijmen)
- Bij appartementen kunnen door de Vereniging van Eigenaars (VVE) voorschriften zijn die harde vloerbedekking
verbieden. Door de vloerverwarming en de keuze van vloerafwerking kan teveel contactgeluid ontstaan.
Overleg is in deze gevallen dus noodzakelijk.
- Zie eventueel verbruik
elektra en gas in een woonhuis.