Met
Post 65 worden de karakteristieken van architectuur, stedenbouw en landschap
aangegeven in de periode 1965-1990. In bepaalde gevallen wordt een wat andere
periode aangegeven, dat kan van stad of dorp afhankelijk zijn.
Bij Post 65 is te denken aan: scheiding werken / wonen / recreatie,
mega-scholen, groeikernen,
slaapsteden, winkelcentra, industrieterreinen, Brutalisme,
inspraak,
participatiemaatschappij, menselijke maat, woonerven, bloemkoolwijken, voetgangergebieden,
meubelboulevards, kantoorparken, kantoortuinen, Structuralisme,
meervoudig grondgebruik, stadsvernieuwing,
nieuwe truttigheid, rationale stedenbouw.
De Post 65 is onder te verdelen in drie perioden (de periode-aanduidingen hebben
ongeveer-jaartallen):
- voortgaande groei na de Wederopbouw (1965-1970)
- verandering, "participatiemaatschappij", menselijke maat (1970-1982)
- terugkeer naar rationalisatie (1982-1990).
De term Post 65 wordt blijkbaar vooral gebruikt bij het benoemen van jong erfgoed,
dus het waarderen en mogelijk behouden van specifiek, karakteristieke gebouwen uit de periode.
Laten we wel bedenken dat er allerlei redenen zijn aan te voeren om een gebouw
uit die periode te behouden, maar dat er ook ruimte moet blijven voor
verandering en vernieuwing, om verstarring te voorkomen.
Voortgaande groei na de Wederopbouw (1965-1970)
Door de nog altijd grote woningnood, de forse bevolkingstoename na de oorlog (baby-boomers)
en veroudering van de bestaande woningen moest er zeer veel gebouwd worden. De
overheid zette helaas niet in op industrialisatie van de bouw (zoals lang
daarvoor al bij de autofabricage was gebeurd), maar woningen werden nog altijd
primitief gestapeld. En dan het liefst zo hoog mogelijk. De overheid liet zich
leiden door architecten en stedenbouwers die zich zeer toekomstgericht noemden: hoge,
omvangrijke flatgebouwen met veel groen ertussen. De galerijen van de
flatgebouwen zouden de mensen meer bijeen brengen en het groen zou voor
recreatie zorgen. Die onzin werd uitgekraamd door modernistische architecten
en nagepraat door besluitvaardige, maar volgzame ambtenaren.
De schaalvergroting die overal optrad had ook tot gevolg dat kleine scholen
fuseerden tot megascholen, buurtwinkels verdwenen ten gunste van
grootwinkelbedrijven en winkelcentra, en dat de scheiding werken / wonen /
recreatie steeds groter werd door aparte woonwijken, kantoorwijken,
industrieterreinen en recreatieparken. De boerengebieden tussen de steden
werden wonderlijk genoeg gehandhaafd wat een extra reden was om voor alle
nieuwbouw de ogen op de steden en grotere dorpen te richten. De bouwactiviteit ontplooide zich dus vrijwel uitsluitend bij de steden.
Die zucht naar de toekomst (helaas met dezelfde ouderwetse middelen) en concentratie in de steden had ook tot gevolg dat veel
historisch interessante gebouwen werden afgebroken.
Kritische noot: Onduidelijk is of ook toen al de overheid onder druk werd gezet door
boerenorganisaties. In ieder geval was in die tijd stedenbouw en planontwikkeling
top-down georganiseerd, werd aangestuurd vanuit het rijk en daalde langzaam af
naar de gemeente.
Verandering, "participatiemaatschappij", menselijke maat (1970-1982)
De manier van bouwen riep veel protesten uit van vooral de burgers, maar ook
sommige architecten keerden zich tegen de eentonige, bijna onmenselijk
grootschalige gebouwen. Woningbouw zou weer kleinschalig moeten worden en afwisselend van
architectuur; leuzen waren: "menselijke maat", "bouwen voor
de buurt",
"participatiemaatschappij", bewonersparticipatie, inspraak. Laagbouw of
beperkte gestapelde bouw werd het adagium, in woonerven kwam meer ruimte
om te spelen en elkaar te ontmoeten. Hele wijken werden zo ontworpen, de
zogenoemde bloemkoolwijken. Dat gaf allemaal de zo gewenste,
broodnodige beschutting en kleinschaligheid. Kritische noot: Helaas resulteerde dat principe ook regelmatig in architectonische gedrochten
met alle parkeerplaatsen geconcentreerd op de begane grond en de woningen op de
bouwlaag erboven waardoor de parkeerverdieping één groot donker hol werd, met
alle gevolgen.
Analoog aan deze trend werd de woningbouw geconcentreerd in bepaalde groeikernen:
wijken en steden waar heel veel gebouwd werd, zelfs nieuwe steden.
In deze tijd was er meer aandacht voor erfgoed, voor de historie van gebouwen en de
betekenis ervan voor de wijk. In
plaats van rücksichtlos te slopen kwam de nadruk te liggen op stadsvernieuwing.
Zo ontstonden bijvoorbeeld veel voetgangersgebieden.
Terugkeer naar rationalisatie (1982-1990)
Dit was een periode van recessie, moeilijke economie, financiële tekorten bij de
overheid, privatisering van overheidstaken. Het marktmechanisme kreeg het daardoor vanaf ca. 1985 voor het zeggen op
de sociale woningmarkt. Kritische noot: De neoliberalen en alle lagen van de overheid maakten
handig gebruik van de recessie om nutsbedrijven e.d. te privatiseren, er geld
voor te krijgen en ook nog eens de burger te laten betalen voor de BTW die door de privatisering
betaald moest worden. Die nutsvoorzieningen werden
door de BTW toch ook bijna 1/5 duurder en de geprivatiseerde bedrijven moesten
natuurlijk nog veel winst maken die door de burger betaald moest worden.
Architecten vonden dat door de participatiemaatschappij de burger te veel
zeggenschap had gekregen en de kleinschaligheid had, volgens de architecten,
geleid tot wat zij "Nieuwe truttigheid" noemden. "Rationele
stedenbouw" was hun antwoord: hoogbouw kwam weer helemaal in de
mode als duidelijke tegenhanger van de menselijke maat.
Het verbod om buiten de steden te bouwen, dat bijna ongemerkt in de regelgeving
is beland, zorgt nu nog steeds voor enorme problemen met
de woningbouw (2023).
Kritische noot:
De overheid was inmiddels van mening dat de diensten-economie meer banen
zou opleveren dan de maak-industrie. Helaas bleek dat pure onzin. Een tijdje
later zou blijken dat Duitsland met zijn maak-industrie floreerde terwijl
Nederland veel werklozen kreeg en het ook nog eens moest doen met veel te weinig
handwerkmensen.
Kritische noot:
In de periode Post 65 is ontzettend veel gebouwd en helaas zijn er ook
ontzettend veel slechte gebouwen neergezet; bewaren van een aantal
daarvan is begrijpelijk, vooral als afschrikwekkend beeld voor het nageslacht. Soms lijkt het of erfgoedmensen geen oude gebouwen of cultuurlandschappen meer
hebben om te onderzoeken en richten zij zich op het pas gebouwde, om te
voorkomen dat die gedrochten worden gesloopt.
Bij de term Post 65 staat "post" voor "na" (zowel in het Engels als
het Latijn).