![]() |
![]() |
![]() |
De term landschapselementen heeft meer betekenissen:
1. Landschapselementen zijn alle landschappelijke bijzonderheden
in het landschap die enig reliëf
geven aan het platte Nederlandse land. Dit soort verhogingen, heuvelachtige of andere geaccidenteerde
gebieden en rimpelingen in het land zijn bijvoorbeeld:
2. "Landschapselementen zijn hout, water en overige elementen waarop u geen landbouwactiviteit uitoefent. Vanaf 2023 zijn landschapselementen ook subsidiabel. Uw totale subsidiabel areaal is: landbouwareaal + landschapselementen."
Let op:
- Situatie 2024, in het kader van het Gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB).
- "Subsidiabele landschapselementen zijn groen, niet-subsidiabel areaal is blauw."
Voor alle extra eisen en voorwaarden, zie RVO.
Kritische noot
Het is eigenlijk triest dat de boerensubsidiëring zo ver is
doorgevoerd dat de overheid een boer subsidie moet verstrekken om zijn land wat
natuurlijker aan te kleden, voor de dieren die erop staan en voor alle andere
fauna en flora. Bijvoorbeeld hoort het een automatisme te zijn dat boeren wat
bomen planten om het vee van schaduw te voorzien. Helaas is het systeem
blijkbaar zo
verziekt dat zelfs daarvoor door de overheid betaald moet worden.
voorbeeld van een solitaire boom waarvoor aan de boer subsidie verstrekt wordt door de overheid (rvo): ![]() |
Hout:
Boomgroep
2617 (bos).
Een boomgroep (bos) is een vrij-liggend, vlakvormig en aaneengesloten landschapselement met bomen en struiken. De boomkruinen raken elkaar en hebben duidelijk zichtbare ondergroei (meer dan 50m2). Een boomgroep mag maximaal 1,5 hectare zijn.
Productieve bomen mag u niet registreren als landschapselement. U registreert uw perceel met productieve bomen met een gewascode die hoort bij landbouwgrond.
Bosje
2642.
Een bosje is een vrij-liggend, vlakvormig en aaneengesloten
landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en
struiken. De boomkruinen raken elkaar en hebben een duidelijk zichtbare
ondergroei (anders dan gras) van meer dan 50m2. Een bosje is maximaal 1,5 ha
groot.
Bossingel
2619.
Een bossingel is een vrij-liggend, lijnvormig en aaneengesloten
landschapselement met een opgaande begroeiing van inheemse bomen en
struiken.
Elzensingel
2622.
Een elzensingel is een vrij-liggend, lijnvormig en aaneengesloten éénrijig landschapselement dat vaak langs slootkanten staat. Het bestaat grotendeels uit zwarte els en wordt als hakhout beheerd.
Griendje
2631.
Een griendje is een vrij-liggend, vlakvormig landschapselement met inheemse wilgensoorten dat als hakhout wordt beheerd. Een griendje is maximaal 1,5 hectare.
Hakhoutbosje
2630.
Een hakhoutbos(je) is een vrij-liggend, vlakvormig landschapselement met inheemse bomen en struiken dat als hakhout wordt beheerd. Een hakhoutbosje is maximaal 1,5 hectare.
Hoogstamboomgaard 2628.
Een hoogstamboomgaard is een verzameling van fruit- en/of notenbomen, met een stam van minimaal 1,5 meter hoog. De onderbegroeiing bestaat uit een grazige vegetatie. Een hoogstamboomgaard bestaat uit minimaal 10 bomen en heeft een dichtheid van minimaal 50 en maximaal 150 bomen per hectare.
U verkoopt de productie van deze boomgaard en/of het gras eronder niet bedrijfsmatig. De boomgaard is maximaal 1,5 hectare.
Is de productie wel bedoeld voor bedrijfsmatige verkoop?
Is de productie van de bomen de meest rendabele teelt? Kies dan voor een gewascode die hoort bij de bomen.
Is het grasland de meest rendabele teelt? Kies dan voor een gewascode die hoort bij gras. Hierbij geldt een maximaal aantal van 100 bomen per hectare. Bij meer dan 100 bomen per hectare, moet u de gewascode van de bomen gebruiken.
Houtsingel en houtwal 2621.
Een houtwal of houtsingel is een
vrij-liggend, breed lijnvormig en aaneengesloten landschapselement. Veelal
bestaat het uit hoge bomen met daaromheen struiken.
Knip-of scheerheg 2624.
Een knip- of scheerheg is een vrij-liggend, lijnvormig landschapselement dat regelmatig wordt geknipt of geschoren. Het heeft een aaneengesloten begroeiing van inheemse bomen en struiken. Tussen de struiken mogen geen bomen staan die niet in de haag opgaan en niet met de haag mee gesnoeid kunnen worden. Een knip- of scheerheg kan periodiek gevlochten worden.
Het verschil tussen een knip- of scheerheg en een struweelhaag is dat een struweelhaag minder frequent wordt gesnoeid en daardoor meer en breder uitgroeit.
Laan 2626.
Een rij bomen aan beide zijden van een weg of pad dat bedoeld en aangelegd is als laan. Het gaat meestal om bomen van dezelfde soort en leeftijd en er is sprake van een herkenbaar en regelmatig plantverband.
Leibomen 2636.
Een leiboom is een boom waarvan de takken in een bepaalde richting geleid worden. Elk jaar wordt de boom teruggesnoeid tot op de gesteltakken of "liggers". Leibomen vormen vaak een haag en worden onder andere gebruikt als erfafscheiding. Een bekend voorbeeld is de
leilinde, die vooral bij boerderijen wordt geplant als zonne- en windscherm.
Struweelhaag 2625.
Een struweelhaag is een vrij-liggend, lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten opgaande begroeiing van inheemse, overwegend doornachtige, struiken.
Het verschil met een knip- of scheerheg is dat een struweelhaag minder frequent wordt gesnoeid en daardoor meer en breder uitgroeit. Soms is er sprake van speciale beheervormen zoals bij vlechtheggen.
Struweelrand 2629.
Een struweelrand is een aaneengesloten rand met een mozaïek van struweel. Struweel bestaat vooral uit struiken, zoals braam en meidoorn. Ook kunnen klimplanten voorkomen, zoals kamperfoelie en hop. Een boomlaag is afwezig.
Maximaal 50% van de oppervlakte van de rand wordt ingenomen door inheemse bomen en/of struiken. De struweelrand kan langs een bosrand of boomgroep liggen maar ook vrij in het veld, bijvoorbeeld langs een perceelrand.
Voederhaag 6809.
Lijnvormig landschapselement met een aaneengesloten begroeiing van bomen en/of struiken waarbij vee de bladeren en takken kan aanvreten. U zorgt ervoor dat de bomen en/of struiken in stand gehouden worden. Als u ook (via een ANLb-collectief) een ANLb-vergoeding voor het landschapselement heeft aangevraagd, zorgt u er daarnaast voor dat het gebruik als voederhaag niet strijdig is met de ANLb-voorwaarden.
Windhaag, in een perceel fruitteelt 2618.
Heggen, hagen en coniferen rondom fruitkwekerijen en hoogstamboomgaard. Door hun dichte begroeiing werken deze windhagen als vanggewas voor het voorkomen van de emissie van bestrijdingsmiddelen (bij het spuiten). Daarnaast beschermen windhagen fruitbomen tegen de wind.
Water:
Sloten en oevers 343.
Een sloot is een lijnvormig oppervlaktewaterlichaam. Een sloot mag u opgeven als deze voor 90% smaller dan tien meter is. Dit geldt voor de hele sloot. De breedte van een sloot meet u van insteek naar insteek, dus inclusief de oever/talud. Het kan voorkomen dat bredere sloten in de referentielaag zichtbaar zijn. Dit zijn sloten die alleen voor het ANLb subsidiabel zijn. Deze sloten mag u dus niet opgeven voor de basispremie of de eco-regeling. U mag ze ook niet gebruiken om te voldoen aan de conditionaliteiten.
Ook een droge sloot geeft u op als sloot.
Sloten met vistrappen tellen mee als ze de functie van de sloot niet in de weg zitten.
Een natuurvriendelijke oever heeft de volgende afmetingen: minimaal 3 meter en maximaal 10 meter breed. En minimaal 25 meter lang.
Oevers als landbouwareaal
In het verleden werden sommige oevers als onderdeel van het landbouwareaal meegenomen. Dit zien we vooral in veenweidegebieden. Heeft u de oever landbouwkundig in gebruik? Dan kunt u de oever als landbouwareaal opgeven.
Flauwe taluds (taluds breder dan 2 meter en met een helling die niet steiler is dan 1:3) kunnen als landbouwareaal in aanmerking komen. Mits het flauwe talud als landbouwareaal wordt gebruikt en voldoet aan de voorwaarden van landbouwareaal.
Niet-productieve grond (GLMC8a)
Een oever die als landschapselement is opgegeven en langs eigen bouwland ligt kan meetellen voor de 4% niet-productieve grond (GLMC8a).
Mest en de bufferstrook
Een oever maakt geen onderdeel uit van de mestplaatsingsruimte. Ook als u de oever landbouwkundig in gebruik heeft, krijgt deze oppervlakte geen mestplaatsingsruimte. De bufferstrook begint bij de insteek van het oppervlaktewaterlichaam. Een uitzondering hierop is een flauw talud. Op een flauw talud wordt de bufferstrook gemeten vanaf 100 cm vanaf de waterlijn.
Poel 2620.
Een poel is een geïsoleerd, stilstaand oppervlaktewaterlichaam dat gevoed wordt door grond- en/of regenwater. De poel heeft een oppervlakte tussen 0,001 hectare (10m2) en 0,5 hectare. De poel staat niet in verbinding met een sloot of ander oppervlaktewaterlichaam.
Water en het ANLB.
Versoepeling voor ANLb-beheer op landschapselementen (water)
Sommige landschapselementen die in het ANLb werden beheerd, zijn niet langer subsidiabel in het GLB 2023-2027. Denk aan sloten die breder zijn dan 10 meter. Dit is geen gewenste situatie. Daarom hebben de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de provincies besloten veel van deze elementen wél subsidiabel te houden voor het ANLb.
Subsidiabele ANLb-beheerpakketten
Het gaat om natuurvriendelijke oevers en kleine rietpercelen die in 2022 werden beheerd, maar nu uitvallen omdat ze breder zijn dan 10 meter. Deze worden alsnog subsidiabel in het ANLb. Dit zijn de ANLb-beheerpakketten:
10a en 10b natuurvriendelijke oever
11a en 11b rietzoom en klein rietperceel
Het gaat om sloten die in 2021 of 2022 werden beheerd, maar nu uitvallen omdat ze breder zijn dan 10 meter. Deze worden alsnog subsidiabel in het ANLb. Dit zijn de ANLb-beheerpakketten:
12a, 12b, 12c en 12d duurzaam slootbeheer
Deze sloten, natuurvriendelijke oevers en kleine rietpercelen moeten aansluiten op landbouwareaal. Ze zijn alleen subsidiabel voor het ANLb. U mag ze dus niet opgeven voor de basispremie of de eco-regeling.
Overig:
Graften 6793.
Graften zijn steile begroeide terrassen of hellingen waar struiken en bomen op groeien.
Natuurvriendelijke oever 2634.
[Een natuurvriendelijke oever (nvo) is een] door de mens aangelegde en aaneengesloten oever langs een bestaand oppervlaktewaterlichaam. De oever heeft een plas- of drasberm of schuine slootkanten (minimaal 1:3). Er groeien inheemse planten en/of plantensoorten van natte ruigte en graslanden. Natuurvriendelijke oevers zijn minimaal 3 en maximaal 10 meter breed. En minimaal 25 meter lang.
Rietkraag/ Rietzoom 7128.
Rietzomen bestaan uit smalle rietstroken die grenzen aan agrarisch gebruikte
percelen. Deze rietstroken kunnen zowel individueel als in samenhang met
elkaar voorkomen.
Rietland 7127.
Een perceel rietland is vlakvormig en bestaat voornamelijk uit riet. Percelen die gebruikt worden voor productie van riet tellen niet mee als landschapselement. Deze percelen vallen onder de categorie landbouw.
Ruigtes op landbouwperceel 6800.
Ruigte bestaat uit hoog opschietende, overjarige, bloeiende kruiden waarin meestal weinig grasachtige soorten voorkomen. Pitrus is geen ruigte.
Schouwpad 6801.
Een schouwpad is een openbaar onverhard pad langs een oppervlaktewaterlichaam. Het zijn groenstroken die vrijgehouden worden om het oppervlaktewaterlichaam te onderhouden. Een schouwpad heeft geen logistieke functie en is dus geen pad om van
A naar B te komen.
Schurvelingen en zandwallen 2637.
Een zandwal is een begroeide aarden wal tussen akkers. Een zandwal bestaat uit voedselarme zandgrond. Op de zandwal groeien kruiden en grassen. Ook mag er een enkele boom op staan. Schurvelingen zijn over het algemeen lager dan zandwallen.
Stroken wild gras 6807.
Deze stroken bestaan voor het grootste deel uit verwilderd gras tussen en langs percelen. Meestal bestaan stroken wild gras uit grasachtige planten, maar kruiden en mossen kunnen ook voorkomen.
Tuunwallen 6808.
Een tuunwal is een van plaggen gemaakte afscheiding tussen twee percelen. Een gemiddelde tuunwal heeft een hoogte van ongeveer een meter. De breedte is aan de voet een meter en aan de bovenzijde een halve meter. In de duingebieden en op zandgrond zijn tuunwallen slechts 50 tot 60 cm hoog.
Uitzondering: Solitaire bomen.
Solitaire (geïsoleerde) bomen zijn bomen die zover uit elkaar staan dat ze geen boomgroep vormen. Bij solitaire bomen raken de boomkruinen elkaar niet en is er geen duidelijk zichtbare ondergroei. Bomen zijn alleen subsidiabel als ze op een perceel staan dat u in eigen beheer of zelf in gebruik heeft. Ook moet het perceel zijn ingetekend in Mijn percelen.
U hoeft solitaire bomen dit jaar niet apart in te tekenen. Voor solitaire bomen geven wij bij de Gecombineerde opgave aan hoeveel bomen er volgens ons op het perceel staan. U moet zelf controleren of dit klopt. Klopt het niet? Dan geeft u aan hoeveel bomen er wel op uw perceel staan. Ziet u in de kaartlaag een houtvlak? Dan gaat het om een boomgroep. In dat geval hoeft u niet aan te geven om hoeveel bomen het gaat. In dat geval kunt u het houtvlak opgeven als landschapselementen, als het voldoet aan de gestelde voorwaarden.
voorbeeld van een "subsidiabel lijnvormig landschapselement (le) grenst met lange zijde aan subsidiabel vlakvormig" (rvo): ![]() |
voorbeeld van een boomgroep (rvo): ![]() |
voorbeeld van een boomgroep productieve bomen (rvo): ![]() |
voorbeeld van een poel (rvo): ![]() |
Documentatie
- Voorbeelden van soorten bomen, heggen en struiken die van oorsprong in Nederland voorkomen