Ook: waai, waaij, waal,
weel, braak, kolk, kolkgat. Wielen zijn vaak diepe plassen gelegen aan een dijk en zijn ontstaan door een
plaatselijke dijkdoorbraak. Bij een dijkdoorbraak kolkt het water met grote kracht het achterliggende land
binnen. Hierdoor ontstaat achter de dijk een diep gat, vaak rond van vorm, het wiel.
Wanneer na een doorbraak de dijk hersteld werd, werd deze meestal om het wiel
heen gelegd, omdat dempen van het diepe wiel teveel tijd en energie kostte: de
omringdijk.
De omringdijk om een funderingsput of dijkdoorbraak (de hersteldijk, een
halve ring meestal, om een wiel dus) wordt vingerling
genoemd.
De voornaamste oorzaken van dijkdoorbraken waren en zijn:
- te veel bochten afsnijden van de rivier (kanaliseren), waardoor er minder
water in de rivier kan, het water te hoog komt te staan en een dijkdoorbraak kan
geven (zie bij dekanaliseren of
hermeanderen)
- slecht onderhoud (in te droge tijd niet vochtig houden van de dijk; te
waterdoorlatend, zie bijvoorbeeld bij onderloopsheid
of piping)
- ophopen van ijsschotsen tegen de dijk, waardoor deze beschadigt
- zie verder "Schadebeelden en faalmechanismen" bij dijkbewaking.
Soms werd na herhaalde dijkdoorbraken een nieuwe dijk aangelegd, die hoger was
dan de oude: in Eldik (Ochten) heeft men in 1827 al een hogere dijk een paar
honderd meter vóór de oude dijk aangelegd, die in 1989 bij de dijkverzwaring
is verbreed en opgehoogd (na ca. 13 m NAP)
oude dijk en nieuwe dijk bij eldik, ochten; de oude dijk was ca. 7 m hoog,
de nieuwe ca. 14 m (klik voor groter; klik hier
voor de locatie in ahn hoogtebestand):
de situatie van de oude en nieuwed dijk in eldik, ochten in google maps (klik
voor groter; klik hier
voor de locatie in google maps, incl. labels):
De termen wiel en weel zijn dialectische nevenvormen van waal (diepe waterkolk door dijkdoorbraak ontstaan);
bron Etymologiebank.
Met dank aan het boek "Over hagelkruisen, banpalen en pestbosjes"
(uitgeverij Matrijs).