Dordtse gevel

De Dordtse gevel is een gevel waarbij boven de vensters van de eerste verdieping bogen van metselwerk zijn aangebracht en waardoor het metselwerk erboven naar voren komt.
De Dordtse gevel komt naast Dordrecht ook een enkele keer in andere plaatsen van de Hollandse delta en het rivierengebied voor; ook daar wordt zo'n gevel een Dordtse gevel genoemd. (Bij de meeste "niet echt Dordtse gevels" komen niet alle essentiële kenmerken voor.)


een fraai voorbeeld van een dordtse gevel, kleine spuistraat 8, dordrecht (vereniging oud-dordrecht):


Primaire kenmerken van een Dordtse gevel zijn:
- gemetselde trapgevel
- bovenverdieping komt naar voren (overkragende verdieping vanaf de rondbogen op de eerste verdieping; "op vlucht")
- dubbel geprofileerde bogen boven vensters eerste verdieping
- binnenbogen lopen door in de neggen
- buitenbogen rusten via lisenen op colonnetten en kraagstenen ("kopjes").


belangrijkste kenmerken; trapgevel, naar voren uitstekende bovenverdieping met daarin geïntegreerde vensters, bogen boven vensters, binnenbogen lopen door in de neggen, buitenbogen rusten via lisenen en colonnetten op kraagstenen:


Klik hier voor een tekening en foto met zeer veel karakteristieken van een Dordtse gevel.

Karakteristieken van de Dordtse gevel (naast de primaire, essentiële kenmerken die hierboven genoemd zijn, hoeven niet alle kenmerken aanwezig te zijn):
- het metselverband is een kruisverband 
- de trapgevel (vaak later aangepast naar een tuitgevel)
- de bogen van metselwerk boven de vensters op de eerste verdieping en meestal ook de zolderverdieping (de zogenoemde "wenkbrauwen"), vaak voorzien van meer lagen baksteen 
- het gehele metselwerk boven de bogen komt iets naar voren (overkraging; "op vlucht" gebouwd ofwel de top steekt uit vóór de rooilijn)
- de integratie tussen de metselwerkbogen van de eerste verdieping en de overkraging van de tweede verdieping (het vorm één geheel)
- de dubbele boog op de eerste verdieping (naast elkaar de twee bogen boven de vensters)
- de binnenbogen lopen door in de lisenen
- de colonnetten waarmee de gemertselde bogen boven de vensters werden opgevangen (vaak in natuursteen en rijk gedecoreerd, later in baksteen; met colonnet wordt hier dus een soort "langgerekte kraagsteen" bedoeld)
- de lisenen boven de colonnetten (soms rustte de liseen rechtstreeks op een kraagsteen, dus zonder colonnet)
- de driepas in het boogveld tussen venster en bovenzijde boog (het "klaverblad"), vaak met kleine Franse lelies op de toten (de driepas werd bijna altijd uitgevoerd in baksteen; de toten zijn de dunne uitlopers tussen de bladeren van het klaverblad van de driepas)
- de negge is geprofileerd en de neggestenen volgen vaak de bakstenen naast de negge en zijn dan twee stenen hoog (de neggestenen zijn soms voorzien van jaarcijfer) 
- de frijnslag op de geprofileerde delen (frijnslag in steen bestaat uit smalle inkervingen naast elkaar)
- de rondbogen boven de vensters op de eerste verdieping 
- de korfboog boven het (enkele) venster op de tweede verdieping (het veld is bijna altijd uitgevoerd in baksteen, soms in een soort mozaïek van metselwerk); soms was het een rondboog op de tweede verdieping maar bij de proefgevels (voor de meesterproef van de metselaar) was het altijd een korfboog
- meestal: de buitenbogen lopen naar onderen door in korte pilasters en consoles
- meestal: de waterlijsten tussen de verdiepingen (cordonbanden; "de gemetselde delen van de waterlijst bestaan uit geprofileerde stenen, vaak schuin geplaatst, die zijn bewerkt met een frijnslag")
- meestal: de toppilaster (een pilaster die uitsteekt boven het dak in de top van de gevel)
- meestal: de kraagsteen onder de toppilaster (soms met een cartouche of een jaartal)
- meestal: de muurankers (hoe rijker versierd, des te ouder)
- vaak: "kopjes" (als consoles, kraagstenen) onder de boogeinden en in de waterlijsten in het midden van de lijst (vaak voorzien van een soort kapiteel, bijvoorbeeld met voluten)
- muurankers waren meestal niet zichtbaar (blindankers; ze werden en worden bij restauraties soms vervangen door zichtbare exemplaren). 

Voordeel van de Dordtse gevel:
- werd als meesterproef gebruikt voor metselaars (aantal complexe aspecten)
- extra versiering (statussymbool)
- hemelwater heeft minder invloed op het houtwerk van het venster (immers iets terugliggend van de gevel)
- door de overdimensionering van de gevel is dit wellicht een extra stevige bouw.

Een veel voorkomend verschijnsel van gevels gebouwd of aangepast na ca. 1700, wanneer het schuifraam in opkomst is, is het gezakte venster. Het kruiskozijn werd vervangen door een schuifraam. Het schuifraam had blijkbaar een groter venster nodig (of men wilde zelf enegroter venster) waardoor vaak de vensteropening aan de onderzijde wat vergroot werd. De profilering van het metselwerk in de negge loopt in die gevallen niet door. Vaak is door "het zakken" ook de waterlijst onder de vensters van de eerste verdieping onderbroken of simpelweg verwijderd; soms zijn daarvan alleen nog ornamenten aanwezig. Ook de Dordtse gevel kende veel gezakte vernsters.

En stukje van Vereniging Oud-Dordrecht over het boek Meesterlijk metselwerk, over de Dordtse gevel (1584-1798):
"Omdat het Dordtse metselaarsgilde deze gevel vanaf 1584 gebruikte als meesterproef [de zogenoemde proefgevel, red.], is dit geveltype in Dordrecht gedurende ruim twee eeuwen bijna ongewijzigd toegepast. Iedere metselaar die meester wilde worden, moest (in z'n eentje!) zo'n gevel kunnen opmetselen. Pas met de opheffing van het gilde in 1798 kwam er een einde aan deze praktijk. In de eerste helft van de 17de eeuw was de stijl van de Dordtse gevel populair bij gewone opdrachtgevers en werd deze ook toegepast in 'vrije' gevels, die niet als meesterproef zijn gebouwd. Veel Dordtse gevels zijn in de eeuwen daarna gesloopt; het zullen er oorspronkelijk meer dan 150 geweest zijn.
Alle aspecten van de Dordtse gevel komen in dit rijk geïllustreerde boek aan bod. Er wordt ingegaan op het ontstaan en de specifieke kenmerken van het geveltype, op het metselaarsgilde, en op verwante gevels in Dordrecht en daarbuiten. De tweede helft van het boek bevat een beschrijving van 118 gelokaliseerde Dordtse gevels, waarvan er nu nog 58 over zijn. Om het opzoeken van specifieke gevels gemakkelijk te maken, bevat het boek een kaart met de locaties van de Dordtse gevels en een index op adres."

De term vrije Dordtse gevel wordt gebruikt voor gevels die niet gebouwd werden voor het afleggen van de meesterproef van de metselaar. Daar kunnen ook bijvoorbeeld gevels bij zijn met een extra verdieping o.d.


kenmerken van de dordtse gevel;
klik voor de volledige afbeelding van tekening en foto! (tekening lugten malschaert archtecten, uit boek meesterlijk metselwerk, de dordtse gevel, van vereniging oud-dordrecht):


rondboog met overkraging, driepas met franse lelies;
klik voor groter (uit boek meesterlijk metselwerk, de dordtse gevel, van vereniging oud-dordrecht):


kopje getooid met voluten, als kraagsteen onder de colonnet; frijnslag (smalle inkervingen naast elkaar) aan de rand van de profilering (uit boek meesterlijk metselwerk, de dordtse gevel, van vereniging oud-dordrecht):


schuin geplaatste stenen in de waterlijst (uit boek meesterlijk metselwerk, de dordtse gevel, van vereniging oud-dordrecht):


colonnet met weelderige decoratie onder lisenen (net nog te zien bovenaan); onderste deel van de foto geeft de eigenlijke kraagsteen (uit boek meesterlijk metselwerk, de dordtse gevel, van vereniging oud-dordrecht):


Met dank aan Kees Sigmond, mede-auteur van Meesterlijk metselwerk, over de Dordtse gevel (1584-1798) en Martijn van Veelen van Lugten Malschaert Architecten.

Verg. Gelderse gevel, Vlaamse gevel.