1. In
het algemeen: een voeg is een nagestreefde onderbreking van meestal gelijksoortige delen van
een muur of vloer of plafond, bijvoorbeeld de ruimte tussen bakstenen (zie
hierboven), tegels, gipsplaten e.d.
Als de voeg voor een fors deel open
blijft, wordt meestal van naad gesproken.
2.
Ook:
voegwerk. De voeg is het meestal zichtbare deel van de metselspecie of lijm tussen bakstenen.
Ook wanneer sprake is van tegels of andere materialen die niet direct tegen elkaar
worden gelegd, heet het medium een voeg. Voegen kunnen tot 25% van het
metselwerk beslaan en daarmee in belangrijke mate het uiterlijk van het
gevelmetselwerk bepalen, vooral door:
- voegdikte (bijvoorbeeld dikke voeg, dunne voeg, voegloos; zie uiterlijk
verschil)
- steengrootte
- voegkleur (zie uiterlijk verschil)
- voegtype
Een gebruikelijke voeg wordt vervaardigd door de metselmortel
bij het aandrukken van de baksteen niet tussen de bakstenen uit te laten komen
en de metselmortel uit te krabben met een diepte gelijk aan de hoogte van de
voeg. In een later stadium werkt de voeger (niet per se de metselaar) met voegmortel
de voeg af in de gewenste vorm. De voeger vermijdt dat er een lege ruimte onstaat tussen
metselwerk en voegmortel, omdat in die ruimte zich water kan ophopen (waardoor de bakstenen na
een regenbui minder snel drogen en bij vorst de voeg kan barsten).
"Doorstrijken is eigenlijk metselen en voegen ineen.
Het is werk van de metselaar. Kort gezegd komt het er op neer dat de metselaar 'vol en
zat' metselt, waarbij extra aandacht wordt besteed aan het vullen van de stootvoeg.
Als de mortel voldoende is aangetrokken, werkt de metselaar de mortelspecie direct met een voegroller of voegspijker af tot het gewenste voegtype.
De oppervlakte van de mortel wordt door dit apparaat ook nog iets verdicht. De metselmortel vormt zo een
monolithisch geheel tussen de stenen. Slechte aanhechting van de voeg komt bij doorgestreken
metselwerk niet voor. De kwaliteit van doorgestreken metselwerk is dan ook hoog."
Een constructieve voeg is een langwerpige opening die noodzakelijk is om
(omvangrijke) bouwonderdelen van elkaar te scheiden. Een dergelijke voeg mag
niet met metselspecie o.d. worden opgevuld. (Een dilatatievoeg
is als een constructieve voeg te beschouwen.)
Soms is er sprake van een schijnvoeg (namaakvoeg), bijvoorbeeld bij blokbepleistering,
bij betonstraatstenen (meer stenen per te leggen "steen") en
bij laminaattegels (waar ca. 1 cm van de buitenste rand van de tegel
de voeg is).
Goed voegwerk van de gevel is van het grootste belang en verzorgt vele functies in technische en esthetische zin.
Goed voegwerk "ademt" en transporteert en voert water af. Voegen
moeten soms vervangen worden, bijvoorbeeld bij vochtdoorslag door het voegwerk
of vorstschade. De volgende werkzaamheden zijn dan van toepassing:
aanvoer en montage van steigers, uitslijpen/uithakken bestaande
voegwerk, reinigen van de gevel, aanbrengen van voegwerk, hydrofoberen
(waterafstotend maken, impregneren, beschermen, conserveren) van het metselwerk, glazenwassen, demontage
en afvoer steigers.
Voor restauratiewerk wordt regelmatig een hydraulische
kalk (kalkmortel) gebruikt als voegmiddel omdat deze minder hard is (dezelfde
hardheid als de oude baksteen) en, dit geldt niet alleen voor
restauraties, veel minder verweert dan een cementgebonden voegmiddel.
Grotere formaten baksteen verlangen bredere voegen.
De pagina Voorbeelden van voegtypen geeft:
de bolgeklopte voeg, dagvoeg, geslepen
voeg, geknipte voeg, holle voeg, koude voeg, platvol geborstelde of
gekamde voeg, platvol gladde voeg, schaatvoeg, schaduwvoeg, teruggehouden voeg, verdiepte
voeg.
Een zetvoeg is een voeg om de zetting van een gebouw of een deel ervan op te
vangen.
Het uiterlijk van het metselwerk is verschillend bij toepassing van:
- specie (gevulde voegen)
-
lijm (smallere voeg)
- (vrijwel) voegloos.
Bij voegloos zijn er eigenlijk twee soorten:
- echt vrijwel zonder tussenruimte / "voeg" (meestal wordt deze
betekenis bedoeld met voegloos)
- de normale tussenruimte maar zonder voegsel (zonder voegmortel / voegspecie).
Er kan bij bepaalde baksteensoorten ook volledig voegloos worden gewerkt of zonder
stootvoegen. De metselstenen moeten bij
voegloos werk wel exact dezelfde maat hebben (afwijking ca. 0,1 mm bijvoorbeeld)
omdat anders het metselbeeld "verloopt". Speciale dient gelet te
worden op het vermijden van indringen van hemelwater in de smalle open spleet
tussen de stenen.
De voeghardheidsmeter, een pendelhamer van
Schmidt (type PM), is speciaal bestemd voor het meten van de hardheid van voegen in
metselwerk volgens de methode TNO-IBBC: het instrument heeft een slagstift
("hamer") die met een pendelbeweging op het oppervlak van de mortel
slaat en de afstand die na terugslag van de stift wordt afgelegd is af te lezen
op de schaalverdeling (hoe harder de voeg is des te groter de terugslag). De
hardheid van de voeg is mede afhankelijk van het type voeg (bijvoorbeeld een gesneden voeg
die mechanisch verdicht is, is harder dan een platvol geborstelde voeg) en het
soort bouwwerk is bepalend voor het voegtype (bijvoorbeeld een waterkerend werk
dient een voegtype te hebben met de hoogste hardheid, VH45).
De voeghardheidsklassen zijn VH15, VH25, VH35 (verticale
vlakken), VH45 (horizontale vlakken).
Zie eventueel baksteen-specificaties
en zie
Tabellen 3 en 4 in "Baksteen in buitengevels:
ontwerp- en uitvoeringsrichtlijnen").
Dezelfde baksteen met verschillende
voegkleuren geeft de muur een verschillend uiterlijk; de keuze van de voegkleur is architectonisch zeer belangrijk.
Uithalen is het verwijderen van voegwerk waarmee steen is gevoegd. (Uitnemen
is het verwijderen van één of enkele stenen uit metselwerk.)
Een gerenommeerd bedrijf voor gevelrenovatie, hydrofoberen e.d. is o.m. HGR
Gevelrenovatie Rijswijk. Voor vele soorten voegmortels zie Sievert
(Tubag).
Voegspecie (voegmortel) dient te voldoen aan CUR-aanbeveling 61 "Het
voegen van metselwerk".
De herkomst van het werkwoord voegen (verbinden, bij elkaar doen;
schikken, passen) is het Proto-indo-europese pohkeie (vastmaken of
passend maken); bron Etymologiebank.
Eng. joint; voegen is to joint, (na uitkrabben) to point; voeglood (voeglood is
de loodslabbe die in de voeg wordt vastgezet) is lead flashing
*) Clickbricks worden gestapeld en alleen bij muuropeningen,
op hoeken van muren e.d. van lijm voorzien; voordeel is dat het sneller werkt en
meestal ook onder minder goede weeromstandigheden geledg kan worden; nadeel is
dat het geen monoliet geheel wordt zoals bij gevoegd metselwerk en bijvoorbeeld
een zonnescherm aan de wel-monoliete constructie/binnenblad bevestigd moet
worden). (Terug)