Ook:
metselmortel. Metselspecie
is een
specie die voor het metselen wordt gebruikt en tegenwoordig
hoofdzakelijk bestaat uit zand, cement
(bindmiddel) en
water. Soms zijn of worden hulpstoffen toegevoegd, bijvoorbeeld
luchtbelvormer om de verwerkbaarheid van de specie te vergroten. Soms is kalk
toegevoegd, een bindmiddel vergelijkbaar met cement, om het vocht uit de specie
langzamer in de zuigende steen te laten trekken (de specie droogt niet te snel op, waardoor hij beter kan uitharden).
Metselspecie is nodig om stenen of blokken aaneen te kunnen hechten tot één muur en om
eventuele openingen te vullen tussen de stenen of blokken. Metselspecie moet
dus, zeker als hij uitgehard is, goed hechten aan steen of blok.
De algemene verhouding van metselspecie is 1 deel cement op 3 delen zand (metselzand, korrelgroep 0-2, dus
korrels van 0,063 tot en met 2 mm).
Sommige metselaars prefereren een vettere specie (verhouding 1 cement op 2,5
zand) of juist een schralere (1 op 3,5).
Metselmortel kwaliteiten zijn meestal M5, M10 of M15 [aanduiding in
N/mm2].
Bij de metselmortelspecificaties behoort ook de mate van wateropname
(wateropzuiging) van de baksteen: IW1 t/m IW4, zie bij hallergetal
en eventueel baksteenspecificaties.
Een paar opmerkingen over metselspecie (zie o.m. de pdf Metselwerk
en de andere documenten bij Documentatie,
ook voor tips en trucs)
- aangeraden wordt gebruik te maken van fabrieksmatig metselspecie of
metselcement (droog) voor het specifieke werk (steensoort, druksterkte,
hechtsterkte, zomer/winter e.d.) en dit te kopen bij een
leverancier met een snelle omloop, zodat de bestanddelen altijd vers zijn;
prefab metselcement is in vele soorten verkrijgbaar en van constante kwaliteit;
bij metselcement dienen nog zand en water toegevoegd te worden, bij
metselspecie hoort dat alleen water te zijn; altijd geldt:
volg
de adviezen op van de producent van de metselcement...
- bij bijvoorbeeld metselcement ENCI Heidelberg Cement MC 12,5 is al enig kalksteenmeel en luchtbelvormer
toegevoegd; alleen zand en water toevoegen
- werk niet bij vorst en niet bij een omgevingstemperatuur van meer dan 30 graden C;
bij voorkeur wordt gemetseld bij een temperatuur van tussen +5 en +25 graden C
(in noodgevallen kan bij lichte vorst worden gewerkt met zogenoemde vorstmortel
waarbij ook geldt dat bakstenen en alle andere bestanddelen een temperatuur
moeten hebben die, in dit geval, boven 0 graden C ligt; omdat de metselspecie na
aanbrengen meestal de temperatuur van de stenen aanneemt, is het raadzaam de
stenen een temperatuur van meer dan 10 graden C te geven, bijvoorbeeld door
opslag in een verwarmde ruimte)
- de verhouding cement en zand is mede afhankelijk van de hardheid van de
steen
- hoeveelheid water: te natte specie geeft drijvend metselwerk; te droge
specie kan hechtingsproblemen geven; een hardere steen neemt minder snel water op en heeft daarom een
wat drogere, stuggere specie nodig, dus wat minder water toevoegen
- metselspecie met kalk wordt meestal toegepast bij zuigende stenen (normale
baksteen, kalkzandsteen, porisosteen, tegelvloer met authentieke plavuizen); metselspecie met uitsluitend kalk als
bindmiddel (dus geen cement) wordt kalkmortel
genoemd
- metselspecie zonder kalk wordt meestal toegepast bij niet-zuigende
stenen (betonklinkers, harde klinkers voor een trasraam)
- te weinig cement geeft een poreuze, onsamenhangende specie
- te veel cement laat de specie krimpen en verkleint de hechting tussen
specie en steen
- bij te droge stenen hecht de specie slecht; bij te natte stenen
loopt de specie weg en komen er speciesmetten op de stenen
- betonstenen en niet-zuigende bakstenen hebben een geringe stapelhoogte
(niet teveel lagen in 1 dag); dit geldt ook voor metselspecie met (zeer) veel
kalk
- droge, sterk zuigende metselstenen ca. 24 uur voor de verwerking bevochtigen
(bespuiten met leidingwater; de 24 uur is gesteld, omdat de stenen anders weer
te nat zijn; eventueel bij zeer droog weer en droge wind iets korter als dat
nodig is, maar boven 30 graden C mag niet gemetseld worden)
- de hardheid van de uitgeharde metselspecie is o.m. afhankelijk van de
hoeveelheid cement in de specie; bijvoorbeeld een gemiddelde druksterkte van 20
N/mm2 wordt met een verhouding van 1 deel cement op 3 delen zand bereikt
(zie tabel in afbeelding verderop).
Werkwijze
- meng eerst de droge delen (cement, zand, eventueel kalk e.d.)
- gebruik altijd gewoon leidingwater
(zonder chloor); doe eerst driekwart van het water in de molen of kuip en
daarna de droge mortel
- voeg tijdens het mengen zoveel water toe dat een goed verwerkbare specie ontstaat (voeg in de
eerste minuten het water niet te snel toe); vaak zal ca. 3 à 4 liter water op 25
kg metselspecie volstaan; reken voor machinaal mengen ca. 3 minuten en voor
handmatig ca. 5 minuten (voor de "dikte" van de
specie zie de afbeelding onder)
- bij bijvoorbeeld Stiho metselmortel met kalk klasse M5 geeft 25 kg ca. 15
liter specie wat goed is voor ca. 0,5 m2 halfsteens metselwerk waalformaat
- doe vóór het metselen de 1-minuut-proef om het goede vochtgehalte van de stenen
te controleren: "hierbij worden twee stenen op elkaar gemetseld en onder lichte druk, gedurende één minuut,
vastgehouden; als de stenen vervolgens uit elkaar worden getrokken, moet op beide stenen specie achterblijven;
zo niet, dan zijn de stenen te droog of te nat" (zie de afbeelding onder)
- metselspecie moet binnen 2 uur na het aanmaken verwerkt worden
- metsel bij voorkeur vol-en-zat
(vol-en-zat is bij doorstrijken
uiteraard een eis)
- denk aan eventuele dilatatievoegen,
open stootvoegen (voor
afwatering, ventilatie e.d.) en spouwankers - metselspecie die op het zichtbare deel van de stenen is gekomen, moet verwijderd worden
(bij geglazuurde stenen direct de metselspecie van de zichtzijde van de
steen verwijderen, vooral als kalk aan de metselspecie is toegevoegd).
Attentiepunten na het metselen
- wanneer het voegen later plaatsvindt (geen doorstrijk-specie),
dan moet de metselspecie bij de voeg uitgekrabd worden en met een veger
worden schoongemaakt (om een goede diepe
voeg te verkrijgen zodat die minder snel loslaat van de metselspecie en de
steen)
- om ontmengen van de specie en om witte uitslag te vermijden moet het metselwerk met een
waterdichte kunststof folie
afgedekt worden (minimaal 48 uur bedekt houden); dit geeft bescherming tegen
inwatering (regen, spatwater) en uitdroging (door zon of hoge temperatuur)
- voor de volgende dag: maak goed zuigende stenen alvast nat (een dag van
tevoren)
Zelf mengen
Aangeraden wordt gebruik te maken van prefab metselcement voor het
specifieke werk. Wanneer toch zelf de
metselspecie wordt vervaardigd, zijn de verhoudingen tussen cement
(portlandcement), metselzand en kalk meestal als volgt:
soort steen
delen
cement (portlandcement)
delen
metselzand
delen
kalk
baksteen binnenmuren
1
6
1
baksteen buitenmuren
(gevelklinkers)
1
3
0
baksteen buitenmuren
(zachtere baksteensoort)
1
4
1
baksteen waterdicht
1
2
0
natuursteen
1
5
0
kalkzandsteen (zomer)
1
8
2
kalkzandsteen (winter)
2
8
1
de 1-minuut-proef waarmee visueel de "dikte" van de mortel wordt
bepaald; klik voor iets groter (enci
heidelberg cement):
druksterkte na 28 dagen en verhoudingen cement, zand, kalkhydraat en
hydraulische kalk; klik voor groter (belgische
baksteenfederatie):
Fabrieksmatig geproduceerde metselspecie moet voldoen aan NEN-EN 998-2
"Specificaties voor mortels voor metselwerk - Deel 2: Mortels voor metselwerk".
P.S.: Voegspecie (voegmortel) heeft vaak een verhouding van 1 deel cement op 4 delen
zand, soms wordt 1 deel cement, 3 delen zand en 0,5 deel kalk (voor
zachtere stenen). Bij monumenten wordt vaak kalkmortel
toegepast omdat een cementen bindmiddel meestal te hard is voor de
vroeger gebruikte stenen.