houtsnijwerk

Houtsnijwerk is hout dat zó met speciaal gereedschap bewerkt wordt, of bewerkt is, dat het werkstuk (meestal) de gewenste vorm krijgt in reliëf of volledig in drie dimensies (3D). Houtsnijden is een kunstvorm; talent is een eerste vereiste, maar belangrijk zijn vooral ook heel veel techniek en oefenen

Het reliëf werk omvat:
- de vorm komt uit de omgeving naar boven (vaak is het hoog-reliëf, soms laag-reliëf)
- de vorm ligt verdiept in het vlak (zoals een speculaasplank).
In de architectuur is meestal sprake van de verhoogde vorm van reliëf en niet van de verdiepte vorm; de sterk verhoogde vorm lijkt meer op beeldhouwwerk (en schijnt daardoor aantrekkelijker, is meer aaibaar) en is gemakkelijker schoon te maken (zeker voor buitentoepassingen).

Het 3D-houtsnijwerk komt in de architectuur in veel gedaanten voor, zeker niet alleen als een echt beeld, maar bijvoorbeeld ook als een console met versieringen in houtsnijwerk e.d.  Beeldhouwwerk in hout behoort ook tot het 3D-houtsnijwerk. Hoog-reliëf werk is soms zó diep gesneden dat het te zien is als 3D-houtsnijwerk, zoals een goed vormgegeven helm bij een wat minder diep gesneden wapenschild.

Omdat houtsnijden een beeldend beroep is, wordt ook wel gesproken over beeldsnijder en omdat het vaak om ornamenten gaat, ook wel eens ornamentsnijder. Die twee termen worden ook gebruikt bij vervaardigers van objecten in bijvoorbeeld zacht natuursteen (zandsteen e.d.), been, polystyreen. Bij ornamentsnijden is het werkstuk vaak een onderdeel van een groter geheel. 



Toepassingen
In bepaalde bouwstijlen wordt meer gebruik gemaakt van beelden en ornamenten en daarmee ook van houtsnijwerk, naast beeldsnijwerk in bijvoorbeeld natuursteen. Van geverfd beeldsnijwerk aan een gebouw is soms op afstand moeilijk te bepalen of het van steen, beton, keramiek of hout is gemaakt.

Origineel of gerestaureerd houtsnijwerk vinden we in de bouwkunst o.m. bij:
- snijramen (bij bovenlichten)
- consoles, sierklossen (bij dakgoten, balkons e.d.) 
- sierlijsten 
- rozetten 
- panelen (van deuren, orgels e.d.)
- balusters 
- wenkbrauwen van dakkapellen
- wangen van dakkapellen, trappen, kerkbanken e.d.
- windveren 
- schouwen, of onderdelen ervan, bij een open haard
- kapitelen 
- voluten 
- cartouches 
- briefpanelen 
- bossings
- cassette-plafonds 
- loofwerk (op allerlei bouwelementen)
- driepassen 
- gedecoreerd schrijnwerk voor kozijnen, lambriseringen, wandbetimmeringen, preekgestoelten, kerkbanken e.d.
- profiellijsten e.d.
- ornamenten aan houten hekken, leuningen, trappen e.d.
- houtsnijwerk bij deurkozijnen e.d. (gesneden voeten van deurlijsten e.d.)
- soms zerken

Laag-reliëf komt in de architectuur niet zo veel voor, wel bijvoorbeeld bij Fries snijwerk met de kerfsneetechniek op gebruiksvoorwerpen als kistjes e.d., vaak van geometrische figuren, net als het Russische tatianka rezba snijwerk dat ook bijvoorbeeld figuren uit de natuur bevat.

Verder uiteraard bij bijvoorbeeld meubels (voeten van stoelen, handgrepen van armleuningen e.d.) en houten beeldhouwwerk (sculpturen).



Het snijden, de werkwijze, de fond
Om een goede, figuurtechnisch gezien correcte uitgangssituatie te hebben, wordt het eerste deel van het "snijden" (verwijderen van hout) met een bovenfrees, lintzaag of figuurzaag uitgevoerd.

Bij reliëf-werk wordt met een potlood op een doorzichtig papier de uit te snijden voorstelling (ornament o.d.) getekend zoals die op het diepste punt van het werkstuk zal zijn. Door carbonpapier onder die voorstelling te leggen en de potloodlijnen over te trekken, worden de contouren van de voorstelling op het blok hout overgebracht. Om het werk te vereenvoudigen wordt, vooral bij reliëf-werk, uit het blok hout een fond gefreesd: de fond is de "bodem" (ondergrond, achtergrond), het laagste deel dat uitgesneden wordt van de uiteindelijk gesneden voorstelling (die overal even diep kan zijn, maar dat hoeft niet). Onder die "bodem" moet in het blok hout uiteraard een bepaalde houtdikte overblijven om de stevigheid van het uiteindelijke werkstuk te garanderen. 
Rond de tekening wordt het hout met een bovenfrees verwijderd. Eventuele oneffenheden in de fond worden daarna met een schraapstaal weggesneden. (Bij paneel met bossing wordt eventueel een gebogen schraapstaal gebruikt en bij een cartouche gaat het freeswerk en snijwerk vooralsnog om het cartouche heen; het cartouche ligt hoger dan de fond.)
Na die voorbereidingen kan het sculpteren beginnen: dit is het echte houtsnijden. Omdat de oorspronkelijke tekening (gedeeltelijk) weggehaald is, wordt de tekening opnieuw aangebracht, maar nu met een markeerpen zodat er echte smalle groeven te zien zijn. Met beitels en sculpteerbeitels (gutsen) wordt het overige hout verwijderd en het ornament gesneden in de juiste vorm. Kijk altijd hoe de draad loopt, snijdt (in plaats van te steken) en snijdt zoveel mogelijk naar een open vlak. Let op de weerstand van het hout tijdens het snijden. Met de hand op het hout geleid je het mes. Snij zo min mogelijk tegen de draad in anders breken de fijnere vezels, werk wat rustiger, probeer met een snijdende beweging toch om de lengterichting te volgen (maak wel een forse bocht in het snijwerk altijd tegen de draad in).
Gebruik de beitels als langzaam "tekenmateriaal" zodat de voorstelling geleidelijk haar juiste vorm krijgt.

Bij open vormen (3D-vormen), bijvoorbeeld de decoratie van een orgel, wordt de globale tekening met een lintzaag of figuurzaag uitgesneden. Hierdoor ontstaan de benodigde open vlakken, waarna gedetailleerder gewerkt kan worden. 3D-vormen vereisen nog meer vakmanschap en inzicht in diepte en proporties.

Restauratie
Het doel van restauratie van houtsnijwerk is meestal het object terugbrengen naar de oorspronkelijke staat, dus de situatie waarin de originele houtsnijder het meestal lang geleden zelf vervaardigde. 
Behoud van het object
is vaak een belangrijke eis, maar herstel van beschadigingen e.d. maakt het object weer echt aantrekkelijk: verrotte delen vervangen (altijd iets meer weghalen), ontbrekende delen opnieuw maken, profileringen doorzetten in de gerestaureerde of nieuwe delen.
Soms is niet duidelijk hoe het geheel er oorspronkelijk heeft uitgezien, dan is het aan de eigenaar en de houtsnijder om te bepalen hoe het object het beste kan worden aangevuld. De houtsnijder brengt hier ook zijn kennis in van (bouw)stijl en van technische mogelijkheden en onmogelijkheden.

Voor het aanvullen van houtsnijwerk waarvan het hout zichtbaar is, is het wenselijk dat de houtsnijder over een groot aantal soorten hout beschikt. Na bevestiging volgt eventueel nog een bijkleuring van het nieuwe houtsnijwerk, een deel van het object of van het gehele object als dat gewenst is.
Voor het goed restaureren van behandeld houtsnijwerk (geverfd e.d.), is het wenselijk dat de houtsnijder ook over die materiaalkennis beschikt en over een groot aantal soorten beits, verf, lak e.d. beschikt of snel kan beschikken.

Bij plaatsing buitenshuis kan houtsnijwerk beschadigd raken door:
- houtrot (vocht, schimmels, zwammen e.d.)
- inwerking van vorst en dooi
- houtsplijting (droogte meestal, zoninwerking)
- vettige stof, zand en vuil
- chemische inwerking
- stoten (sturen van fietsen) e.d.

Bij plaatsing binnenshuis kan het beschadigd raken door:
- houtsplijting (droogte, zoninwerking)
- stoten (bij schoonmaak, kinderspelen e.d.)
- (ongewenst) verven, witten of stucen
- vettige stof, zand en vuil
- rook e.d. (van haarden, sigaren e.d., vroeger ook van fakkels en kaarsen)
- vallen (van een los object). 

Soms is het object zó slecht van kwaliteit dat behoud niet meer mogelijk is en er een zo goed mogelijk gelijkende kopie gemaakt moet worden van het oorspronkelijke object. Als er nog een deel in goede of redelijke staat is, is er een afdruk van te maken (rubberafdruk, siliconenafdruk) die gebruikt wordt om een gipsafdruk te maken, waardoor er een gipsen kopie is van het nog resterende origineel. 
Bij tere objecten is niet alleen voorzichtige behandeling tijdens de restauratie vereist, maar moet ook speciale aandacht besteed worden aan het transport van het object (naar het atelier van de houtsnijder, maar ook terug naar de eigenaar). Het beste is natuurlijk wanneer het object door de eigenaar gebracht en ook weer opgehaald wordt, zodat er zekerheid is over de staat van het object voor restauratie en erna. 

Afhankelijk van het werkstuk houdt restauratie meestal in: draaiwerk, freeswerk en snijwerk. Zoveel mogelijk wordt mechanisch voorbereid, dat scheelt veel tuitvoeringstijd. Soms kan gebruik worden gemaakt van de kopieerfrees, waarmee met de hand een taster (een conische stift met een rubber punt) over het origineel bewogen wordt en een kopie daarvan uit een ander blok hout wordt uitgefreesd. Zo ontstaat een wat grove kopie die de basis is voor het handmatige snijwerk



Houtsoorten
Belangrijk bij hout voor snijwerk is:
- het hout laat zich goed snijden, schaven, raspen, schuren, polijsten e.d.
- het hout is niet te warrig (vezel, draad), heeft (bijna) geen noesten, geen verwrongen vezelstructuur, niet teveel harde én zachte delen (de houtsnijder schiet dan plotseling en te snel door het hout)
- het hout mag niet te wild zijn in tekening (dan zijn de details in het snijwerk niet goed te zien, dus zulk hout alleen voor grovere vormen toepassen)
- hout dat veel hars bevat heeft het voordeel dat het minder snel gaat rotten; het nadeel van hars in hout is dat het moeilijker te verlijmen is (daarvoor is het echter te ontvetten) en dat het uitbloeiing kan geven (de verf wordt bobbelig en het hars kan gaan "tranen", het lekt dan door de verflaag heen)
- versneld drogen van bijvoorbeeld grenen maakt het hout armer en breekbaar, waardoor het slechter te bewerken is en ook minder duurzaam wordt
- het hout moet eventueel goed behandelbaar zijn (olie, beits, verf, lak, vernis o.d.).

Houtsoorten die vaak toegepast worden bij houtsnijwerk:
- lindehout (ideaal houtsnij-hout; vooral Nederlandse linden groeien niet te snel, niet veel noesten, zacht en niet zo vezelig, mooi egaal, weinig tekening door fijne draad en rechte nerf; ook te snijden met een lang scherp mes; goed te schuren; Belgen noemen het Nederlandse linden "zo geel als kaas")
- appel-, peren- en kersenhout (fijn en dicht van structuur; kersenhout is heel hard)
- eikenhout (hard; de beitel breekt wel eens of de punt van de beitel blijft steken en breekt af; Frans eiken is hard met mooie rechte draad, Duits eiken is zachter en snijdt heel goed; niet schuren met schuurpapier maar met scherp gereedschap; eiken voor houtsnijwerk moet kwartiersgezaagd zijn anders zijn er teveel warrige draden zichtbaar)
- olijfhout (fijn en dicht, wel wilde tekening door onregelmatige draad en spiraalgroei)
- populier (rechte draad, fijne gelijkmatige nerf)
- mahoniehout (vaak fijne nerf, maar kruisdraad, dus lastig te splijten en te schaven)
- notenhout ("fijn tot matig grof, rechte draad, soms warrig of golvend")
- taxus en buxus (fijn, beide hard, vooral buxus laat zich goed snijden)
maar meer andere houtsoorten zijn ook geschikt.

Voor houtsnijwerk dat behandeld wordt met een grond- en laklaag is het minder belangrijk dat er geen noesten in het hout zitten en dat er een wilde tekening is in het hout (het oppervlak is immers nog verder te behandelen), maar bij een noest kan het mes uitschieten.



Gereedschap
Het gereedschap bestaat bij handmatig houtsnijwerk bijvoorbeeld uit een set beitels en sculpteerbeitels ("gutsen"), een werkbank en houtklemmen en eventueel schuur- en polijstmateriaal om het werkstuk glad te maken.

Opmerkingen vooraf:
- Een algemeen bekende term is het steken van hout, maar veel houtsnijders gebruiken liever de term snijden, die beter het overwogen en vaak fragiele karakter van het sculpteren aangeeft.
 - Er zijn kunstenaars die liever "snijden" (met de hand, tegen de guts), maar anderen gebruiken liever zolang mogelijk de houten klopper (hamer) om de guts in het hout te drijven. Ornament-werk wordt meestal gesneden en de klopper wordt vaak gebruikt voor het grovere werk, omvangrijker werk en voor beeldhouwwerk.
- De beitels met een bolle, houten handgreep (bolkop-beitels, handpalmgutsen) worden gebruikt voor het snijden van linoleum, meestal niet voor hout.
- Het gereedschap wordt aan de houtsoort aangepast, o.m. de vouw van de beitel (de schuinte van de beitelsnede) is hierbij van belang.
- Sommige harde houtsoorten zoals eiken kun je beter niet schuren omdat dan vaak heel fijne krasjes zichtbaar blijven. Eiken kun je beter nooit schuren, als je het eiken houtsnijwerk schuurt dan gaan de vaten openstaan en als het eiken gerookt wordt, wordt de afbeelding anders. Met zeer scherp gereedschap kan het oppervlak toch glanzend gemaakt worden.
- Snijgereedschap wordt gewet (weer scherp gemaakt) en gepolijst (voor een werkelijk scherpe snede).
- Er zijn handmatige en machinale gereedschappen / hulpmiddelen.

Een aardige lijst van mogelijke handmatige hulpmiddelen:

- Beitels ("vlakke beitels") hebben een recht mes. Elke beitel heeft zijn eigen breedte; er zijn verschillende breedtes; er zijn ook verschillende snijhoeken.
- Sculpteerbeitels ("gutsen") hebben een meer of minder gebogen mes aan de steekpunt (snij-punt). "De kromming van een guts wordt de schacht genoemd: het voorste gedeelte dat snijdt heeft een bepaalde holling, van 2 (vrijwel recht) tot 11 (half rond). De schachten (bladklingen) kunnen gebogen, gekropt of verkeerd gekropt zijn." De vouw van de beitel is de schuinte van de beitelsnede. Gutsen hebben een code in de vorm n1 / n2; n1 geeft in een getal de kromming aan (1 is recht een rechte beitel en 11 is half rond); n2 geeft in een getal de breedte aan in mm. Bijvoorbeeld een 7 / 5 is flauw rond en 5 mm breed. 
- Gekropte beitels hebben een lepelvorm. Gekropte beitels worden vaak gebruikt om een holle vorm achter een andere vorm uit te snijden. Je werkt ermee als het ware om een bochtje. De verkeerd gekropte beitel heeft de bolling van de punt aan de bovenkant i.p.v. aan de onderkant.
- Burijnen zijn V-vormige gutsen, dus geen gebogen punt maar een scherpe V-vorm.
- Snijmessen zijn messen voor specifiek houtsnijwerk, bijvoorbeeld Fries snijwerk.
- Haalmessen of trekmessen zijn vooral geschikt om rechthoekige vormen af te ronden. Deze hulpmiddelen zijn vaak niet (direct) nodig, maar kunnen zeker handig zijn.
- Kloppers en fleshamers zijn meestal houten hamers om op de beitels en gutsen te slaan, meestal voor beeldhouwwerk. Vaak hebben ze een kop van messing. Door de afgeronde cilindrische vorm van de kop hoef je niet op te letten hoe de hamer op de guts of beitel belandt; deze hamers zijn vooral bedoeld om grotere stukken hout te verwijderen. Een kleinere klopper is eigenlijk voor het fijnere werk en een grotere voor het grovere. Door de zeer frequente slagen belast vooral de grote hamer de pols nogal (een kleinere klopper werkt vaak prettiger). Afwerken van het werkstuk gebeurt met de hand, dus snijwerk i.p.v. met een hamer.
- Raspen en vijlen, om snel de vorm in het werkstuk te krijgen, worden niet vaak gebruikt omdat ze het hout beschadigen. Raspen en vijlen zijn meer voor bewerking van steen (een vijl is een soort fijnere rasp). Er zijn raspen met verwisselbare bladen. Wanneer niet alle zijden van de vijl voorzien zijn van tanden kan ook een deel van het te vijlen hout ongevijld blijven.
- Scorp is een een soort klein gebogen haalmes om relatief gemakkelijk hout uit te hollen.
- Schuurpapier of schuurlinnen om het werkstuk "glad" te maken (korrel 100...400). Schuren is afhankelijk van het gewenste effect: soms is het juist de bedoeling de snede van guts of beitel goed zichtbaar te houden. Hoe harder het hout, hoe fijner de korrel (150-180 of meer). Bij harde houtsoorten als eiken zijn na schuren juist vaak krasjes te zien. Lindehout eerst schuren met korrel 120-180, daarna met 240 of 320. Als het werkstuk geverfd wordt, volstaat meestal schuren met korrel 180. Bij afwerking met bladgoud een fijnere korrel toepassen (240 of 320).
- Wetstenen (slijpstenen) om het metalen blad weer scherp te maken, in verschillende vormen voor verschillenden gutsen. Voorkeur gaat uit naar de Belgische steen (Coticule, korrel ca. 4000 of ca. 8000!) of de Japanse wetsteen. Gebruik de wetsteen met water. Een bekend gezegde om aan te geven dat je gewoon moet wetten: "wetten is geen tijdverletten". Sommige wetstenen kunnen gebruikt worden met water maar vaker wordt dunne olie gebruikt; voordeel is dat de beitel of guts minder snel roest maar maak het gereedschap goed droog vóór het houtsnijden (de olie kan blijvende vlekken op het hout geven). 

"Voor de wetstenen is het belangrijk een wetsteen te hebben die een ronde kant heeft, misschien zelfs taps toelopend zodat je alle rondingen hiermee ook aan de binnenkant van de guts kunt wetten, en een wetsteen met een V-vormige kant, een vouw waarmee je de binnenkant van V-vormige gutsen kunt wetten."
- Wetleer en wetpasta (polijstpasta) geeft nog verfijnder wetten dan op steen. Door het leer wordt de metalen punt van het gereedschap goed glad. (Slijp de botte beitel eerst op steen, wet daarna op steen en polijst dan op de leren schijf of leren band.)
- Stevige werkbank voor allerlei houtwerk en bijvoorbeeld om het werkstuk aan vast te klemmen tijdens te snijden.
- Werkraam
om een niet te groot werkstuk in te klemmen tijdens het snijden e.d. (Ook kan een houten plaat op de werkbank geschroefd worden, insmeren met houtlijm, papier hierop, weer houtlijm en daar het werkstuk op: door het papier tussen werkstuk en houten plaat is het werkstuk gemakkelijk te verwijderen en schoon te schuren.) 

In een startset is in ieder geval handig: een aantal rechte beitels, een burijn (een V-guts), en van de gutsen een 11 (half rond) van zo'n 6 mm tot 11 mm breed, en bijvoorbeeld een 3 van 5 en 10 mm en een 5 en een 7 van 10 en 20 mm. Er zijn setjes te koop. Verder wetstenen en schuurpapier en natuurlijk een stevige houten werkbank.

Bij houtsnijden denk je natuurlijk in eerste instantie aan handmatig werk, maar zeker het beginwerk van een werkstuk kan sterk vereenvoudigd worden als de houtsnijder van mechanische hulpmiddelen gebruikmaakt. (Als de houtsnijder uit het verleden die hulpmiddelen had gehad, had hij ze zeker ook toegepast.)

Machinale hulpmiddelen zijn o.m.:

- Slijpmachine met schuurlinnen om de beitels en gutsen te slijpen die fors beschadigd zijn. Omdat na het slijpen met schuurlinnen vaak zeer kleine groefjes aanwezig zijn in het metaal, moet het gereedschap gewet worden op een natte slijpsteen (machinaal bijvoorbeeld met Tormek, handmatig met de Belgische steen) en als laatste stap gepolijst worden op leer.
- Bovenfrees om grote stukken hout uit het blok te frezen.
- Lintzaag om grotere stukken hout te zagen.
-
Figuurzaag-machine om fijnere vormen uit een plaat of blok hout te zagen.
- Vandiktebank en vlakbank om automatisch bijvoorbeeld steeds een mm o.d. van een blok hout of plaat te "schaven". Met een vlakbank haal je een laagje hout weg van een krom getrokken plank of plaat (hol of bol), zodat er weer een vlakke plank of plaat ontstaat.
- Mechanische kopieermachine (de kopieerfrees) waarmee (min of meer) een kopie van het origineel gemaakt kan worden, waarna met de hand het gehele oppervlak wordt opgesneden.
- CNC is computergestuurd frezen en valt daarmee meestal buiten het werk van de houtsnijder, zeker als het om unica gaat.

Computergestuurd houtsnijwerk CNC
CNC is geen houtsnijwerk maar frezen en te beschouwen als 3D-frezen.
CNC staat voor Computer Numerical Control, een manier om computergestuurd de machine te laten frezen, bijvoorbeeld om ingewikkelde structuren in hout te frezen, te zagen (laseren) of te ponsen (verg. CAM), dus ook wel om "houtsnijwerk" te fabriceren.
"Voor een CNC voorbereiding moet je een origineel of een 3D surface model hebben. Daarna wordt er gefreesd met een grote freeskop en vervolgens met een steeds kleinere frees tot alle details uitgefreesd zijn. Dit neemt zoveel tijd in beslag dat handwerk eigenlijk veel goedkoper is. Een CNC machine betaal je per minuut."
CNC wordt dus vooral toegepast om een kopie te maken van een in goede staat verkerend bestaand snijwerk, wanneer er al een softwaremodel is of wanneer er veel exemplaren van eenzelfde houtsnij-object gewenst zijn (dan wordt er één exemplaar gesneden dat als voorbeeld dient voor alle kopieën).
Voordelen CNC t.o.v. handsnijden:
- tijdwinst (bij een goed origineel of bij seriematige productie)
- een beeld kan eventueel voorbereid worden met CNC waarna met de hand de details gestoken worden.
Nadelen CNC t.o.v. handsnijden:
- vereist een goed origineel of een 3D-surface-model
- in aanvang duur
- vooral voor seriewerk
- een CNC-freeswerk "leeft" niet, het is saai van snede.



Houtsnijders (professioneel)
- Johan van Kuijk Timmerwerken en Houtsnijwerk
(Ouderkerk a/d IJssel, Zuid-Holland) 
- Jan van Harskamp Houterij de Specht
(Zetten, Gelderland) 
- Atelier Reudenroos
(Enkhuizen, Noord-Holland)
- Frans Dingemanse
(Nieuw- en Sint Joosland, Zeeland) 
- Harry Leuringk
(Laag-Soeren, Gelderland) 
- Atelier Maarten Robert
(Rasquert, Groningen) 
- Ubald Elshuis
(Maarn, Utrecht) 
- Pieter Koorn Houtsnijwerken
(Alkmaar, Noord-Holland) 
- Vera Teunen Houtsnijwerk
(Utrecht) 
- Ambachtelijk Timmeratelier John van Schijndel
('s-Hertogenbosch, Noord-Brabant)

Meer informatie over hout
- Houtinfo
(klik daar op Houtsoorten) 
- Hout, houtsoorten, herkenning, eigenschappen e.d. (van Constructiv)



Leveranciers van gereedschap en hout
- Baptist voor gereedschap
(klik op Houtbewerkers)

- Willy Vanhoutte (België)
- Craft Supplies 
- Arnhemse Fijnhouthandel
(zoek bijvoorbeeld op "houtpakket") 

- Amsterdamse Fijnhout 
- Aduis voor hout 

Merken gereedschap
- Pfeil 
- Kirschen 
- Dastra 
- Tormek
slijpmachines
- Hegner
schuurmachines (schuurlinnen tot korrel 400 beschikbaar) en figuurzaagmachines 



Afbeeldingen

Afbeeldingen van architectonische onderwerpen e.d.

houtsnijwerk wangen dakkapel in hoorn;
klik voor groter (reudenroos):


houtsnijwerk wang van dakkapel in enkhuizen, met origineel;
klik voor groter (reudenroos):


houtsnijwerk kuif, prinsengracht, amsterdam; de volgende afbeelding toont het origineel;
klik voor groter (houterij de specht):


houtsnijwerk aan schouw;
klik voor groter (houterij de specht):


houtsnijwerk ornamenten kapel sidney sussex college, cambridge, engeland;
klik voor groter (houterij de specht):


houtsnijwerk bovenlicht zuiderzeemuseum, enkhuizen;
klik voor groter
(reudenroos):


houtsnijwerk aan de hand van gipsen voorbeeld;
klik voor groter (houtsnijden en beeldhouwen in hout, copyright jeroen humbeeck):


verdiepte vorm bij een antieke speculaasplank; hier lijkt de vorm nog gesneden te zijn, maar tegenwoordig wordt de vorm gedrukt in het (zachtere) hout;
klik voor groter (van gils antiek):


fries snijwerk, in het hout gesneden met snijmessen, niet met beitels of gutsen; het bovenste vlak van het houtsnijwerk is recht zoals bij speculaasplanken (kenniscentrum immaterieel erfgoed nederland)


taianka rezba houtsnijwerk (livemaster):


Afbeeldingen van gereedschappen e.d.


beitels en gutsen
(rechte beitels en sculpteerbeitels); klik voor groter:


gekropte beitel met aangegeven de mogelijk breedtes, merk pfeil (craft supplies):


verkeerd gekropte beitel met aangegeven de mogelijk breedtes, merk pfeil (craft supplies):


coticule wetsteen, gele natuursteen met donkere steenhouder, korrel 8000; verder een rechte beitel van kirschen (baptist):


haalmes met hoes;
klik voor groter (beeldhouwwinkel):


scorp, om uit te hollen; klik voor groter (baptist):


snijmes, vooral voor fries snijwerk e.d.; klik voor groter (kirschen):



Documentatie
- Catalogus Kirschen houtsnijgereedschap (en prijslijst)

Met dank aan o.m. Johan van Kuijk Timmerwerken en Houtsnijwerk, Jan van Harskamp van Houterij de Specht en Eelco van Roden van Atelier Reudenroos.

Verg. ajour, filigraan (filigrain), topgeveldecoratie.

Eng. wood carving, wood engraving, wood cutting, wooden panelling, wooden paneling (USA)