Ook:
knoest; Vlaams: wier. In de bouw wordt
vaak over noest gesproken. Een noest is
een ronde, ovale of grillige vorm van harder en donker hout op
de plaats waar een tak gegroeid was.
Vooral vurenhout, grenenhout en elzenhout bevatten nog wel eens
ongezonde noesten, d.w.z. dat de noesten uitvallen. Houtmateriaal met (gezonde)
noesten is
wat goedkoper dan noestvrije planken.
Hout met noesten is van mindere kwaliteit (het hout is zwakker) dan
zonder noesten en kan in extreme gevallen niet als constructiehout
worden toegepast.
Soorten kwasten op een plank (met dank aan Centrum
Hout en Aad
van Berkel):
- ronde kwast - ovale kwast - platte kwast of langwerpige kwast (kwast waarvan de grootste
diameter groter is dan viermaal de kleinste diameter)
- platkwast (kwast die niet door de plank heen gaat (alleen te zien op
bijvoorbeeld de bovenkant en niet op de onderkant van een plank)
- kantkwast (kwast uitsluitend op de zijkant van een plank, dus niet aan
het oppervlak van zowel bovenzijde als onderzijde van de plank te zien)
- ribkwast (kwast op de zijkant én op de brede zijde van de plank is te
zien; deze kwast wordt ook vaak kantkwast genoemd)
- schietkwast of splitkwast (een in de lengterichting van de kwast
doorgezaagde, niet-doorgaande kwast)
- pijpkwast (een doorgaande schietkwast in de zijkant van de plank)
- kruiskwast (kruisvormige kwast in naaldhout bij een takkrans, de plaats
waar de takken aan de stam zitten)
- pit of pitkwast (een gezond, rond of ovaal kwastje kleiner dan 5
mm)
- kattenpoot (een drietal of meer pitten bijeen, als de afdruk van de
kussentjes onderop de poot van een kat; de kattenpoot wordt beschouwd als één
kwast)
- paardenpoot (ook: paardepoot; een overblijfsel van grote kwasten
waaroverheen weer hout en schors zijn gegroeid, vooral bij eiken; een
paardenpoot is vaak een verrotte kwast)
- kwastgroep (een groep te dicht bij elkaar liggende kasten).
Een vaste kwast of vergroeide kwast is een kwast die afkomstig is
van levende takken, dus waar de tak is meegegroeid met de stam (tot de boom
gekapt werd; vaak is die kwast voor minimaal driekwart van de omtrek vergroeid
met het omringende hout).
Een losse kwast of dode kwast is een kwast die afkomstig is van een tak die tijdens de groei van de
boom is gestorven (de groeiringen van de stam lopen niet in de tak door; vaak is
die kwast minder dan een kwart van de omtrek aan het oppervlak
vergroeid met het omringende hout; de losse of dode kwast zit vaak los en valt
dan onder het bewerken uit het hout).
Een zachte kwast of ontaarde kwast is een kwast die niet (meer) de
normale hardheid heeft van het omringende hout.
het ontstaan van een noest (boek bouwmaterialen van ing. m.w. verver, 1995):
noest in geolied eiken rustiek:
wanneer de noesten nog kunnen werken (vers hout), kan de verf na verloop
van tijd
bij de noest gaan bladderen (foto joostdevree):
platkwast en ribkwast:
doorgaande ribkwast:
(waarschijnlijk doorgaande) platkwast:
schietkwast of splitkwast:
Kwasten en andere onvolkomenheden in gezaagd hout komen
voor in NEN-EN 844-9 Rondhout en gezaagd hout - Termen en
definities - Termen voor de onvolkomenheden in gezaagd hout. Eng. knot