Kwel
is uittredend grondwater. Kwel
is grondwater dat door natuurlijke of kunstmatige hoogteverschillen in grondwaterspiegels door dijken of doorlatende ondergrond
in polders terecht komt en kan plaatselijk aan de oppervlakte treden. In het
rivierengebied is kwel in extreem natte omstandigheden zeker geen uitzonderlijk
verschijnsel; het is al eeuwen een bekend fenomeen. Het kan wel vervelend zijn.
"De situatie kan per woning verschillen door bijvoorbeeld de grondslag,
hoogte van het maaiveld, waterhuishouding
op eigen terrein of de bouwwijze van het huis."
Kwel kan leiden tot plassen op het land en volle sloten. Waar kwel de sloten
teveel vult, wordt door stuwen en gemalen
dat water weer verwijderd.
Kwel kan op zichzelf dus niet veel kwaad, maar als het zand meevoert is het een faalmechanisme van dijken.
Ook wanneer een dijk teveel water doorlaat, ontstaat kwel. "Deze situatie heet onderloopsheid. (Achterloopsheid
is het verschijnsel dat water langs een kunstwerk stroomt en zand meevoert; de
term achterloopheid komt daarom bij dijken, dammen en duinen zelden voor, maar
wel bij sluizen e.d.)
Zout grondwater komt door kwel aan de
landzijde van de dijk aan de oppervlakte. Kwel is ongewenst, want door de druk
van het water kan de kleilaag van de dijk aangetast worden. De dijk kan hierdoor
bezwijken."
Kwel treedt evenzo op wanneer door een doorboring van een grondpakket water uit een dieper gelegen
zandpakket onder een laag veen of klei boven de grondwaterstand
van die
veen- of kleilaag kan komen; soms kan het water uit de diepte zelfs aan de oppervlakte
komen. Bij tunnelbouw kan door kwel de grondwaterstand niet op peil worden
gehouden wat door
bijvoorbeeld bronbemaling weer aangepast kan worden.
Maar door bronbemaling kan de grondwaterstand
weer te laag worden wat bij langdurig bemalen bij meestal oudere gebouwen in de
buurt kan leiden tot droge houten paalkoppen met paalrot
tot gevolgen daardoor zeer hoge herstelkosten. Een alternatief is de tunnel
in het droge te bouwen en met onderwaterbeton e.d. ervoor te zorgen dat het
kwelwater niet aan de oppervlakte kan komen (zie de afbeeldingen verderop).
Via peilbeheer
kan het waterschap vermijden dat kwel en wel grote gevolgen heeft. Een aantal termen in dit verband:
- Kwelwater is water dat door bijvoorbeeld een dijk heen
sijpelt, maar het kan ook vanuit zee kilometers onder waterdichte lagen
door stromen.
Kwel van zout water is een gevaar voor de landbouw omdat zout water fataal is
voor de meeste gewassen.
- De kwelweg is de route die het water van de kwel volgt door de dijk, van
intreepunt tot uittreepunt.
-
De kwellengte is "de afstand, die het water door de grond moet afleggen om aan de binnenkant van een waterkering uit de grond te
kunnen stromen".
- De kwelkade is "een achter de bandijk gelegen ongeveer een halve meter hoge kade die het kwelwater opvangt"
(vangt water op dat onder of door de hoofddijk sijpel; ook ontstaan er een
waterreservoir dat door tegendruk het kwelwater beperkt). Veel kwelkades zijn in
de 20e eeuw verdwenen, vaak voor boerenland en woonwijken. (Een bandijk is
"een hoogwaterkering langs een rivier bovenstrooms van het
kenteringgebied".) - De kwelsloot is de sloot
aan de voet van de dijk om kwelwater op te vangen en af te voeren.
- Piping.
Als de kwel of kwelstroom gepaard gaat met het meevoeren van gronddeeltjes van de
ondergrond van de dijk (vaak zand), dan wordt dit piping
genoemd. Kwel is een vrij normaal verschijnsel, piping echter kan een bedreiging zijn
voor de dijk. -
Kwelschermen zijn schermen die worden toegepast bij het watertechnisch afdichten van dijken, dammen en verdiepte
snelwegen, maar ook voor het isoleren van bijvoorbeeld vuilstortplaatsen.
Meestal is een kwelscherm dus een ondoorlatende, verticale constructie voor het
stoppen of juist verlengen van de kwelweg.
Een kleikist
is ook te beschouwen als een kwelscherm.
- Een wel is het opborrelen van kwelwater in bijvoorbeeld een sloot.
- Het tegengestelde van kwel is het droogvallen van een sloot of greppel: de wegzijging.
Een kwelder is iets anders: een buitendijks land langs de zeekust dat begroeid is met zoutminnende flora en dat alleen bij zeer hoge vloed
(springvloed, springtij)
overstroomt; een kwelder is een benaming uit het waddengebied (in Zeeland wordt
het een schor genoemd en in Zuid-Holland een gors).
kwel, dijkopbouw en kwel; klik voor groter (natuurwijzer):
kwel van water uit een zandpakket onder een dikke deklaag van klei of
veen; doorboring bovenste pakket door bijvoorbeeld funderingspalen (a16rotterdam):
methode om het peil van het grondwater te behouden en om kwel te vermijden bij de
tunnelbouw van a16rotterdam
(halfverdiept liggende "landtunnel"); om dit proces behapbaar te
maken is de tunnel in de lengterichting in segmenten van ongeveer 100 m verdeeld; klik voor groter:
- aanbrengen bouwkuip
- opzetten waterniveau in de bouwkuip (voor behoud verticaal evenwicht bij
ontgraving)
- ontgraving
- extra opzetten waterniveau in de bouwkuip (tot boven maaiveld)
- ontgraving
- grind storten en aanbrengen onderwaterbeton
- droogpompen bouwkuip
- opbouw tunnel
- bedekken tunnel met aarde (ca. 1 m)
kwelscherm geolock (tekening en foto); nr 4 geeft een
zwelkoord aan om waterdichtheid te garanderen (cofra
geotechnics):
kwelscherm bij een leidingdoorvoer door een damwand (het
scherm voorkomt dat het kwelwater een buis of leiding volgt, waardoor er
een lekkage ontstaat):
voorbeeld van infiltratie-kwel in zeeland; klik voor groter! (nationaal
georegister):
Het woord kwel (het doordringen van water) komt
van het werkwoord kwellen (doorsijpelen, uit de grond
opwellen), ontstaan uit het Middelnederlandse quellen (opwellen,
opborrelen; in het Middelnederduits opzwellen, opspringen van vreugde (van het
hart)). Het woord kwelder is waarschijnlijk een afleiding van kwellen; de betekenis is dan
"grond waar veel water opwelt of doorsijpelt, moerassig land". Bron
Etymologiebank.