Klei
is een grondsoort die bestaat uit
fijne platte gesteentefragmenten (zandkorrels, vooral kwarts) en mineraaldeeltjes met een korrelgrootte kleiner dan 0,002
mm (< 2 micrometer; de benaming van deze kleine deeltjes is lutum).
We onderscheiden zeeklei en rivierklei naar de plaats van ontstaan, het
is daarmee een afzettingsmateriaal (een sedimentair
gesteente).
Door de fijne, platte deeltjes
(plaatjes) is
klei een goede afsluiter van water en wordt als zodanig toegepast bij
bijvoorbeeld dijken, sloten, singels. De
kleur van klei is grijsachtig, bij rivierklei soms bruinig door oxidatie van
ijzerdeeltjes.
Vette klei is klei
met weinig zand; weke, vette klei wordt in Zeeland spier genoemd. Magere klei is klei met veel zand Slappe klei is klei met weinig binding tussen de bestanddelen, stijve
klei met veel binding. Jonge klei is klei die in de laatste geologische periode(n) is afgezet.
Diep liggende klei is vaak oude klei.
Door uitdrogen of door druk gaat klei inklinken:
het poriënwater verdwijnt uit de kleimassa wat de binding tussen de
kleideeltjes sterk verlaagt. Dit inklinken is zeer nadelig voor bijvoorbeeld oude gebouwen die
gefundeerd zijn op een kleilaag. Verder zorgt klink voor bodemdaling.
Eén van de foto's
onder geeft een impressie van krimpscheuren
(craquelé) in uitgedroogde klei.
Kenmerken van klei en leem
- chemisch minder stabiele mineralen en meer anisotroop
- vorm van de deeltjes is schilferig (< 0,01 mm)
- gemakkelijk splijtbare kleimineralen (door het schilferige karakter) worden
bij verwering zeer kleine fracties (groot oppervlak en grote waterbinding)
- kleine doorlatendheid
- klei heeft meer dan 25% lutum (lichte kleigronden 25-35% lutum en matig en zware kleigronden meer dan 35%
lutum)
- "opnamevermogen water voor toeslagmaterialen (zonder
ontmengingsrisico)"
- behoorlijk samendrukbaar (plastisch en elastisch; klei: voortgaande
vervorming)
- goed handelbaar na drogen (in de baksteenindustrie)
- zettingen verlopen langzaam.
Resulterend
- samenhangend
- vaak slecht doorlatend (zie bij permeabiliteit)
- redelijk samendrukbaar
- minder geschikt als bouwgrond
- klei: zeer geschikt als grondstof voor baksteen.
Het bestanddel lutum (met dank aan Hoveniersbedrijf
Marieke Daalder)
Lutumdeeltjes geven de grond bepaalde eigenschappen:
- lutum is zacht, kneedbaar, plastisch; onder natte omstandigheden vervormt het erg gemakkelijk (wielsporen in natte
klei)
- lutum kleeft silt (= leem) en zanddeeltjes aan elkaar tot kruimels en
kluiten; naarmate er meer lutum in de grond zit, neemt het kleefeffect toe en wordt de grond zwaarder te
bewerken
- lutum kan bepaalde plantenvoedende stoffen binden en ook weer afgeven aan de
plantenwortel
- lutumdeeltjes geven de grond zwel- en krimpvermogen; door het opzwellingsvermogen kan een sterk lutum houdende grond veel water opzuigen.
(bron:
"beter bouw- en woonrijp maken", ir. d.j. biron, 2004)
Eng. clay; blauwe klei is blue clay; bonte klei is mottled clay,
variegated clay; grindhoudende klei is gravelly clay; jonge klei is Holocene
clay; kalkhoudende klei is calcareous clay, limey clay; leemhoudende klei is
loamy clay; magere klei is lean clay; vette klei is fat clay; slappe klei is
soft clay; stijve klei is stiff clay; vuurvaste klei is fire clay, refractory
argil; zware klei is heavy clay
*) "Een ternaire grafiek geeft de verhoudingen van drie variabelen weer als posities in een gelijkzijdige driehoek. De aandelen op iedere zijlijn geven samen 100%."
('t over-leven)