home  meewerken?

discl. / ©, lid NVJ

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z
stikstofcrisis en oplossingen


sluis

 

sluis

Een sluis is een civieltechnisch kunstwerk dat deel uitmaakt van een vaste waterkering met als doel twee watergangen met in het algemeen verschillende waterstanden (waterpeilen) via beweegbare afsluitmiddelen naar behoefte van elkaar te scheiden of met elkaar te verbinden.
De middelen waarmee de sluis wordt geopend en gesloten worden sluisdeuren genoemd (zie verderop).


klik voor de werking van een schutsluis (binnenvaarttaal):



Er zijn sluizen met verschillende functie:

De deurtypen van een sluis zijn o.m.:


Sluistypen

Stroomsluizen
zijn voor beheerste afvoer of aanvoer van water. 

De uitwateringssluis of suatiesluis komt veel voor in zee- en rivierdijken en voert overtollig regen- en kwelwater van boezems en polders af naar zee of rivier o.d. De duur van een lozing heet sluisgang.
Dit sluistype kan een duiker zijn (waterdoorgang via een "tunnel" door een dijk o.d.), maar er zijn ook open uitwateringssluizen.


uitwateringssluis of suatiesluis: 


De ontlastsluis komt voor in bijvoorbeeld de zomerdijk van de grote rivieren: "hebben als functie het water af te voeren dat ten gevolge van een al dan niet gewenste overstroming een gebied is binnengekomen". De ontlastsluis is een uitwateringssluis voor noodgevallen. Door een schuif wordt de sluis geopend en wordt overtollig water afgevoerd. Deze sluis hoeft zich niet per se in een waterweg te bevinden. 


ontlastsluis:


De spuisluis heeft als doel het dichtslibben van een waterweg te voorkomen (aan het einde van kleine zeehavens). Wanneer het verval groot is, wordt de spuisluis geopend, het snelstromende water neemt het slib mee waardoor ook op die plaats de waterweg weer voldoende diep wordt (lokale "baggerfunctie", dus meestal geen sluis om schepen door te laten). Tijdens hoog water (HW) wordt de spuikom gevuld en bij het laagste punt van eb wordt de spuisluis geopend.


spuisluis:


De inlaatsluit laat op gewenste tijden water in (en heeft hiermee dus een tegenovergestelde functie aan die van de uitwateringssluis): een polder kan door een lange droge periode een te lage grondwaterstand hebben, het water dat de inlaatsluis passeert verhoogt de grondwaterstand weer. Het water van singels en grachten kan door een inlaatsluis worden ververst.


inlaatsluis:


De irrigatiesluis dient om water van een rivier via secundaire en tertiaire leidingen naar een te irrigeren gebied te leiden. (Irrigeren is bevloeien, besproeien.) Bij de hoofdvertakkingen zijn verdeelsluizen.


irrigatiesluis:


Keersluizen moeten voorkomen dat er achter de sluis een te hoog of juist te laag waterpeil komt. Keersluizen zijn dus tijdelijke afsluitingen waarbij óf een afgesloten stand óf een geopende stand uitgangspunt is. De keersluis wordt veel toegepast bij zeehavens. Meestal staan ze open vanwege de scheepvaart. Bij hoog of laag water worden de deuren gesloten om te voorkomen dat het achterliggend gebied overstroomt, respectievelijk dat de haven droogvalt. Een doksluis is een vorm van een keersluis. 
Voorbeelden: de stormvloedkering bij Krimpen aan den IJssel, de stormvloedkering Maeslantkering in de Nieuwe Waterweg, de keersluis nabij de havenmond van Zierikzee, de Londense dokken.


keersluis:


Schutsluizen of scheepvaartsluizen maakt scheepvaart mogelijk tussen twee vaarwegen met een verschillend waterpeil. 
De schutsluis bestaat uit minimaal twee sluishoofden (een benedenhoofd en een bovenhoofd, elk met één of twee te sluiten en te openen deuren) met ertussen de kolk of schutkolk (lengte minimaal de lengte van het te schutten vaartuig). Sluizen tussen buitenwater (zee of rivier) en binnenwater schutten door het wisselende verval vaak naar beide kanten. Men spreekt hier van buitenhoofd en binnenhoofd
Schutsluizen zijn de meest in het oog springende sluizen. Het is een prachtig gezicht als de boten de sluis aan de ene kant invaren, de deur dichtgaat, het water stijgt en na enige tijd de hoogte ervan gelijk is aan dat aan de andere deel van de waterweg, de deur aan de andere zijde van de kolk openen en de boten hun (water)weg kunnen vervolgen. Wanneer er bijvoorbeeld autoverkeer is over de deuren van de schutsluis, kan die doorgang vinden door de ene keer de ene "deur" te gebruiken en de andere keer de andere "deur".
Kanaalpand is het gedeelte van het kanaal gelegen tussen twee sluizen.
Bovenpand is het kanaalpand met een hogere waterstand. Benedenpand is het kanaalpand met een lagere waterstand.
Aflaten van de kolk is het water in de schutkolk op hetzelfde niveau brengen als de lagere waterstand bij het benedenhoofd.
Opzetten van de kolk is het water in de schutkolk op hetzelfde niveau brengen als de hogere waterstand bij het bovenhoofd. 


schutsluis of scheepvaartsluis:


Militaire sluizen zijn de nu niet meer zo belangrijke sluizen die in oorlogstijd of bij oorlogsdreiging:
- grote stukken grond onder water lieten lopen (inundatiesluizen)
- voorkwamen dat het inundatiewater het ondergelopen gebied uitstroomt (damsluizen); bij de damsluis kunnen in het sluishoofd schotbalken worden geplaatst om het water tegen te houden, zie ook bij coupure.
Een speciaal type damsluis is de plofsluis: een sluis onder een wegdek in de vorm van een betonnen bak waarbij de bodem relatief dun is. De betonnen bodem kan met springladingen worden opgeblazen waardoor het stortmateriaal in de bak een dam vormt en het water blokkeert. (Overigens, de enige plofsluis in Nederland is nooit tot ontploffing gebracht.)


inundatiesluis:

damsluis:


Deurtypen (afsluitmiddelen)

Het type deur dat bij een sluis wordt toegepast, is afhankelijk van de situatie.

Enkele draaideur: sluit in zijn geheel de sluisopening af, draait om een verticale as, vaak van hout, voor wat kleinere sluisopeningen, als naar twee zijden gekeerd moet worden zijn twee achter elkaar geplaatste deuren nodig (de ene naar binnen en de andere naar buiten).

Puntdeuren: komen het vaakst voor, twee draaideuren, draaien om verticale assen, onder een hoek tegen elkaar sluitend, keren het water waar de "punt" van de afsluitende deuren naar toe wijzen, binnendeuren staan bij het binnenhoofd, buitendeuren staan bij het buitenhoofd, vloeddeuren staan met de "punt" naar het buitenwater (tegen indringen van vloedwater), ebdeuren staan met de "punt" baar het binnenwater (houden bij eb het binnenwater tegen)


puntdeuren:


Toldeuren: oudste type sluisdeuren, soort taatsdeur met de verticale as, open door deur iets op te tillen, waterdruk opent deur volledig, toldeur kan naar twee zijden water keren, kan eventueel ook bij spuisluizen toegepast worden (soms als kleine toldeur in een grote sluisdeur)


toldeur:


Waaierdeuren: deuren als verticaal geplaatste "prisma's" die in geopende stand in het sluishoofd vallen en in gesloten stand tegen elkaar komen. (Een vroegere term is ook sectordeuren. Die lijken op een waaierdeur, wijken iets af, maar de term is verwarrend i.v.m. de segmentdeuren.)


waaierdeuren:


Kruisende deuren: twee paren puntdeuren, in gesloten stand en gezien van boven vormen zij een Grieks kruis, in geopende stand bevinden de deuren zich in deurkassen aan weerszijden van de sluisdoorgang, kunnen naar twee zijden water keren.


kruisende deuren:


Gekoppelde deuren: twee paar puntdeuren die achter elkaar zijn geplaatst, en in dezelfde richting draaien, "punt" van de deuren is naar het buitenwater.


gekoppelde deuren:


Klepdeuren: draaien om hun horizontale as aan onderzijde of bovenzijde van de deuren, bij draaias op de bodem ligt de geopende deur in een deurkas in de sluisvloer, klepdeuren in duikersluizen aan de met as aan de bovenzijde worden door het water open of dicht gedrukt. Klepdeuren met een draaias aan de bovenzijde van de deur hebben uiteraard een beperkte doorvaarthoogte.


klepdeur:


Segmentdeuren: (a) deuren zijn gebogen platen die om de horizontale as draaien, nadeel is dat in geopende stand de schepen er onderdoor moeten varen (de segmentvormige deur ligt dan horizontaal een eindje boven het water) en (b) gebogen platen die om een verticale as draaien (schepen worden in geopende stand niet belemmerd)


met horizontale as:

met verticale as, maeslantkering in de nieuwe waterweg (foto quistnix, wikipedia):


Roldeuren: een vlakke deur die een horizontale beweging maakt bij het openen en sluiten, in geopende stand bevindt de deur zich in een diepe kas, de roldeur keert water aan beide zijden, de roldeur heeft rollen of wielen waarmee de beweging bij openen en sluiten vergemakkelijkt wordt. (Zie eventueel roldeur.)


roldeur:


Schuifdeuren: vergelijkbaar met de roldeur, maar zonder rollen of wielen.

Hefdeuren en schuiven: vlakke deuren die met het openen en sluiten een verticale beweging maakt, nadeel is dat in geopende stand de schepen er onderdoor moeten varen (de hefdeur ligt dan verticaal een eindje boven het water), bij uitwateringssluizen is de hefdeur vaak als schuif uitgevoerd die de opening van een gemetselde of betonnen koker afsluit.


hefdeur en schuif:

 
Schipdeuren: een drijvende deur die als een schip tussen de beide wanden van het sluishoofd kan worden gevaren en ter plaatse worden afgezonken.


schipdeur:


Met dank aan 

Met dank aan:
- "Ontwerpen van een vvUHSB sluisdeur m.b.v. optimalisatie algoritmen" van ing. A.D. Reitsema (TU/e, 2012) 
- "Civiele Techniek Aantekeningen" van ir. R.B.G. Verheijen (HR&O, 1995)
- "Duikers en sluizen" van B. van Leusen (1972)

- Binnenvaarttaal


De zwart-wit afbeeldingen zijn bijna allemaal afkomstig van "Ontwerpen van een vvUHSB sluisdeur m.b.v. optimalisatie algoritmen" van ing. A.D. Reitsema (TU/e, 2012; vvUHSB is vezelversterkt UltraHogeSterkteBeton)

Verg. stuw, gemaal.