Een
sarcofaag is een stenen doodskist, vaak van kalksteen
of zandsteen en uit één blok natuursteen
gehouwen. De sarcofaag is bijna
altijd voorzien van een deksel (sarcofaagdeksel). De overledenen die in sarcofagen werden gelegd, waren altijd belangrijke personen, heersers of rijke
mensen. Ter herinnering aan de overledene of aan diens leven of werk werd de sarcofaag vaak voorzien van rijk gebeeldhouwde
afbeeldingen.
Waar geen natuursteen voorradig was voor de kisten, werd dat ingevoerd.
In het oude Egypte lag de grafkist van belangrijke personen vaak in een fraai
beschilderde ruimte. Vanaf de 21e dynastie werd niet de ruimte maar de
mummiekist zelf beschilderd, zowel aan de binnenzijde als aan de buitenzijde van
de kist. Voorstellingen aan de binnenzijde zijn o.m. de gevleugelde zonneschijf
(eeuwige kringloop van de zonnegod), de gevleugelde scarabee (de mestkever is
het teken voor extra
bescherming) en de djed-zuil (symbool voor het eeuwig voortbestaan). Aan de
buitenzijde o.m. scènes uit de godenverering en de reis van de zonnegod met
zijn bark door de onderwereld.
Vaak is een voorstelling van het hoofd van de overledene op de mummiekist afgebeeld en soms is een deel van de
mummiekist zelf in een soort mensenvorm, in ieder geval
hoofd en armen; dit wordt een antropoïde mummiekist genoemd.
In Egypte bevatte de sarcofaag vaak een speciale mummiekist, in andere culturen
werd meestal niet gemummificeerd.
In bijna alle tijden zijn op
verschillende locaties sarcofagen gemaakt, ook in eenvoudige vormen.
Het woord sarcofaag is via het Latijnse sarcophagus ontleend aan
het Griekse sarkophagos (kalksteen gebruikt voor doodskisten, letterlijk:
vleeseter, lijkenverslinder), gevormd uit sarx (genitief sarkos,
vlees) en phagein (eten); men veronderstelde dat het lichaam verteerd werd door de
kalksteen; de poreuze kalksteen bevorderde de ontbinding; bron Etymologiebank.