terp, wierde

Een terp wordt in Groningen wierde genoemd; voor de eenvoud spreken we hier voornamelijk over een terp. Een terp of wierde is een door mensen opgeworpen heuvel in een gebied dat aan periodieke overstromingen onderhevig is. De terp dient als woonplaats voor mens en dier. 
Het onder water lopen van het land dat terpen noodzakelijk maakte, is het gevolg van de getijdewerking van de zee of van overstromingen van rivieren.

Omdat in de huidige tijd het water weer meer vrijheid wordt gegeven, komt het verschijnsel "terp" in o.m. de overloopgebieden van de grote rivieren in de belangstelling te staan. 

De terp is een toonbeeld van de strijd van de mens tegen het water.


typerende terp met boerderij; klik voor groter (bron waterbodem, inspectie leefomgeving en transport):


modern terphuis (vis à vis ontwerpers):


terpen in een kwelder (onderste foto: liskeshoeve):


Ontstaan van de terp
Rond 300 voor Chr. werd de activiteit van de zee kleiner en drong deze minder ver het land in. Dit wordt regressie genoemd, de zeespiegel daalt, de zee "trekt zich terug". Tijdens zo'n periode van regressie werden de strandwallen omvangrijker en op de kwelders kon veen ontstaan. Dit opgeslibde land was in deze tijd dus meer geschikt voor bewoning en trok daarmee boeren aan. De opgeslibde gebieden overstroomden nog periodiek ('s winters en eventueel door stormvloeden) dus een verhoogde locatie van een huis was noodzakelijk. Soms werd gebruik gemaakt van een al aanwezige verhoging, bijvoorbeeld een kreekrug. Overigens kon bij een overstroming het zeewater door de geultjes en kreken tussen het met zeeminnende planten begroeide land weer terugvloeien naar zee. 


het ontstaan van een kreekrug;
klik voor groter! (sabine van buuren, geologie van nederland):


Terpen ontstonden door ophoping met kleizoden en afval (mest, bouwafval na afbraak van een woning). Bomen groeiden niet op de kwelders en stenen bakken kende men niet, dus hoogde men de terp op met plaggen (afgestoken gras- of heidezoden). Voordeel van kleizoden was dat die goed tegen beukend water bestand waren. De terpen hoefden in het begin maar een paar meter boven het overige land uit te steken, mede omdat de vloeden geen weerstand van belang ondervonden. Een vereiste voor het opwerpen van terpen was dat het omringende land geschikt moest zijn om in de levensbehoeften te voorzien: voor een langere periode van het jaar mochten er geen overstromingen voorkomen.
Bij gebrek aan hout, baksteen en natuursteen, bouwde men ook de muren van de huizen van plaggen.


nederland in de romeinse tijd (archief ijpelaan):


transgressietijd (bruijnesteijn van coppenraet):


In een latere periode kwam de zeespiegel weer hoger te liggen. Bij een permanente overstroming ten gevolge van een structurele stijging van de zeespiegel spreekt men van transgressie. Hierdoor is sprake van een aantal generaties van terpen (klik op de tweede afbeelding onder). Wanneer het zeewater steeg, moest de terp verhoogd worden (klei en mest) of moesten de bewoners de terp verlaten. (Daling van het land zorgt natuurlijk ook voor een relatieve stijging van de zeespiegel.)
Door het droger worden van de zandgronden in vooral de Romeinse tijd, tijdens de eerste regressie, werd bewoning op die gronden moeilijker. Verder landinwaarts waren veel moerassen die evenmin voor langdurige bewoning geschikt waren. Beide aspecten zullen wellicht het ontstaan van terpen op de kwelders in Friesland en Groningen hebben bevorderd.


perioden van transgressie en regressie; klik voor groter! (bruijnesteijn van coppenraet):


terpgeneraties als gevolg van de stijging van de zeespiegel;
klik voor groter! (boek terpen, mens en milieu, j.w. boersma):


Vanaf de 11e eeuw na Chr. werden dijken aangelegd om het land tegen overstromingen te beschermen. Het nut van terpen kwam daarmee te vervallen, hoewel de vele wielen nog getuigen van de talrijke dijkdoorbraken.
In de 19e eeuw waren er in Nederland nog 867 terpen, hoewel er elders sprake is van 1300 (huidige telling?, Tijdschrift van Cultureel Erfgoed, 2019-2). Een groot deel ervan is verdwenen (afgegraven, geëgaliseerd, sterk aangetast). In Groningen is ca. 50% van de wierden verdwenen of fors aangetast en in Friesland zelfs ca. 75 procent. Er zijn inmiddels 326 terpen benoemd als archeologisch rijksmonument (situatie 2019).
Een terp in het land is een stoer rudiment van het strijd tegen het water en een bron van geschiedenis.

Locaties
De vorm van de terp is meestal een cirkel, de hoogte verschilt van twee tot ca. tien meter. De radiale structuur van en rond de terp is vaak nog duidelijk zichtbaar. De hoogste terp van Nederland is die van Hogebeintum (11 m, hoewel elders 8,80 of 7,00 wordt  gemeld; meten is moeilijk en is dat NAP-hoogte of gemeten ten opzichte van het omliggende land; klik voor de omgeving van de terp van Hogebeintum in Google Maps). Terpen vinden we in het zuidelijk gebied van de Noordzee: in het noordwesten van Duitsland, het zuidwesten van Denemarken en in Groningen, Friesland, rond het IJsselmeer en in Noord-Holland. We vinden lage terpen in de oude polders, ze worden daar de "groene wierden" genoemd, bijvoorbeeld in het gebied van de Marne.
In de gebieden van de grote rivieren werden ook terpen aangelegd, zie bijvoorbeeld de tekening geheel rechts van de Liemers bij Oud-Zevenaar bij Arnhem. Tegenwoordig worden ook weer woningen op terpen gebouwd langs de grote rivieren.


terp, radiale structuur;
klik voor groter (boek terpen mens en milieu, j.w. boersma):


kerk op terp, liemers, tekening christiaen 's grooten, 1573:


Bewoning
Oorspronkelijk bood een terp plaats aan één of enkele boerderijen, later groeiden deze huisterpen aanéén tot een dorp, nog later vaak met een kerk. In de begintijd van de terpen, van 300 voor Chr tot ca. 50 voor Chr, waren de terpen uitsluitend in de zomertijd bewoond. Daarna, in de Romeinse tijd, was er waarschijnlijk sprake van permanente bewoning. Veeteelt, jacht, visserij en enige akkerbouw waren de belangrijkste bezigheden. Door de geïsoleerde ligging, vooral in tijden van overstromingen, waren ambachten als pottenbakken en het maken van textielwaren voor in ieder geval sommigen uit de streek noodzakelijk. Er zijn resten gevonden van runderen (vlees en melk), schapen (vlees en wol), paarden (vlees, trekdier, vervoer), kippen (waarschijnlijk vanaf de jaartelling, vlees, eieren), verder honden (bescherming) en katten (muizen). Er zijn toch aanwijzingen dat er, misschien pas in in een later stadium, vlas en gerst verbouwd kan zijn. Bij een overstroming in het kiemstadium gaan, door het zoute water, alle zoetwaterplanten dood. Men verbouwde wel wat gewassen op de flanken van de terp. 
De terpboerderij uit ca. 500 voor Chr. heeft wanden van palen met gevlochten takken en daartussen een mengsel van klei, stro en mest. Deze terpboerderij was een soort langhuis waar de stallen in het verlengde van het woongedeelte liggen en onder hetzelfde dak. Omdat de terp niet zo groot was, lagen de boerderijen vaak voor een deel op de helling: het woongedeelte lag vrij vlak en was naar het midden van de terp gericht, het stalgedeelte lag meer op de flank van de terp. 


terpboerderij avendorp op de flank van de terp, tekenaar oortwijn (westfries genootschap):


deels afgegraven terp voor onderzoek met resten van een terpboerderij:


Na de wintertijd met overstromingen keerde men terug naar de terp en verhoogde deze als dat noodzakelijk was. Bij terp zijn vaak meer bewoningslagen aanwezig; er zijn ooit zes bewoningslagen aangetoond. Door het ophogen en uitbreiden van de terp kwam ruimte beschikbaar voor meer boerderijen en is sprake van een terpdorp. De koeien mochten niet over de terp zelf lopen naar de kwelders, maar werden rond de terp geleid. Hierdoor ontstond de "ossengang". Aan de rand van de terp kan een akker opgeworpen zijn ("valge"). Het centrale gedeelte kan als akker gebruikte zijn maar bevatte ook de "dobbe" (drinkplaats). Wellicht ontstond de dobbe als opvangplaats voor overtollig regenwater (zoals rond een tent een greppel wordt aangelegd). In het centrum werd later ook de kerk gebouwd.


doorsnede van een terpdorp met dobbe (feith, fehting; een hooggelegen meestal zelf gegraven poel), valge (vaalg; een hoog kleigebied aan rand van een wierde/terp) en ossengang; klik voor groter! (naar een tekening van wigbold wierenga):


Nadat de kuststreken die periodiek onder water liepen van dijken waren voorzien, was de noodzaak van terpen verdwenen. Soms verlieten de boeren de terpen maar zij konden zich in ieder geval vanaf deze tijd op het vlakke land vestigen. 
Veel terpen zijn uitgegroeid tot steden, wat uit de naam nog goed is af te leiden: ward, weer, wierd, wierum, woerd, bijvoorbeeld  Bolsward, Leeuwarden. De terpen verdwenen door stormvloeden maar zijn ook vanaf de 19e eeuw tot ca. 1930 afgegraven en als vruchtbare humusgrond verkocht (terpaarde).
Vooral de opgravingen van de archeoloog A.E. van Giffen van de terp in Ezinge (ca. 1930) hebben de terp als cultuurverschijnsel bekendheid gegeven, wat  het behoud van terpen heeft bevorderd. Al vanaf 1908 was Van Giffen bij terpenonderzoek betrokken, o.m. door de registratie van vondsten van botten, potten en munten e.d. (Afbeelding rechts vondsten uit Friese terpen, DBNL.)


vondsten uit friese terpen (dbnl):


Wel of geen terp
Grafheuvels
("tumuli"), natuurlijk ontstane "donken" en opgeworpen heuvels als verdediging zoals de "aarden wallen" bij woontorens zijn andere verhogingen in het land, maar worden geen terp genoemd. Ook de zogenoemde hege wier of stinswier in Friesland is opgeworpen als fundament van een versterkte woontoren en geen terp; een stins is "een Fries kasteeltje of aanzienlijke hofstede uit de Late Middeleeuweneen, al dan niet versterkt" (in Groningen wordt dit een steenhuis genoemd).
De vliedbergen ("vluchtheuvels") in Zeeland zijn daarentegen wel als terpen te beschouwen, hoewel vliedbergen meestal niet bewoond werden. Wat in zuidelijke landen een "tell" heet, is ook enigszins te beschouwen als een terp omdat ook de tell is ontstaan uit "afval" van menselijke bewoning, hoewel de tell niet speciaal beschermt tegen opdringend water. 
Een vloedschuur is een schuur met een verhoogde vloer. Doel van de vloedschuur is het vee veilig te stellen bij bijvoorbeeld hoge waterstanden; de verhoogde vloer is daarmee als een micro-terpje te beschouwen.

Betekenis
Terp is het Oudfriese woord voor dorp. Eigenlijk is de term terp in deze betekenis onvolledig ("dorp" mist het feit dat het opgeworpen hoogte is). We zouden het Groningse wierd of wierde (van waard, "land aan water, riviereiland, door waterlopen omsloten poldergebied") kunnen gebruiken, hoewel deze term het bewoonde karakter wellicht niet helemaal weergeeft.


terp hoogbeintum, 11 m:


terp (earnewâld):


terpen bij hoog water:


een cartoon van sander out over de kleine terpen; klik voor groter:


Documentatie
- Terpen en wierden: Verleden, heden en toekomst (Rapportage Archeologische Monumentenzorg RAM 251, auteurs J. van Doesburg & J. Stöver, 2018, uitgave Cultureel Erfgoed)

Bronnen o.m.: Terpen, mens en milieu (samensteller J.W. Boersma), Dbnl, IJpelaan, Chris van Keulen, Liskeshoeve, Vis à vis Ontwerpers, WaterbodemEarnewâld, Westfries Genootschap, Geologie van Nederland.

Rimpelingen of andere geaccidenteerde gebieden die enig reliëf geven aan het platte Nederlandse land, zijn bijvoorbeeld:
dekzandrug, donk, drumlin, meanderende rivier, pingo-ruïne, stuifzand (bij dekzand), stroomrug, stuwwal, terp, terras, vliedberg, wiel, woerd.


Verg. cromlech, dolmen, hunebed, kreekrug, megaliet, tumulus, ziggurat en wellicht raatakkers (celtic fields, zwervende erven), spieker en vloedschuur.

Eng. terp, dwelling mound, artificial mound