![]() |
![]() |
![]() |
consistentiegebied, consistentieklasse
De
consistentie
van betonspecie heeft met vervormbaarheid en
verwerkbaarheid te maken en is o.m. afhankelijk van:
- de hoeveelheid water
in de specie (zie ook waterbehoefte)
- de korrelgrootte van
de toeslagstoffen en van de hulpstoffen.
De
soort betonspecie wordt mede bepaald door het transport van de specie en
bijvoorbeeld met eventueel verdichten van de specie op het bouwwerk. Deze verwerkbaarheid van de
betonspecie wordt uitgedrukt met de consistentieklasse. De consistentie
met een zetmaat
van 80 mm is voor niet-complexe constructies een goede maat.
De
consistentiegebieden vloeibaar en zeer vloeibaar zijn toegevoegd omdat steeds vloeibaarder
betonspecie gebruikt wordt. Voordelen van meer vloeibare soorten
betonspecie waaronder het extreem vloeibare betonspecie, het zgn.
zelfverdichtende beton, zijn o.m.: storten gaat sneller en
gemakkelijker, vult de bekisting beter, gladder oppervlak na ontkisten,
nauwelijks extra egalisatie bij vloeren, zeer geschikt voor beton met
hoge wapeningsgraad.
Als maat voor de verwerkbaarheid van betonspecie wordt sinds 2005 gewerkt met consistentieklassen
in plaats van consistentiegebieden. De keuze van de consistentie is
afhankelijk van het te storten bouwdeel (afmeting, wapeningsdichtheid) en de
wijze van verdichten.
De klassen omvatten aanduidingen met C (Compaction, verdichtingsmaat), S
(Slump, zetmaat) of F (Flow, schudmaat/vloeimaat).
De begrippen schudmaat, trechtertijd,
vloeimaat en zetmaat hebben
betrekking op de kwaliteitscontrole van betonspecie.
Specifieke tests voor betonspecie zijn de Kajima- en box-tests, V-trechtertest
en de J-ring-test.
De meest bruikbare
klassen zijn C0, C1, S2, S3, S4, F5, F6 (de groen-vetgedrukte klassen).
consistentie (samen- hang) |
consistentieklassen |
||
verdich- tings maat C (Comp- action) *) |
zetmaat
S (Slump) [mm] *) |
vloeimaat / schudmaat F (Flow) SF (Slump Flow) [mm] *) |
|
droog | C0 (>= 1,46) |
||
aard- vochtig |
C1 (1,45-1,26) |
S1 (10-40 mm) |
F1 (<= 340 mm) |
half plastisch |
C2 (1,25-1,11) |
S2 (50-90 mm) |
F2 (350-410 mm) |
plastisch | C3 (1,10-1,04) |
S3 (100-150 mm) |
F3 (420-480 mm) |
zeer plastisch |
C4 (< 1,04) |
S4 (160-210 mm) |
F4 (490-550 mm) |
vloeibaar 1) | S5 (>= 220 mm) |
F5 (560-620 mm) | |
zeer vloeibaar (verdich- tingsarm) 2) |
F6 (>=
630 mm)
SF1 (550-650 mm) 4) |
||
zelf- verdichtend beton zeer vloeibaar (verdich- tingsvrij) 3) |
SF1 (550-650
mm) SF2 (660-750 mm) SF3 |
||
afb.: klik voor groter |
![]() |
![]() |
![]() |
*) het tussenstreepje geeft aan "t/m", bijvoorbeeld 10-40 mm betekent van 10 tot en met 40 mm; zetmaat volgens NEN-EN 12350-2, schudmaat volgens NEN-EN 12350-5, vloeimaat volgens NEN-EN 12350-8, viscositeit t500 volgens NEN-EN 12350-8, viscositeit tv volgens NEN-EN 12350-9 1) wanden, vloeren 2) vloeren; grootste korrelafmeting 32 mm; speciale eisen volgens richtlijn BRL 1801 3) vloeren, hoge slanke constructies; grootste korrelafmeting 16 mm; speciale eisen volgens richtlijn BRL 1801 4) voor schudmaat aangepaste kegel H=200 gebruiken (15 keer schudden); wordt ook wel SF1 genoemd (zie verder) 5) voor zeer vloeibaar en zelfverdichtend beton vloeimaat en stabiliteit volgens BRL 1801 (voor SF zie verder) |
Voor zelfverdichtend
beton wordt de "consistentieklasse" iets anders
bepaald (De
Betonpocket
van Betonhuis):
consistentie | waarde | beoordeeld |
SF1 | 550-650 mm | vloeimaat (SF van Slump Flow) |
SF2 | 660-750 mm | |
SF3 | 760-850 mm | |
viscositeit: | ||
VS1 | t500 < 2 sec | vloeitijd en trechtertijd (VS van Viscosity Slump?; t van tijd; VF en v van V-Funnel) |
VS2 | t500 => 2 sec | |
VF1 | tv < 9 sec | |
VF2 | tv = 9-25 sec | |
blokkeringsmaat: | ||
PJ1 | J-ring stap <= 10 mm met 12 staven | blokkeringsmaat (P van Passing, J van J-ring) |
PJ2 | J-ring stap <= 10 mm met 16 staven | |
PL1 | >= 0,80 bij 2 staven | blokkeringsmaat (P van Passing, L van L-box) |
PL2 | >= 0,80 bij 3 staven | |
stabiliteit: | ||
SR1 | <= 20% | ontmenging /
stabiliteit (S van Segregation? Sieve? Stability?) |
SR2 | <= 15% |
toepassingen zelfverdichtend beton: SF1: ongewapende en licht gewapende constructies, gestort zonder belangrijke obstakels (bijvoorbeeld vloeren van woningen) SF2: geschikt voor de meest gebruikelijke toepassingen (bijvoorbeeld wanden en kolommen) SF3: geschikt voor complexe vormen en moeilijk toegankelijke bekistingen met hoge concentratie aan wapening of andere ingestorte onderdelen; Dmax (maximale korrelgrootte) is meestal < 16 mm VS1 en VF1: heeft zeer goede vuleigenschappen, ook bij hoge concentraties wapening; geeft een mooi oppervlak; is gevoeliger voor bleeding en ontmenging VS2 en VF2: bij toenemende vloeitijd wordt de betonspecie meer thixotroop (vloeibaarder onder invloed van roeren e.d.); grote weerstand tegen ontmenging; beperkt de bekistingsdruk PL1 en PL2: passeert gemakkelijk openingen van 80x100 mm (woningbouw en verticale constructies); passeert openingen van 60x80 mm (civiele constructies) SR1: algemeen toepasbaar in dunne vloeren, openingen groter dan 80x80 mm en een vloeiafstand, minder dan 5 m SR2: bij voorkeur in verticale constructies en vloeiafstanden, meer dan 5 m |
voorbeeld van het voorschrijven van een zvb (zelfverdichtend beton) voor verschillende toepassingen (bron: the european guidelines for self-compacting concrete – specification, production and use, efnarc, 2005, buildwise); klik voor groter: ![]() |
Documentatie
- Hulpmiddel
bij het bepalen van sterkteklasse, consistentieklasse en milieuklasse
NEN-EN 206.1 en NEN 8005 van 2006 (is vanaf 2021 NEN-EN 206:2014+A2:2021 nl)
- De Betonpocket van Betonhuis
Zie ook milieuklasse, schudmaat,
sterkteklasse, trechtertijd,
verdichtingsmaat, vloeimaat, watercementfactor,
zelfverdichtend beton,
zetmaat.