Inklemming
is een begrip uit de constructieleer en is één van de drie hoofdvormen van opleggingen.
Inklemming van bijvoorbeeld een balk vindt plaats als slechts één zijde van die balk in
een vaste constructie is opgenomen, niet kan bewegen in de lengterichting van de
balk of dwars daarop (d.w.z. er is geen translatie mogelijk) en er ook geen
hoekverdraaiing is (d.w.z. er is geen rotatie mogelijk). Inklemming kan op
elke plaats van een constructie voorkomen, hoewel dat vaak puur horizontaal of
verticaal is.
Bij de zogenoemde gedeeltelijke inklemming kan enige hoekverdraaiing optreden,
in tegenstelling met volledige inklemming.
herkennen van een inklemming, ingemetseld, gelast, gelijmd, één geheel
met weggedacht linkerdeel:
notaties van een inklemming:
inklemming met gelijkmatige belasting en met een puntlast:
Een inklemming oefent op de
ingeklemde balk twee onbekende reactiekrachten en één onbekend reactiemoment uit.
In een inklemmingspunt A worden deze genoemd HA (horizontale
component reactiekracht in punt A), VA (verticale component) en MA
(inklemmingsmoment in A), ook wel als Rh (reactiekracht horizontale
component), Rv en Mr (M reactie) aangeduid. Bij een
statische bepaling geldt sigma HA = 0, sigma VA = 0 en
sigma MA = 0.
Voor het eindresultaat maakt het niet uit:
- hoe de stand van de balk is
- hoe de stand van de pijlen ten opzichte van de balk is (zolang ze maar onderling loodrecht zijn)
- welke richtingen je aanneemt (al bestaat de kans dat achteraf blijkt dat je ze "verkeerd-om" hebt
aangenomen)
- of je de reactiekrachten "trekkend" of "duwend" tekent.
Voorbeelden van inklemmingen:
- wanneer een balk monoliet verbonden is met een stijve wand, vaak bij oudere
balkons
- een toren waarvan de basis is "ingeklemd" in een omvangrijke
betonnen fundering.