1.
Oorspronkelijk
was een villa een grootschalig landbouwbedrijf met een stenen hoofdgebouw,
een luxe buitenverblijf van een aanzienlijke Romein met een centraal
verwarmingssyteem (hypocaust) en een
badgebouw (thermen) en veel opstallen en
bijgebouwen.
De Romeinse villa is:
- villa rustica,een voorbeeld van functionele bouw
(boerderij) en woonhuis: een herenboerderij (villa rustica); deze
villa was een buitenverblijf voor de rijken of een "commercieel
akkerbouwbedrijf" dat een groot gebied van graan voorzag
- villa urbana, een aanzienlijk
herenhuis in de stad werd een villa urbana genoemd
- villa suburbana, de hoogste stedelijke klasse woonde
in het open landschap buiten de stad in de villa suburbana.
Woningen
uit de oude Romeinse tijd zijn te verdelen in:
- villa, een ruim buitenverblijf voor de rijkeren of een
grootschalig boerenbedrijf
- insula, woonblok / appartementen voor de armeren (zie verder bij insula)
- domus, stadswoning voor de rijkeren, vaak gecombineerd met één of
meer winkels (zie verder bij domus).
De Romeinse villa (met dank aan Jasper de Bruin in Archeologie Magazine
2-2024)
In de Romeinse tijd verbeteren boeren de efficiency van hun bedrijf waardoor
grotere oogsten mogelijk zijn en veel van de spelttarwe e.d. op de
"graanmarkt" verhandeld kan worden. Met een deel van de winst worden
gebouw en landgoed vergroot en verfraaid: villa rustica. In Limburg
bereiken in de 3e eeuw na Chr. deze landgoederen hun grootste vorm, met
bijvoorbeeld glazen ramen, vloerverwarming, siervijvers en vrijstaande badhuizen
(villa suburbana).
In het hoofdgebouw woont de eigenaar van de villa. Het hoofdgebouw is ontstaan
uit de boerderij die de centrale plaats van het landgoed innam. Aan de voorzijde
bevindt zich meestal een veranda. De daken
zijn bedekt met een speciaal soort dakpannen (tegulae
et imbrices). Bij de villa behoren ook een schuren voor graan, gereedschap
e.d. en woningen voor de andere villabewoners. Soms is er een tempeltje. Het
badhuis wordt thermen genoemd. De villa is
duidelijk een luxe-verblijf.
Na ca. 250 na Chr. neemt de invloed van de Romeinen af en veel villa's vallen
ten prooi aan brand. Aan het einde van de 3e eeuw is er in Nederland niet veel
meer over van het rijke Romeinse leven.
De term villa is ontleend aan het laat-Latijnse villa,
afkomstig van het klassiek Latijnse villa (landgoed), maar in de huidige betekenis sterk beïnvloed door
het Italiaanse villa (landhuis). Het Latijnse villa is ontstaan uit
vicsla en is verwant met vicus (groep huizen, dorp). Bron Etymologiebank.
De vicus was vaak in de buurt van een Romeins legerkamp.
Zie eventueel Romeinse
Bouwkunst en
voor allerlei typen boerderijen boerderij.
Verg. bouwhuis, waar soms het voorplein
van een hoofdgebouw (kasteel) werd omringd door bijgebouwen (de bouwhuizen).
2.
Tegenwoordig is villa de aanduiding voor een vrijstaande, aanzienlijke
woning,
vaak met veel gras en ander groen eromheen.
"De stadsvilla is ontwikkeld in de tweede helft van de 19e eeuw toen
het voor een grotere groep stedelingen financieel mogelijk werd huizen
te laten bouwen temidden van veel groen. De inspiratiebron voor deze
villa was de middeleeuwse bouwtraditie van vakwerkhuizen.
De nadruk lag op een onregelmatig gevormde dakpartij en een asymmetrische
gevelopbouw. Karakteristiek zijn het siermetselwerk, de houten topgeveldecoratie,
de gedeeltelijke bepleistering van de gevels of het siermetselwerk in gekleurde baksteen
of natuursteen op constructieve
punten."