1. Ook,
vaak:
cementrustiek; soms: grotwerk. Een rocaille is een siermotief ontleend aan rotsvormen, een kunstmatig/kunstzinnig
grotwerk, vooral om door het ruwe, ongekunsteld ogende karakter
een vorm van landelijkheid op te wekken. Oorspronkelijk waren het kunstmatige grotten gemaakt van
steentjes en
schelpen (18de eeuw), ontwerpen voor
in de tuin.
Later werden rocailles in cement of
beton uitgevoerd;
op een basis van
ijzerdraad of betonijzer of gaas werd een stevige mortel aangebracht en vrijwel nat-in-nat
werd het kunstwerk opgebouwd. Deze latere rocailles
werden vooral aan het eind van de 19e eeuw gemaakt. Omdat soms zelfs tuinmeubels
en brugleuningen in
"rotswerk" werden uitgevoerd, werd dit in Frankrijk faux-bois
genoemd (onecht hout).
De kunstenaar die rocaille objecten maakt, heet een rocailleur of rustiekwerker.
Soms wordt rocaille rustica genoemd; rustica is echter vooral de benaming voor het
zware, ruw behakte natuursteen (gebosseerd
natuursteen) onderaan de gevel van bijvoorbeeld Renaissance-gebouwen.
Rocaille op een meer of minder plat vlak wordt rotspleister
(rustiek, geduimde cementering) genoemd.