vakwerkhuis, voorbeelden vakwerken



Zie ook bijvoorbeeld kapconstructies en voor eikenhouten skeletten Eyckenhout



De geschiedenis van vakwerkhuizen

De vakwerkboerderij is een sinds oud-Germaanse tijd uitgeoefende bouwstijl waarbij een dragend skelet uit houten balken met mortel of leem en roeden opgevuld wordt. Het is boven alle twijfel verheven dat er eeuwen geleden al vakwerkhuizen in Limburg stonden. Misschien zelfs gaat de oorsprong van het vakwerkhuis terug op de paalwoningen van de Bandkeramiekers die hier rond 6000 jaar geleden woonden. Ze stichtten de eerste dorpen in de Maasvallei. Geschiedschrijvers uit de Romeinse tijd berichtten reeds, dat de inheemse bewoners in onze streken huizen bouwden met hoge gevels, daken van stro en lemen wanden. Toch is er een principieel verschil tussen de prehistorische paalwoning en de ons bekende vakwerkwoning. Bij de eerst genoemde stonden de houten stijlen namelijk in de vochtige bodem; het vakwerkhuis echter staat op een houten voetraam dat dicht boven de grond op een laagje natuur rust op de bodem van stenen. Dit fundament, hoe ondiep ook, was in feite een geniale vinding. Het houtwerk kon lang niet zo snel verteerd worden door het vocht, de levensduur van het huis werd aanzienlijk verlengd. Nu nog staan in Zuid-Limburg vakwerkhuizen die drie à vier eeuwen oud zijn, dank zij het solide skelet van zware stijlen, posten en schoren


Tot in de 20e eeuw bouwde de boer zijn huis zelf, zoals hijzelf in zijn onderhoud voorzag. Hout was er voldoende; stenen, klei en stro ook. Dat was alles wat hij nodig had. Eerst zette hij een houten raamwerk op, een huis zonder muren en zonder dak. Later maakten sommige handwerkers daar hun beroep van. Ze trokken van dorp tot dorp om raamwerken te bouwen en ze noemden zich raam-maker. We danken daar in Limburg een aantal familienamen aan want toen ze zich in de tijd van Napoleon op het gemeentehuis moesten melden en de ambtenaar naar hun naam vroeg, lieten ze zich inschrijven als Raammaekers, zoals anderen zich Bakker, Bekker, Smid of Molenaar noemden. 

De vakken tussen de balken van het raamwerk vulde de bouwer op met een vlechtwerk van buigzame twijgen dat aan binnen en buitenzijde bepleisterd werd met een mengsel van natte klei en stro dat in korte stukjes was gehakt. Als dat na een paar weken droog geworden was, maakte de doe-het-zelver de wanden glad om ze vervolgens wit te kalken. Het dak werd bedekt met stro tot men in de vorige eeuw de dakpan ging gebruiken. Dat dak liet men ver over de zijwanden heen reiken zodat de regen geen vat kreeg op de toch wel kwetsbare buitenmuur. En het onderste deel van de muur wreef de bouwer in met teer: dat vormt een uitstekende beschermlaag tegen regen. Nu nog ziet men hoe de eigenaar van een vakwerkhuis in de week voor kermiszondag de teerlaag en de kalklaag oververft, zodat zijn huis er weer nieuw uitziet. In oorsprong waren de vloeren in het interieur van leem, maar tegenwoordig ziet men houten vloeren of houten plavuizen.


voorbeeld van het vlechtwerk dat als pleisterdrager van het lemen deel van het vakwerkhuis kan dienen, locatie archeon;
klik voor groter (foto joostdevree):


De laatste jaren vervangt de bewoner de lemen wanden door muren van baksteen.

Nieuwe vakwerkhuizen worden al meer dan honderd jaar niet meer gebouwd. De exemplaren van nu zijn zeker een eeuw oud. Als parels in het landschap staan ze langs de wegen en in de weilanden.

In tegenstelling met de stedelijke vakwerkhuizen in onze buurlanden, kunstig gebouwd en soms versierd met snijwerk in gotische of renaissancestijl, kenmerkt zich de Limburgse vakwerkboerderij door somberheid. Ze mist elk opzettelijke decoratie. Hoogstens ziet men een vrome spreuk, een bouwjaar of initialen in de bovendorpel van de buitendeur gebeiteld. 

Vakwerkhuizen komen in Engeland, Noord-Frankrijk en vooral in Duitsland voor. In Duitsland kan men nog een onderscheid maken tussen Noord- en Zuid-Duitse bouwstijlen. Zuid-Limburg en een stukje van België zijn uitlopers hiervan. Lemen huizen roepen tegenwoordig een nostalgische en pastorale sfeer op, maar vroeger hadden ze een negatieve bijklank. De bewoners van een vakwerkhuis ‘Leemlui’ zijn arme lui’,werd er gezegd. Dit kwam door het op een goedkoperen manier met natuurlijke materialen te bouwen. Wie veel geld had, bouwde een huis van steen. Daar komt de naam steenrijk vandaan.

Een vakwerkhuis straalt historie en romantiek uit. Het is een uniek stukje cultuurhistorie, maar het zijn vaak de niet-Limburgers die dat opvalt en die de Limburgers daarop wijzen.

Zie eventueel boerderij voor allerlei typen boerderijen.