De verliesoppervlakte is de totale oppervlakte van alle scheidingsconstructies (buitenmuren, daken,
beganegrondvloeren e.d.) die het "beschermd volume" van een gebouw omhullen of omsluiten, met dien verstande dat bij bepaalde oppervlakten een
weegfactor geldt.
Met "verlies" wordt hier aangegeven dat er via die
scheidingsconstructies energie uit het gebouw verloren gaat (of warmte het
gebouw binnenkomt waardoor er koeling moet plaatsvinden).
Het "beschermde volume" is het deel van het gebouw dat normaliter
verwarmd wordt.
Begrenzingen van het gebouw zijn in deze context:
- buitenomgeving (gevels, daken)
- grond
- kruipruimte (kruipkelder)
- AOR, AOS (resp.
Aangrenzende Onverwarmde Ruimte en
Aangrenzende Onverwarmde Serre; denk bijvoorbeeld aan een onverwarmde
garage).
De verliesoppervlakte wordt in vierkante meters buitenwaarts gemeten, dus
aan de buitenzijde van het gebouw, inclusief de dikte van de gevels (binnen- en
buitenspouwblad) e.d.
Bij de verliesoppervlakte horen niet de delen van de gebouwschil van
verwarmde ruimten. Bijvoorbeeld een gemeenschappelijke muur van tussenwoningen en
appartementen, of een scheidingsmuur met een verwarmd trapportaal zijn geen
verliesoppervlakken/verliesoppervlakten. In het algemeen geldt: scheidingsmuren van aangrenzende verwarmde
ruimten of percelen zijn geen verliesoppervlakten.
het rode kader geeft een deel van de verliesoppervlakte aan van dit gebouw
(vlaanderen):
Warmtebehoefte, invloed van verliesoppervlakte op de EPC
De warmtebehoefte van een gebouw is afhankelijk van:
- de verliesoppervlakte
- de warmteweerstand van die
vlakken (R-waarde; bij glas de U-waarde)
- het soort vlak (dichte constructie, raam/glas)
- de ligging van het gebouw ("de oriëntatie van de verliesoppervlakte",
bijvoorbeeld veel glas op het zuiden is beter dan veel glas op het noorden)
- eventuele belemmeringen (bijvoorbeeld overstek
en bomen houden 's zomers de zon tegen).
De berekening van de verliesoppervlakte vindt plaats bij de bepaling van de energieprestatiecoëfficiënt
EPC. De EPC wordt namelijk enigszins verlaagd indien de Energy
Performance indicator (specifieke energieprestatie, EP) laag is:
EP = EPtot / Ag[in MJ/m2]
waarbij EPtot de totale (berekende) energiebehoefte van het gebouw is
(het karakteristiek energiegebruk) en Ag de gebruiksoppervlakte.
Omdat de verliesoppervlakte bij de berekening van de energiebehoefte een rol
speelt, is het zinvol de verhouding tussen de gebruiksoppervlakte en de
verliesoppervlakte zo groot mogelijk te houden:
Ag / Als[dimensieloos] (Als
is Averlies; "ls" is afkomstig van loss,
verlies)
Normaliter ligt deze verhouding bij tussenwoningen tussen de 0,5 en 0,8 en bij vrijstaande woningen tussen de 0,3 en 0,5.
Soms wordt over de compactheid van een woning gesproken; een compacte woning
heeft weinig verliesoppervlakte ten opzichte van de gebruiksoppervlakte.
Veel uit de gevel stekende gebouwdelen resulteren in een grotere
verliesoppervlakte.
Weegfactoren
"Er bestaat een verschil tussen de som van de opgegeven oppervlakten van de scheidingsconstructies en de verliesoppervlakte, omdat bij de bepaling van de verliesoppervlakte rekening wordt gehouden met eventueel van toepassing zijnde weegfactoren
(NEN 7120). Omdat het temperatuurverschil over een constructieonderdeel niet altijd gelijk is aan het verschil tussen de binnentemperatuur en buitentemperatuur, wordt de verliesoppervlakte hierop gecorrigeerd. Afhankelijk van de begrenzing van de constructie gelden de volgende weegfactoren (correctiefactor
fls):
- weegfactor = 1: alle constructies die direct aan 'buiten' grenzen of grenzen aan een AOR
(Aangrende Onverwarmde Ruimte) of AOS (Aangrenzende Onverwarmde Serre)
- weegfactor = 0,7: constructies die grenzen aan een kruipruimte of direct op de
ondergrond (bijvoorbeeld de beganegrondvloer)
- weegfactor = 0: constructies die grenzen aan een verwarmde ruimte met gelijke binnentemperatuur."
Controle
Tips voor een al of niet grove schatting van de verliesoppervlakte bij bestaande
bouw:
- bezie het gebouw vanaf de buitenzijde (uitstekende gebouwdelen e.d.)
- schets het volume ("beschermde volume")
- doorloop alle ruimten.
Met een schets van het bouwvolume is ook bij nieuw te bouwen volumes via
"de totale omhulling van de woonfunctie + 0,7 maal de oppervlakte van de
beganegrondvloer" na te gaan of deze verliesoppervlakte niet teveel afwijkt
van die uit de EPC-berekening.
Overigens, "in de norm NEN 7120 wordt voor de correctie van het warmteverlies via aangrenzende onverwarmde ruimten gebruik gemaakt van de reductiefactor
b", die hier niet verder behandeld wordt.