Ook:
kruipkelder. De kruipruimte is de ruimte tussen de
bodem (of bodemafsluiting) en de onderkant van de begane
grondvloer. De hoogte van deze ruimte dient minimaal 500-600 mm te
bedragen.
Een
kruipruimte hoort altijd goed geventileerd te zijn; maak nooit de
muuropeningen dicht. Vochtige kruipruimten kunnen tegen vochtproblemen voorzien worden
van een bodemafsluiter, o.m. schuimbeton,
schelpen
(bijvoorbeeld Isoschelp),
polystyreen chips (bijvoorbeeld DroCom
van EPS), Ervas
Isolatiemassa, argex-korrels,
perliet-korrels, bims
(puimsteen), oranje bodemfile (afdekfolie) over de grond. Ook kalkkorrels
worden wel eens toegepast tegen vochtproblemen, als bodemafsluiting.
Bij veel
vocht worden vooral schelpen en polystyreen chips vaak toegepast. Schelpen zijn
een natuurlijk materiaal, maar chips hebben het voordeel dat ze op het water
blijven drijven en daarmee de koude min of meer afsluiten wanneer het water een
eindje boven de vloer van de kruipruimte komt.
Warmte-isolatie kruipruimte
Schuimbeton en vooral polystyreen en thermokussens hebben het voordeel dat zij voor warmte-isolatie
zorgen, zodat ook over vloerisolatie gesproken kan worden; zorg er voor dat het warmte-isolatiemateriaal ook tegen de fundering doorloopt
/ gespoten wordt, om te vermijden dat de muren teveel warmte opnemen.
Wanneer de kruipruimte geïsoleerd moet worden voor warmte én tegen vocht kunnen ook thermokussens van Tonzon
(voor warmte-isolatie) in combinatie met een bodemafsluiter (tegen
vocht) worden toegepast. Een kruipruimte
waar water in staat, kan op deze manier geïsoleerd worden, mits de
bodemfolie wordt aangebracht op een moment dat de kruipruimte droog staat. Na
aanbrengen dienen de thermokussens en de bodemfolie uiteraard in ongeschonden
staat te blijven. Let op dat de kruipruimte onder de thermofolie geventileerd
blijft om eventuele schimmelvorming e.d. te vermijden. De warmteweerstand Rc van
de opgesloten lucht volgens NTA 8800 is mede afhankelijk van de
"dikte" van het luchtkussen en varieert van 5,0 to 9,0 m2K/W.
Water in de kruipruimte
Wanneer er permanent een laag water in de kruipruimte blijft staan, dan
is het eerst zaak te ontdekken waardoor er water staat. Dat kan een
te
hoge grondwaterspiegel zijn (de waterschappen doen er overigens bijna
nooit iets aan om die weer te verlagen), maar het kan ook veroorzaakt
worden door bijvoorbeeld lekkages. Lekkages kunnen optreden zowel door lekkages
van o.m hemelwaterafvoer als door lekken van de betonnen kruipruimte- of
keldervloer.
Bij een hoge grondwaterspiegel kunnen isolatiechips de eenvoudigste oplossing
zijn: redelijk snel aangebracht, de chips
drijven op het water en door hun vorm en de dikte van de laag (200 à
300 mm) sluiten zij het water af. Door het aanbrengen van een bodemafsluiter wordt verdamping van water tegengegaan.
Ook na aanbrengen van de isolatiechips zal de grondwaterspiegel hoog blijven
staan en zal optrekkend vocht in de muren blijven bestaan.
Wanneer na regenval water in de kruipruimte staat, kan een pomp
(waterpomp) ervoor zorgen dat overtollig water wordt weggepompt. Een stampbetonnen
vloer kan vrijwel altijd droog blijven, wanneer de pomp automatisch aan
en uit schakelt en ervoor zorgt dat de waterspiegel tegen of net onder de
onderkant van het stampbeton blijft staan.
Schelpen zijn niet erg warmte-isolerend, maar hebben het grote voordeel dat zij optrekkend vocht en stank (grondlucht)
voorkomen, niet vergaan, makkelijk en snel zijn aan te brengen, vanaf
ca. 50 m2 prijstechnisch interessant zijn en dat deze vorm van het isoleren milieuvriendelijk
is. Eventueel eerst een waterdichte folie aanbrengen en verzwaren met
het isolatiemateriaal (bij zeer licht isolatiemateriaal eventueel iets zand
opbrengen om de folie wat te verzwaren). Wanneer het water vrij hoog kan komen
in de kruipruimte, kan het water wellicht boven of bovenaan de schelpen komen,
waardoor de isolerende werking sterk vermindert.
Voordelen van een bodemafsluiter kunnen o.m. zijn:
- geen stank en vochtoverlast meer
- behoud van houten balken en vloeren (minder vocht, dus minder kans op
rotten; maar sluit hout nooit op door verkeerde vloerisolatie, blijf ventileren)
- iets warmere vloer, iets minder energiekosten (de bodemafsluiter is
geen volledige vloerisolatie, de weliswaar minder koude lucht blijft uiteraard
wel onder de vloer aanwezig)
- minder ziektekiemen (schimmels)
- meeste materialen zijn bij sloop goed te recyclen.
Nadelen van een bodemafsluiter kunnen o.m. zijn:
- de leidingen (water, riool e.d.) zijn moeilijker of in het geheel niet meer te
benaderen
- de ventilatieopeningen in de muur zijn dichtgezet door het isolatiemateriaal.
Aandachtspunten isolatie kruipruimte
Bij isolatie van kruipkelder zijn aandachtspunten o.m.:
- warmte-isolatie vloer of uitsluitend vocht-isolatie kruipruimte (zoek eerst de
oorzaak van water in de kruipruimte)
- bereikbaarheid (i.v.m. leidingen e.d.)
- brandveiligheid (brandvoortplantingsklasse 1; bijvoorbeeld bij polystyreen
brandvertragende additieven)
- bij (ook) warmte-isolatie kruipruimte: los isolatiemateriaal ook tegen de
fundering of onderste steenlagen net onder de vloer opwerken, zodat de vloer
beter geïsoleerd is; de warmteweerstand van de kruipruimtewanden wordt gegeven
door Rbw (w van wall) en van de vloeren door Rbf
(f van floor); wanneer de kruipruimte of de fundering vochtig is, zie
verder bij Waterdicht maken muren kruipruimte.
In het kader van de zeer energiezuinige BENG-woningen
is het verstandig warmte- en luchtlekken met een kruipruimte zoveel mogelijk te
vermijden (luchtdicht en energiezuinig bouwen):
- onderzijde vloer begane grond isoleren (isolatie aanbrengen, koudebruggen
wegwerken, fundering isoleren e.d.)
- kieren tussen kruipruimte en begane grond dichten e.d.
- kruipluik isoleren (onder of op het luik
aanbrengen van isolatiemateriaal;
bijvoorbeeld Celdex
kruipluikdichting PE 035, lambda van 0,034 W/mK, ook toepasbaar bij kruipruimten
met een hoog waterpeil i.v.m. de damp- en luchtdichtheid)
- kruipluik-randen dichten met dichte schuimband (bijvoorbeeld Celdex
kruipluikdichting PE 035).
Waterdicht maken muren kruipruimte, aanbrengen isolatieplaten
Wanneer de kruipruimte gedeeltelijk of volledig met water gevuld is, is het
zinnig na te gaan waar het water vandaan komt (zie hierboven bij Water in de
kruipruimte) en zo mogelijk het waterprobleem op te lossen. Remmers
geeft als aandachtspunten in dit geval: regen- en spatwater, hygroscopisch vocht,
condens, van buiten indringend (grond)vocht, optrekkend vocht.
Let op:
- Elke situatie is anders, begin niet te snel met "oplossen" van
het probleem (bijvoorbeeld wanneer er water in de kruipruimte blijft staan,
zullen er vaak extra maatregelen nodig zijn); laat er ook een specialist naar
kijken.
- Volg bij het aanbrengen van afdichtingslagen o.d. altijd de instructies van de
leverancier (bijvoorbeeld wat betreft maximaal toegestaan vochtgehalte,
aanbrengen van meer lagen, locatie van eventuele boorgaten, nat-in-nat
aanbrengen maar wel een beetje mat-vochtig).
-
"Door het injecteren en/of het aanbrengen van de vlakafdichtingen heb je de vochtproblemen in de bouwconstructie opgelost en daardoor het behoud van de bouwconstructie en
door het droge materiaal ook verhoging van de isolatiewaarde. Echter, wanneer de
kruipruimte vochtig is en er is geen bodemafdekking aanwezig is (zoals betonnen werkvloertje, isochips, schelpen etc.)
dan kan de kruipruimte vochtig blijven, m.a.w. voor een droge kruipruimte zal een combinatie van maatregelen nodig zijn."
Zie ook vochtproblemen bij
muren.
Bij het waterdicht maken van de kruipruimte is het handig als het water
(tijdelijk) wordt weggepompt, tot de muren van de kruipruimte voldoende
"droog" zijn om te behandelen. Om stromend water te stoppen, kan AquaplanWaterdruk-stop worden toegepast.
Het waterdicht maken van de muren van de kruipruimte kan bij metselwerk
funderingen (vaak wat optrekkend en doorslaand vocht):
- via het boorgatensysteem: schuin injecteren van de muur op de fundering met Remmers
Kiesol C+ (documentatie;
de Crème-variant heeft het voordeel dat de boorgaten slechts 12 mm behoeven te
zijn):
. bij een houten beganegrondvloer injecteren iets onder de balken van de vloer
en in ieder geval boven de hoogst bekende waterspiegel (als er water in de
kruipruimte staat of gestaan heeft); injecteren iets onder de vloer zorgt ervoor
dat de strijkbalk of balkkoppen droog
blijven
. bij een betonnen beganegrondvloer injecteren ter hoogte van de vloer
- buitenkant muur gronderen met Kiesol (1:1 met water verdund; documentatie) en
nat-in-nat behandelen met Remmers MB 2K (documentatie;
MB 2K is scheuroverbruggend wat bij de buitenkant van de fundering vaak nodig
zal zijn; 2 lagen aanbrengen); afdichtingsmiddel MB 2K is geschikt voor positieve
waterdruk (water drukt tegen MB 2K in de richting van MB 2K plus fundering; het kan ook tegen negatieve waterdruk maar dan dient er een druklaag
te zijn, in dit geval bijvoorbeeld in de vorm van aarde of van grondwater)
- binnenkant muur gronderen met Kiesol (1:1 met water verdund) en nat-in-nat
behandelen met Remmers WP Sulfatex (documentatie;
een soort "slurry"; eventueel Sulfatex Rapid, wat meer een spachtel/plamuur
is; Sulfatex is ook geschikt bij negatieve waterdruk, d.w.z. waterdruk
vanuit het metselwerk, maar is wat starder dan MB 2K dus iets minder
scheuroverbruggend).
Het waterdicht maken van de muren van de kruipruimte kan bij betonnen
funderingen (een betonnen fundering heeft geen last van optrekkend vocht
dus injecteren is hier meestal niet nodig):
- buitenkant muur gronderen met Kiesol (1:1 met water verdund) en nat-in-nat
behandelen met Remmers MB 2K (2 lagen aanbrengen)
- binnenkant muur gronderen met Kiesol (1:1 met water verdund) en nat-in-nat
behandelen met Remmers WP Sulfatex (eventueel Sulfatex Rapid).
Let op: deze beide vlakafdichtingen voldoende overlappend over de betonnen
fundering doorzetten (binnen- en buitenzijde fundering), en bij het metselwerk
doorzetten tot net boven het maaiveld (buitenzijde).
Isolatie van de kruipruimte aan de buitenzijde: isolatieplaten
(polystyreen o.d.) kunnen aan de achterzijde voorzien worden van MB 2K en deze
verlijmen op de laatst aangebrachte afdichtingslaag MB 2K. Het goed
aangevulde grondpakket is een voldoende druklaag bij eventuele negatieve vochtinwerking.
Voor de binnenzijde van de fundering (kruipruimtezijde) kan eenvoudig aanbrengen van lijmdotten op het
isolatiemateriaal handiger werken; maak de dotten niet te dik, anders komt er weer
een valse spouw.
Let op dat de ventilatieroosters
van de kruipruimte open blijven anders kan eventueel vocht niet uit de
kruipruimte, is er meer kans op schimmel en ontstaat een muffe geur.
Vermeld zijn producten van Remmers.
Bijvoorbeeld Aquaplan
en Ervas hebben vergelijkbare
producten (o.m. Aquaplan Kelder Epoxy en Bezetting).
Zandpalen en andere drainage
Wellicht kunnen een aantal zandpalen
niet te ver van de buitenmuren wateroverlast in de kruipruimte
verminderen, maar dan wel met geotextiel
ommanteld omdat anders na een aantal jaren klei en veen de zandpaal
verdringen.
Ook het aanbrengen van een grindbed en drainage aan de
buitenzijde van de kruipruimte kan regenwater sneller laten verdwijnen,
zodat het niet of veel minder in de kruipruimte blijft staan.
kruipruimte staat nog wel eens onder water, vaak door te hoog
grondwaterpeil (de
bodemafsluiter):
schuimbeton, afsluiten van (droge) kruipruimte met schuimbeton:
polystyreenchips, isolatiechips; klik voor groter (alba
vochtwering):