Bij
de bouwmethode
stapelbouw wordt steen na steen of blok na blok op elkaar gestapeld.
Het stapelen gebeurt vaak met de hand, maar bij grotere blokken of
muurelementen worden hulpmiddelen gebruikt. Stapelbouw wordt soms
traditionele bouw genoemd, omdat dat in Nederland (nog) de gebruikelijke
bouwwijze is.
Stapelbouw wordt vooral toegepast bij metselwerk, voor het buitenspouwblad
vaak bakstenen en voor het binnenspouwblad
vaak vrij grote blokken (werkt sneller, eventueel klein kraantje nodig, vaak kalkzandsteen).
Soms kunnen bouwblokken worden gelijmd. Voor blokhutten wordt vooral hout toegepast.
Het belangrijkste constructieve kenmerk is dat de zwaartekracht (en de
voegspecie of lijm) de gestapelde elementen bij elkaar houdt. Ook is het
mogelijk gebruik ter maken van een soort grote Lego-blokken die in elkaar passen.
Bij
stapelbouw vindt de krachtenafdracht plaats via de zogenoemde gelijkmatige
krachtenafdracht, in tegenstelling met de geconcentreerde
krachtenafdracht van skeletbouw.
Bij stapelbouw kunnen in beginsel de muuropeningen niet al te breed
worden omdat de druk van het erboven liggende metselwerk op het
resterende muurwerk dan te groot wordt. Om de druk af te dragen worden
boven muuropeningen ontlastingsbogen,
lateien of stalen
muurdragers toegepast.
Voor een toekomstbestendig gebouw wordt het wel een beetje tijd dat stapelbouw
meer uit een (beperkte) set gestandaardiseerde bouwstenen gaat bestaan; bij
gewijzigde functie of de wens uit te breiden dient dat gemakkelijk gerealiseerd
kunnen worden, zie bij Industrieel flexibel
demontabel (IDF) bouwen. De bouwblokken
zelf zijn vaak niet het probleem, maar de voorbereiding, het stapelen van vrij
kleine elementen en de afwerking ervan
vergt veel arbeid, tijd en geld.