Ook:
bruggenhoofd; soms: walhoofd. Specifiek voor bruggen geldt: het landhoofd is het steunpunt
van de brug in de oever en wordt meestal gevormd door een uitbouw van of aanbouw
aan de oever. Algemener gesteld is een landhoofd "de overgang van een grondlichaam naar een
brug, sluis, viaduct of aquaduct".
Een landhoofd heeft soms niet alleen de functie de verticale krachten van de
brug door te geven aan de vaste grondslag
(het landhoofd als rustpunt van de brug), maar kan ook een deel van de
horizontale trekkrachten opnemen (het landhoofd als verankeringspunt voor
de draagkabels). Bij een hangbrug en een tuibrug
moet het landhoofd stevig verankerd zijn in het grondlichaam (de oever).
Als het landhoofd van een brug of viaduct vrij laag is, kan vaak volstaan worden
met een talud aan de open zijden van
het landhoofd. Als een talud niet mogelijk is op die locatie, of het is een hoog
uitgevoerd landhoofd, dan wordt het landhoofd meestal van verticale wanden
voorzien.
Als de locatie het toestaat, is het gebruik van aanbruggen aan te
bevelen: de aanbruggen verbinden de hoofdoverspanning ("de brug") met
het land.Het gebruik van aanbruggen verkleint de lengte van de brug zelf
waardoor deze meestal minder
gecompliceerd is uit te voeren. Pijlers in het water en op het land fungeren als
ondersteuning van de aanbruggen (zie de onderste foto).
Een brug die "open" staat, belemmert
het erover rijdende verkeer aanzienlijk. Als er veel "hoog verkeer" is
(hoge schepen) dient een brug toch een zo klein mogelijk aantal malen per dag te
worden geopend. De hoogte van de brug is dus afhankelijk van het gewenste
verkeer dat er ongestoord onder door moet kunnen varen. Bij een hoge brug zijn vaak
lange aanbruggen nodig.
Soms wordt het landhoofd uitgebreid met bijvoorbeeld een kantoor voor de
brugwachter of sluiswachter.
klik op de meeste afbeeldingen voor groter
landhoofd met trap en bijzondere vorm (ontwerp ipv
delft):
landhoofden in aanbouw, fietsersbrug bergiersland: