Een
nis is een holte uitgespaard in een wand. De nis fungeert als ruimte om een
beeld, urn of kaars o.d. in te plaatsen. Daartoe heeft de nis meestal een vlakke
onderkant, een soort "inwendige vensterbank". Nissen kunnen
verschillende vormen hebben, bijvoorbeeld als rechthoekige uitsparing of,
eventueel uitsluitend boveninde nis, in de vorm van
een rondboog, spitsboog,
driehoekig of schulpvormig (zoals de binnenzijde van een schelp). Soms steken de randen
van de
nis wat uit ten opzichte van de muur, als een soort schilderijlijst.
De Romeinen pasten de nis al toe.
Architectuur
Architectonisch verlevendigt een nis het muurwerk, maakt het minder saai en is
een voorbeeld van inspringend
en uitspringend gebruik van muurdelen: inspringen (terugwijken, indeuken) en uitspringen (uitstulpen, uitkragen, inklemmen)
geven variatie en plastiek.
Heiligennis (beeldnis)
In kerken kwamen veel grote nissen voor om de (heiligen)beelden goed uit te laten komen en kleinere nissen om een kandelaar of lamp in te plaatsen.
Een nis met een heiligenbeeld (ook bijvoorbeeld een Mariabeeld) werd buitenshuis
soms aangevuld met een dakje in steen (soms hout) waardoor een
miniatuur-kapelletje ontstond. Het dakje was waarschijnlijk voornamelijk bedoeld
om hemelwater tegen te houden.
Kaarsnis (blakernis, lampnis)
Ook in woningen werd vroeger de nis toegepast om een blaker (lage kandelaar met een
handgreepje) te plaatsen
als lichtbron: de kaarsnis, ook wel blakernis of lampnis.
Een lamp is bijvoorbeeld een vierkante kaarsenhouder met ruitjes en een deksel
met openingen (de vlam waait dan niet zo snel uit in de tochtige, slecht
geïsoleerde gebouwen). Vaak was het bovendeel van deze nis een keperboog
(loopt uit in een punt), een driepasboog,
een boog (segment) of getrapt, voor de stevigheid van de muur en om te vermijden dat het vuur de bovenzijde van de nis zwart blakert
(of erger)..
Voordeel van de kaarsnis is dat de kandelaar of lamp niet snel omgestoten zal
worden en de kaars dus brandveilig is en minder walmt. De kaars
staat:
- redelijk stabiel
- uit de loop (de kaars bevindt zich immers in de muur)
- uit de tocht
(vaak).
Nadelen van de kaarsnis:
- een dikke muur is vereist (voor een brandveilig opgestelde kandelaar of lamp is toch ca.
20 cm diepte nodig)
- dat deel van de muur kan niet meer gebruikt worden voor kasten o.d.
De kaarsnis bevindt zich meestal op de begane grond of in de kelder.
Op de verdieping komen nauwelijks nissen voor:
- de kap van de woning loopt vaak al wat taps toe (vooral bij huizen met maar
twee bouwlagen)
- meestal zijn de muren te dun om een goede nis te maken
- de slaapvertrekken op de verdieping hoefden waarschijnlijk in het donker niet langdurig
verlicht te worden (de verdieping werd eenvoudig bereikt met een blaker of lamp in de
hand die naast het bed geplaatst werd).
De kaarsnissen in Leiden staan vaak slechts in één langsgevel. Mogelijk heeft
dit te maken met het feit dat de muurdikte dan niet overal zo groot hoeft te
zijn en dat de andere muren gebruikt kunnen worden om kasten e.d. tegen
te plaatsen of kleden aan te hangen. In kelders komt de kaarsnis veelal voor in de kopse kant van de
kelder, waarschijnlijk omdat de kelder in oude huizen vaak een tongewelf heeft
en daar is moeilijk een nis in te plaatsen (de muur zou daar extreem dik moeten
zijn).
Soorten nissen e.d.
Naast de heiligennis (beeldnis) en de kaarsnis (blakernis, lampnis)
zijn er nog andere soorten nissen.
Een aedicula is een stenen versiering in
nis-vorm.
Een apsis is een koornis in ene kerk,
een groot uitgevoerde "nis".
Een
blinde nis of blindnis is een nis die slechts aanwezig lijkt maar het
niet is.
Een columbarium is een grafruimte met in de muren rijen met oorspronkelijk boogvormige nissen.
Een exedra is in de Griekse en Romeinse oudheid een ruimte of diepe halfronde nis waar gediscussieerd werd.
Een gibbs-surround is de benaming voor een muuropening of een nis die omlijst wordt door blokken rustica.
Een hangnis is een ondereinde van het schoorsteenkanaal, ondersteund door uitkragend
gemetseld wangetje.
Een mazier of maiziergat is een nis
naast een (open) haard voor benodigdheden voor of bij de haard, zoals lucifers,
pijpen e.d.). Mogelijk is ook om een kaars in deze nis te plaatsen als de open
haard niet brandt (onduidelijk is of deze toepassing ook daadwerkelijk gebruikt
werd).
Een schoenschraper kan in de
vorm van een nis zijn uitgevoerd.
Een vuurnis is de ruimte in een schouw waar het vuur kan branden (zie bij
smuiger).
Sedilia zijn "uit steen gehouwen zitplaatsen voor de geestelijken tegen de zuidwand van een koor"
(enkelvoud is sedilium).
kaarsnis (blakernis, lampnis), voorstraat 106, dordrecht, 1771 (copyright arie
c. van 't zelfde):
klein nisje in de buitengevel, leuven (foto joostdevree):
rechthoekige nis in hedendaags interieur (foto joostdevree):
het linkernisje is een piscina, de middelste nis is een sacramentsnis en
de rechter nis een relieknis (de twee grotere nissen zijn waarschijnlijk sedilia,
"uit steen gehouwen zitplaatsen voor de geestelijken tegen de
zuidwand van een koor"):
twee gelijke nissen (gevelsteen van hans
't mannetje):
Met dank aan Edwin Orsel, bouwhistoricus ("Kaarsnissen in Leiden"
in Nieuwbrief Bouwhistorie nov 2020 van de Stichting
Bouwhistorie Nederland).
Het woord nis is ontleend aan het Middelfranse niche (holle ruimte in een
muur, ca. 1400). Waarschijnlijk is het Franse woord niche
een afleiding van het werkwoord nicher (een nest bouwen, ca. 1150), ontwikkeld uit
het vulgair Latijnse nidicare (nest), van het het Latijnse nidus
(nest). De afleiding uit het Italiaanse nicchio
(schelp) is onwaarschijnlijk omdat dat woord pas in de 16e eeuw is verschenen.
Bron Etymologiebank.