De meeste stenen kunnen op verschillende manieren worden afgewerkt. De
belangrijkste bewerkingen worden onderstaand kort behandeld. Er is te zien welke
invloed een bewerking op het uiterlijk van de steen heeft. Al gaat het bekijken
van foto's (en zeker via het internet) veel van de uitstraling en levendigheid
van de steen verloren.
Wanneer een plaat natuursteenuit een blok is gezaagd heeft het een zogenaamd
gezaagd oppervlak. Dit oppervlak kan zonder verdere bewerking worden toegepast,
maar meestal wordt het oppervlak gladder of juist ruwer bewerkt. Gladder zijn de
bewerkingen schuren (slijpen), zoeten (matglans) en polijsten (hoogglans).
De keus van de oppervlaktebewerking hangt, naast gebruikerswensen, o.m. af van de steensoort, de
locatie van de steen, de locatie op de steen (platte vlak, rand) en de aard van het werk. Leisteen en kwartsiet hebben na de winning een
natuurlijk splijtoppervlak dat meestal zonder verder bewerking wordt toegepast.
Manieren om het oppervlak ruw te bewerken zijn bijvoorbeeld hakken en frijnen.
Fijnere technieken om de steen
gladder te maken zijn bijvoorbeeld schuren, zoeten en polijsten.
Naast
handmatige bewerkingen van natuurstene met bijvoorbeeld hamer en beitel zijn
hedendaagse technieken en gereedschappen bijvoorbeeld:
- digitale tekeprogramma's
- door de computer bestuurde freesmachine of zaagmachine
- de luchthamer
met insteekbeitels (vervangt de losse hamer en beitel).
Deze hulpmiddelen hebben meestal een positieve invloed op het bewerken en beeldhouwen van natuursteen:
- het werk gaat sneller met enorme besparing op kosten en doorlooptijd
- het is fysiek minder inspannend (Arbotechnisch beter)
- de foutkans is wellicht geringer (misslaan e.d.).
Een negatief aspect van machinale vervaardiging kan zijn dat het eindresultaat
een minder levendig karakter heeft.
Tegenwoordig wordt veel machinaal uitgevoerd. Voor restauraties e.d. is het vaak wenselijk het machinale te beperken
(alleen voorbewerken) en handmatig de details af
te werken waardoor een levendiger karakter ontstaat.
De nieuwe technieken hebben, zeker op die manier, nauwelijks invloed op de
uiteindelijke kunstzinnige prestatie.
Voor goede vervangers van natuursteen zie natuursteen vervangen.
Ga na of reinigen (en niet vervangen) van de steen mogelijk is.
Voor reinigen,
beschermen en repareren zie natuursteen
onderhoud.
Natuursteenbewerkingen, van diverse aard, zijn onder meer:
Klik op de (meeste) kleine foto's hieronder om een grotere afbeelding te zien.
Zagen
De bewegingen van de zaag laten sporen achter op het
steenoppervlak. Een raamzaag, waarbij het zaagblad horizontaal heen en
weer beweegt, laat rillen achter. Terwijl een cirkelzaag slagen in het
steenoppervlak achter laat. Rillen en slagen zijn in het algemeen bij
harde steensoorten zoals graniet beter zichtbaar dan bij zachtere
steensoorten zoals kalksteen.
Schuren
of
Slijpen Sporen van het zagen worden bij het schuren grotendeels
verwijderd. Men begint met een grofkorrelige schuurschijf die telkens
wordt ingewisseld door een fijnere. De fijnere schijf slijt telkens de
krassen weg van de voorgaande "schuurronde". Vooral bij het grof schuren
zijn deze krassen goed zichtbaar. Een fijn geschuurd oppervlak wordt ook
wel aangeduid als een geslepen oppervlak.
Bij geslepen kalksteen zijn de korrelstructuur van het calciet
(kalkspaat) en de fossielen nog zichtbaar.
Zoeten
Zoeten levert een effen mat oppervlak zonder sporen van bewerking. Zoeten is de laatste fase van het schuurproces met een zeer fijne
schuurschijf. Afhankelijk van de schuurschijf zijn er verschillende
gradaties in glans mogelijk. Een geringe glans wordt "licht gezoet"
genoemd en een matglans "gezoet" en een bijna hoogglans "donker gezoet".
De methode om te zoeten (Bestekstermen
natuursteen van Cultureel
Erfgoed)
"Zoeten is een schuurtechniek waarbij het schuurmiddel, dat minstens even hard is als de te bewerken steen, een korrelgrootte heeft die kleiner is dan
0,5 mm en groter dan 0,15 mm. Nadat het werk geschuurd is kan het met een fijner schuurmiddel (korrel nummer 220, 400, 600) bewerkt worden, totdat er met het blote oog geen krassen meer zichtbaar zijn. Dan spreekt men van zoeten."
Leveranciers van natuursteen stellen dat er, afhankelijk van de schuurschijf, verschillende gradaties in glans
mogelijk zijn:
- een geringe glans wordt
"licht gezoet" genoemd
- een matglans is "gezoet"
- een bijna hoogglans is "donker gezoet".
zoeten van belgisch hardsteen:
Voor Belgische Blauwe hardsteen geldt ("blauwsteen", pierre
bleue) bv. bij
Licht gezoet: korrel P.220
Blauw donker gezoet: korrel P.320-400
Donker gezoet, of mat gepolierd (gesatineerd): korrel P.400-500
Polijsten
Na het zoeten kan met een polijstschijf of een polijstvilt (met
polijstpoeder of -pasta) hoogglans worden aangebracht. De glansgraad
wordt niet door schuren verhoogd: een polijstschijf is vaak zachter dan
de steen. Naar men aanneemt is de polijstlaag een uiterst dun, amorf
laagje ("Beilby layer") gevormd door een lokale verhitting of een
chemische reactie.
Spitsen (prikken)
"Spitsen is het ruimen van natuursteen met een
moker en een puntijzer."
Bij spitsen (prikken) wordt het oppervlak met een spits
(spitsijzer, puntijzer) of met
een tandijzer ruw gewerkt.
Restauratie met Gobertanger blokken die met een tandijzer afgewerkt zijn
(in bewust onregelmatig patroon) (Cultureel
Erfgoed):
Stralen
Het oppervlak wordt door mineralen (bijvoorbeeld olivijn) met een hoge
snelheid "gebombardeerd". Door het stralen ontstaat een
schuurpapierachtig uiterlijk.
Metalen deeltjes wordt ontraden: er kunnen dan
ijzerdeeltjes in het oppervlak van de steen blijven zitten, die later
gaan roesten en verkleuringen veroorzaken.
gestraald:
Oud maken
Kunstmatig wordt een "oud" uiterlijk aangebracht. Dat wordt vooral bij
marmers en kalkstenen gedaan, maar kan ook bij andere steensoorten. Er
zijn verschillende bewerkingen:
Door een zuur op het oppervlak te laten inwerken. Dit kan alleen bij
kalkhoudende steensoorten. Het zuur vreet eerst de meest poreuze delen
aan, waardoor insluitingen en aders worden benadrukt. Naast "oud gemaakt" zijn er nog vele aanduidingen voor deze oppervlaktebewerking in
omloop, zoals: antiek gemaakt, gezuurd, antico of anticato.
Door de tegels te "trommelen". In een draaiende trommel buitelen de
tegels over elkaar, met een versnelde slijtage tot gevolg. Hierbij
slijten de tegelranden rond af. Naast "oud gemaakt" worden tegels met
deze bewerking ook wel genoemd: antiek gemaakt of, zeer terecht, getrommeld. oud gemaakt (kenniscentrum
steen):
oud gemaakt (htn vloeren):
Frijnen
of Punten en verwante Scharreren, Sclyperen en Gradineren
Bij frijnen met de hand wordt de steen met hamer en beitel behakt. Bij
machinaal frijnen wordt het oppervlak gefreesd (als het ware een
zaagsnede). Dat geeft strakke,
rechte, evenwijdige lijnen, die een minder levendig uiterlijk hebben dan
bij handmatig frijnen.
Er bestaan vele bewerkingen die van frijnen zijn
afgeleid, ieder met een eigen uiterlijk.
Een steekslag en meteen daarna een slag waarbij de (brede) beitel uit het oppervlak wordt
geslagen wordt Hollands frijnen genoemd. (Een steekslag is een slag die ontstaat als de hoek die de beitel
ten opzichte van het oppervlak maakt zodanig is dat de beitel door de klap niet uit de steen wordt weggeslagen.)
Bij Belgisch frijnen wordt elke frijn (uitholling) veroorzaakt door
één enkele
slag waarbij ook hier de beitel uit het oppervlak wordt geslagen.
frijn:
Bij de (mechanische) oude frijnslag is het resultaat grilliger, dicht bij elkaar liggende korte en onregelmatige frijnsporen:
mechanische oude frijn (carrières
du hainaut):
Bij scharreren of ciselerenwordt met een ceseel
(brede beitel) kort naast elkaar gelegen, meestal evenwijdige, groeven
gehakt waarbij
groeven niet in elkaars verlengde hoeven te liggen.
"Scharreren was vroeger de laatste bewerking met hamer en beitel om
een steenvlak te effenen. Het was geen bewuste afwerking. De
steenhouwer maakte zijn slagen in willekeurige richting. Na het
scharreren werd het vlak geschuurd en gefrijnd. Bij het frijnen zette de
houwer zijn beitel juist wel in een bewust patroon op het steen."
(Aangehaalde tekst van Hendrik Tolboom in het Tijdschrift van de
Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed 2012/1).
(Frijnen geeft over
het algemeen een wat fijnere en zachtere, maar in het bijzonder regelmatiger groef dan
scharreren. Het resultaat van frijnen wordt ook wel cisilé
genoemd.)
gescharreerd (bärlocher-natursteine):
Bij mechanisch getailleerde steen wordt de slag gemaakt met een pneumatische
hamer. Het resultaat lijkt op de ciselé, maar dan fijner.
Sclyperen is een soort frijnen waarbij de
uithollingen wat smaller zijn.
IJsbloemen gebeurt meestal door vijf beitels elk met vier punten om hun as
te laten draaien. De krassen die zo ontstaan geven het kenmerkende ruwe
oppervlak van "geijsbloemd".
Prikken
Bij prikken met de hand wordt de steen met hamer en beitel behakt. Bij
machinale prikken worden metalen punten in het oppervlak gedrukt of
geslagen. Er ontstaat een beeld van dicht op elkaar geplaatste putjes.
Er bestaan vele bewerkingen die van prikken zijn afgeleid, ieder met een
eigen uiterlijk.
geprikt:
Boucharderen
of Hameren
Boucharderen gebeurt met een slaghamer (bouchardhamer of punthamer). Het uiterlijk lijkt op een
geprikt oppervlak (fijn gebouchardeerd), maar kan ook grilliger zijn
(van middel tot grof of ruw gebouchardeerd).
Gebouchardeerd natuursteen heeft een dicht oppervlaktepatroon van
meestal onregelmatige ronde punten tussen 1 en 3 mm groot en diep.
Andere groottes zijn afhankelijk van de soort slaghamer, de kracht die
uitgeoefend wordt op de hamer en van de dichtheid van het patroon.
gebouchardeerd:
Fijn gepunt of fijn gepunthamerd is een andere term
voor fijn gebouchardeerd. Ruw gepunt of ruw gepunthamerd is een andere term voor
ruw gebouchardeerd.
Belgisch blauwe hardsteen, links fijn gepunthamerd en rechts grof gepunthamerd:
Vlammenof
branden
Een gasvlam wordt aangebracht onder een hoek van 45 graden en loopt automatisch over het oppervlak. De thermische schok
maakt dat van deeltjes het bovenvlak wegspringen. Door
daarna de steen snel af te koelen met water springen er grotere deeltjes
weg. Zo ontstaat een natuurlijk breukoppervlak.
Het resultaat wordt ook wel éclaté genoemd (letterlijk is het
Frans voor "afgesprongen").
gevlamd of gebrand:
Klieven, kloven
Klieven of kloven is het met kracht splijten, hier van natuursteen (afbeelding
met de traditionele methode van klieven). Tegels van bv. leisteen en kwartsiet hebben een natuurlijk splijtoppervlak, ook wel
breukoppervlak genoemd, met een onregelmatig uiterlijk met een
natuurlijke variatie.
Klieven is eigenlijk geen afwerking of bewerking van de natuursteen omdat het
oppervlak het natuurlijke breukvlak is.
Naast gekliefd wordt er ook gesproken over gebarsten, geplaat, grof
gekliefd.
Met spreekt van gekloofd (bij het werkwoord kluiven hoort het
voltooid deelwoord gekloven).
gekliefd of gekloofd:
Kloven
Een andere betekenis van kloven: in dit geval is kloven het kunstmatig
aanbrengen van een ruw oppervlak: bulten, putten en kuilen worden willekeurig aangebracht.
Ook hier spreekt men van gekloofd (bij het werkwoord kluiven is
het gekloven.).
Kathedraalslag
De kathedraalslag is een speciale bewerking bij het frijnen:
met een beitel worden in een ruitpatroon korte evenwijdige groeven
gemaakt.
kathedraalslag:
rechte kathedraalslag:
Gefreesd
splijtoppervlak
Bij sommige soorten leisteen en kwartsiet kan net als de onderzijde ook
de zichtzijde worden gefreesd. Zo ontstaat een vlak oppervlak, dat
vervolgens kan worden gezoet en bij sommige steensoorten zelfs
gepolijst.
Andere aspecten
m.b.t.
natuursteen
Randafwerking
Bij bestrating is het, naast de oppervlaktebehandeling, van belang voor welke randafwerking en onderzijdenafwerking wordt gekozen. Er zijn drie zijdenafwerkingen van belang: gezaagd, strak behakt en
behakt. Gezaagde tegels geven de steen een strak uiterlijk. Daarnaast is de steen, zeker als de onderzijde ook gezaagd is, gemakkelijker te leggen. Bij een behakte steen is de randafwerking redelijk grof. Het geeft de steen een wat natuurlijker uiterlijk. Hierin zijn twee categorieën; behakt en
fijn behakt. Zoals het woord al aangeeft, heeft een strak behakte steen een kleinere maattolerantie dan een grofbehakte steen. Hierdoor kan bij een strak behakte steen de voeg kleiner blijven.
(geen grotere opname beschikbaar)
Joppen Joppen is een natuursteenbewerking waarbij de randen van de steen met een jop (een steenbeitel) en een moker grof
worden behakt en daardoor zeer ruw worden. De rand van het blok steen verkrijgt zo een zeer "bruut" oppervlak.
"Joppen is een bewerking die vanouds bedoeld is om snel een blok grofweg de juiste maat te geven."
Na het joppen wordt de steen afgeslagen.
(Natuursteenbewerkingen
besteksteksten Cultureel Erfgoed)
Kalibreren van
tegels Een leistenen tegel wordt verkregen door een plaat in tweeën te splijten. De splijtingsdikte variërt hierbij van 8 tot 25 mm. Het dikteverschil van natuurstenen tegels kan in sommige gevallen problemen opleveren bij het leggen. Om dit te voorkomen, wordt natuursteen vaak ook geleverd in een
gekalibreerde dikte. Dit betekent dat de tegel op dikte wordt gefreesd, waardoor de tegel overal even dik is en ook de onderlinge dikte van de tegels gelijk is, bijvoorbeeld 10
mm.
Ongekalibreerd
De dikte per tegel en van leisteentegels onderling kan variëren van 8 tot 25 mm.
Voor ongekalibreerde tegels wordt bij het leggen een dikker lijmbed
gebruikt, bv. van Omnicem DB Flex (tot ca. 4 cm dik lijmbed) of
Ankerplast MDM (tot ca. 1 cm dik lijmbed).