Lotharingse stijl

De Lotharingse stijl is de bouwstijl van de huizen in mijnstreek van Zuid-Limburg die ca. 1900-1918 gebouwd zijn en in de metselwerk gevels grote gepleisterde vlakken hebben. Het gaat om woonwijken in bijvoorbeeld Heerlen en Landgraaf. 
Met de komst van mijnen als de Oranje Nassau (1899) was er behoefte aan meer arbeiders en daarmee ook meer woonruimte voor hen. De woningen voor die nieuwkomers zijn voor een deel al gebouwd onder het bewind van mijnbouweigenaar Honigmann, maar de meeste zijn gebouwd onder de nieuwe eigenaars, de Lotharingse familie De Wendel, die de Oranje Nassauconcessie in 1908 overnam. 

Deze degelijke woningen in de zogenoemde Lotharingse stijl zijn, net als veel andere vroege tuindorpen, ontworpen als betere huisvesting voor de eigen arbeiders, in een groene omgeving en met een eigen tuintje, waardoor men bijvoorbeeld ook groente kon verbouwen en wat kippen kon houden. 
De witte vlakken pleisterwerk geven een frisser beeld dan woningen met puur metselwerk. 
De plattegrond van de wijkjes was rechthoekig, maar efficiënt en ruim. (Van later datum zijn de stedenbouwkundig aangelegde tuindorpen met meer gebogen lanen en nostalgische bouwstijlen.)

Het bouwen van dorpen voor de eigen arbeiders was natuurlijk niet alleen maar filantropie van de mijnbouw- en fabriekseigenaren: goede huisvesting dichtbij mijn of fabriek gaf gezonde en tevreden werkers, en daarmee ook een hoger rendement.


mijnkolonie de leenhof in landgraaf (foto kris roderburg, beeldbank cultureel erfgoed document 514821):


voorgevels mijnwerkershuizen de leenhof (foto kris roderburg, beeldbank cultureel erfgoed document 514822):


Zie Arts&Crafts (tuindorp Agneta) en volkshuisvesting m.b.t. betere sociale huisvesting, de cottagewoning voor de (nog) landelijker variant en de rug-aan-rug-woning voor een compactere bouw van volkswoningen.