Ook:
triglyph; soms: driegleuf. Een triglief is een versiering van het fries:
de "balkkop" van een Dorische
tempel, met meestal drie "verhogingen" (twee gleuven), verwijzend
naar de houten voorloper.
Het gebied tussen de trigliefen is de metope. En
onder de triglief vindt men vaak de regula
en de guttae
("regendruppels").
De vlakken tussen de trigliefen werden soms bezet met paterae
(schijfvormige ornamenten) en bucrania (runderschedels).
In het Classicisme keert de triglief terug bij gevelbeëindigingen met
een kroonlijst.
locatie van de triglief (4) als verbeelding van de kopse
kant van een balk van het gebint van
een tempel met dorische zuilen (vitruvius,
aangepast):
De term triglief is afkomstig van het Latijnse triglyphus,
ontstaan uit het Griekse trigluphos (met drie gleuven, hoewel
het er eigenlijk twee zijn), van tri-
(drie-) en gluphos (insnijding, keep), gluphis (id.), van
gluphein (inkerven); bron Etymologiebank.