Ook:
alternerend steunsysteem. Het alternerend stelsel is de regelmatige
afwisseling van zware pijlers en lichte
zuilen in een
gebouw (of van zware pijlers en lichte pijlers). Vooral
bij kerken is dit systeem gebruikelijk om de krachten van middenbeuk
en zijbeuken, gescheiden door bogen
(scheibogen), goed te verdelen.
Naast deze constructieve reden geeft de regelmaat ook een fraaie
ritmiek aan de kolommen. Vaak betreft het zware pijler, twee
lichte zuilen, zware pijler, twee lichte zuilen enz.
Vooral
in de ontwikkeling van de romaanse
naar de gotische kerkenbouw
zijn de krachten op de wanden van het (midden)schip groot: men vond dat
de kerk hoger moest worden waardoor zware pijlers nodig waren. De middenbeuk
werd bijvoorbeeld in vierkanten
verdeeld en op de hoeken daarvan kwamen zware pijlers. De krachten van het opgaande muurwerk
moesten door
de bogen tussen middenbeuk en zijbeuk (de zogenoemde scheibogen) worden
doorgegeven wat mogelijk was als er tussen de zware pijlers ook lichtere zuilen
kwamen. Deze
slankere zuilen vormen ook voor een deel het steunsysteem van de kleinere
vierkanten die door de gewelven van de zijbeuken worden gevormd. In de
tweede afbeelding hieronder is het vierkant van de middenbeuk in rood en de vierkanten van de zijbeuken die (aan die zijde) daarbij behoren in groen
aangegeven.
Afhankelijk van de benodigde draagkracht en de verdeling daarvan
ontstaat zo een regelmatig stelsel van pijlers en zuilen. In het Rijnlandse
stelsel is deze regelmaat pijler-zuil-pijler (het meest voorkomende
stelsel), in het Saksische stelsel is dat pijler-zuil-zuil-pijler.
Ook
in de neo-romaanse kerkenbouw werd het alternerend stelsel toegepast
(o.m. door Cuypers eind 19e eeuw).
De traveeën in een alternerend
stelsel worden wel ritmische traveeën genoemd.
alternerend stelsel van pijlers en zuilen in het schema
pijler-zuil-zuil-pijler of wel p-z-z-p (kunstkennis):