triforium

Ook: venstergang; soms: kerktrans, nonnengang, dienstgalerij. Een triforium is een smalle galerij in de kerk, onder de vensters van de middenbeuk en boven bogen van de zijbeuk, met zicht op de grote binnenruimte. De breedte van het triforium is gelijk aan de dikte van de muur waarboven het gelegen is. Het triforium bevindt zich bijvoorbeeld in een basiliek tussen de scheibogen en de lichtbeuk.
Door de boogopeningen heeft het triforium contact met de kerkruimte. Het licht van de vensters boven het triforium straalt naar de kerkruimte. Vanaf de late Gotiek komt het ook wel voor dat het triforium zelf vensters heeft om het licht door te geven.

"Blind-triforium of schijn-triforium is de benaming van een rij blinde bogen op de plaats van een triforium, dus zonder dat er een gang aanwezig is."


triforium; L is lichtbeuk en S is scheiboog (glossary of medieval art and architecture):


De term triforium is afkomstig van het Middeleeuws Latijnse triforium, dat bestaat uit tri- (drie-) en foris (deur, toegang); zo genoemd omdat er gewoonlijk drie toegangen waren in elk "vak"; bron Etymologiebank.

Overigens, een biforium is een tweelicht of tweevenster, vergelijkbaar met een drielicht, maar dan met twee vensters en meestal een zuiltje in het midden.

Met dank aan "Termen en begrippen in de bouwkunst" van Koch/Kotting, 1971.

Eng. triforium