De term substraat (onderlaag) is ontleend aan het modern Latijnse substratum,
eigenlijk het verleden deelwoord van substernere (iets onder iets
uitspreiden), van sub (onder) en sternere (op de grond
uitspreiden); bron Etymologiebank.
Overigens, bij beide betekenissen van substraat ligt in het Nederlands de klemtoon
op "straat", wellicht om te vermijden dat het om een
gebeuren onder de straat gaat.
Eng. substrate
2.
Substraat wordt toegepast bij bijvoorbeeld tuinaanleg of teelt als ondergrond waarin plantenwortels goed
verankeren. Substraten bestaan in verschillende soorten, afhankelijk
van de gewenste eigenschappen. Niet alleen plantaardige (organische) materialen
kunnen als substraat dienen. Ook bijvoorbeeld argex-korrels, lavakorrels (groendak),
perliet-korrels of steenwol
worden toegepast in substraten (de steenwol is anders behandeld dan de
steenwol
die als isolatiemateriaal in de bouw wordt toegepast waardoor deze steenwol
juist wel water
opneemt).
Bij fysisch onderzoek
van een substraat wordt de hoeveelheid vocht in het substraat (%), de bulkdichtheid (gewicht/kubieke meter), de inkrimping en de
poriëngrootte bepaald; verder worden o.m. de volumefractie lucht (%)
en de volumefractie water (%) van de organische stof bepaald.
(Volumefractie X wil zeggen het volumepercentage van X in het
betreffende materiaal.)
Het substraat in de vorm van een platte houder voor planten wordt een plug
genoemd.
organisch substraat in de vorm van een plug, van quickplug
growing systems, voor o.m. stekken, weefselkweek:
Voor organische substraten, zie bijvoorbeeld Quick
Plug Growing Systems.
Zie RHP, het kenniscentrum op het gebied van substraten en bodemverbeterende materialen.
Zie ook groendak.