1.
Ook:
dakspoor, spoorhout, dakspar, spanrib. Een
spoor is een wat kleinere spant, dus een betrekkelijk dunne balk die
van
dakvoet tot
nok loopt. (Sporen lopen dus meer of minder verticaal. De
horizontale ondersteuning van het dak loopt van bouwmuur tot bouwmuur en wordt gording
genoemd.)
Zie verder bij sporenkap.
Het lidwoord van spoor in de betekenis van dakspar is de; bij de andere
betekenissen is het lidwoord het.
Het woord spoor is verwant met spar (vandaar ook de term dakspar) en wellicht
via-via afkomstig van het Latijnse sparus, sparum (korte
jachtspeer). Het Instituut voor de
Nederlandse taal (Ivdnt) vermeldt tevens: "Het woord is overgedragen op
de dennenboom, als geschikt voor sparren".
2.
Een spoor is een overblijfsel van een activiteit of situatie, vaak een indruk of
afdruk. Soms is het spoor veroorzaakt door herhaald gebruik.
Voorbeelden:
- voetsporen (van mensen of dieren, vaak in sneeuw, zand of aarde)
- bandensporen (vaak afdrukken van het profiel van de band in aarde)
- rooksporen (boven een open haard)
- bouwsporen (van vroegere aanbouw, boog, deur, kozijn)
- bewoningssporen (restant van vroegere bewoning; paalgat of muurrestant vergane woning, visfuik uit verre
tijden, gebroken aardewerk in een afvalput)
- door herhaald gebruik ingesleten spoor (karrenspoor, olifantenpaadje).
voetsporen in het zand; van een vogel (meerkoet?) en, later, van een hond (foto
joostdevree):
bandensporen in het zand (foto joostdevree):
bouwsporen bovenkerk, kampen (foto joostdevree):
herhaald gebruik van een denkbeeldig pad geeft een nieuw "echt" pad; hier een niet-officieel
pad, een zogenoemd olifantenpad
naar een kantoor, afwijkend van de officiële route (foto weetjesman,
wikipedia):