Met
de rooihaak worden de spijkers uitgetrokken die de leien op een dak houden.
De rooihaak is een metalen blad van ca. 30-50 bij 4-5 centimeter met zijdelingse naar achter gerichte inkepingen, waarvan een uiteinde loodrecht gebogen is. Aan dat uiteinde is een metalen handvat gesmeed dat in een haak
eindigt.
De leidekker duwt het blad onder de gebroken lei, vat de nagel in een inkeping en trekt het werktuig naar zich toe; soms slaat hij met zijn
hamer op het haaks gebogen gedeelte.
Door middel van een leihamer en een leibrug worden de leien op maat
gekapt. (Het kapijzer
(kapbrug, leidekkersaambeeld) is vergelijkbaar met de leibrug.)
De leien worden bevestigd met een leihaak.
Met de rooihaak worden,
bij bv. restauraties, de
spijkers uitgetrokken die de leien op een dak houden.
De
ladderhaak is een haak
waar de ladder van de leidekkers of andere dakdekkers aan bevestigd kan
worden (valbeveiliging).
Het woord rooihaak heeft vernoedelijk te maken met het werkwoord
rooien (ontwortelen).
Afbeelding uit Cursusmateriaal materialen en technieken in oude
bouwwerken.
Tekst van Museum het MOT
in Grimbergen.