Ook:
holle en bolle pannen, onder en boven
pannen (in deze beide benamingen wordt
de onderste pan als eerste genoemd).
Monnik
en non is de benaming van de
combinatie van een bolle (monnik) en een holle dakpan
(non), een oud type dakpannen. Monniken en nonnen lopen naar beneden enigszins
taps toe. De monniken worden ook wel aan de bovenzijde van een lipje voorzien
zodat de erboven liggende monnik niet naar beneden zakte (foto kerkje van Marsum);
een andere manier is de non twee inkepingen te geven waardoor deze blijft haken
aan de eronder liggende non.
Kenmerken van monnik en non:
- hol en bol wisselen elkaar af
- bovenpan is halfcilindrische of taps toelopend
- dakpatroon is door de ronde vormen sterk golvend
- levendig, mediterraan uiterlijk
- sluiting door bijvoorbeeld cement
- niet zonder meer los te leggen
- een soort "dubbele dekking" omdat ze voor een groot deel over elkaar
werden gelegd (net als bij de tegula
met imbrex)
- "later kwamen er neusjes aan de onderpan zodat die aan een lat kon worden
gehangen en de bovenpan had een soort horentje aan de bovenzijde waar de
daarboven liggende pan op rustte".
Soms worden bijvoorbeeld muren in de stijl van de Bossche
School met halve keramische cilinders afgedekt, vierzijdig verglaasd en niet taps
toelopend (zie de zwart-wit-foto hieronder, van Kees Wonink, toegepast door Bureau
Architecten aan de Maas in Maastricht en Rotterdam).
Wanneer de onderste pan niet hol is maar vlak, dan wordt gesproken over tegula
en imbrex.
detail van het dak met middeleeuwse monnik-en-non dakpannen van het kerkje
in marsum, groningen; klik voor groter (copyright dig keur, vademecum
de late middeleeuwen, uitgeverij
profiel):
monniken en nonnen van halve cilinder van kees wonink, toegepast door bureau
architecten aan de maas in maastricht en rotterdam:
een hedendaagse versie van monniken en nonnen; klik voor groter
(wienerberger):
veel monniken om minder waterintreding te bewerkstelligen? klik
voor groter (archeologie
magazine):