Schors:
de afgestorven verkurkte bast. De schors beschermt de boom voor invloeden
van buiten (aantasting, vorst).
Bast:
een vrij dunne laag weefsel dat de voedingsstoffen (suikers) die in de
bladeren van de boom met behulp van zonlicht, bladgroen en koolzuur uit de
lucht zijn gevormd, in water opgelost naar de wortels te transporteren.
Cambium
of teeltlaag: slechts één cel laag dik
"weefsel", dus ca. 0,02 à 0,03 mm, waar door celdeling de groei
van het hout (bast en spint) plaatsvindt. Direct na de celdeling zijn de
cellen dunwandig en met "leefstof" (protoplasma)
gevuld. Bij het afsterven, het zogenaamde verhouten,
verandert het protoplasma in voornamelijk twee zeer belangrijke versterkende
stoffen, cellulose en lignine.
Een bepaalde laag in de cellulose speelt de belangrijkste rol bij
vormveranderingen in de breedterichting van het hout onder invloed van
vocht. Door hout opgenomen vocht kan namelijk tussen de cellulosebundels
kruipen en deze van elkaar duwen. In de lengterichting kan dat praktisch
niet. Vandaar de grote verschillen in krimpen en zwellen door vocht
in de lengte- en breedterichting.
Het cambium zorgt in ons klimaat voor de groeiring
(vroeger: jaarring; klik op de foto's
rechtsboven)
Spint
of spinthout:
het levende deel van een boom, dat uit een aantal groeiringen bestaat. Het
spint is in de levende boom zeer rijk aan water en voedsel omdat door dit
hout het transport van water plaatsvindt van de wortels naar de kruin.
Kernhout:
op zeker moment sterft het spinthout aan de "binnenzijde" af en
ondergaan de groeiringen een verandering, het zogenaamde verkernen.
De kern heeft vaak een donkerder kleur dan het spint.
Verder
zijn er nog de houtstralen (vroeger mergstralen
genoemd) die horizontaal vanuit de bast naar de kern (het midden) van de stam
lopen en die zorgen voor de opslag en het transport van water en
voedingsstoffen. De houtstralen staan in verbinding met de tracheïden,
de watergeleidende cellen die in de lengterichting van de stam lopen. Waar de
houtstralen en tracheïden elkaar snijden (de crossfields) is zichtbaar
aan de zogenoemde stippels. De stippels hebben een membraan
dat water doorlaat.
*)
Met dank overgenomen uit het boek Bouwmaterialen van ing. M.W. Verver en
Grondboor & Hamer van de Nederlandse
Geologische Vereniging.
Meer doorsneden van de stam
klik op de afbeeldingen voor groter!
jaarringen (groeiringen),
houtstralen (mergstralen, soms een spiegel
vormend), kernhout, spinthout, cambium en bast in hout met secundaire
floëem en kurk (bron pijl
en boog):
richtingen van doorsneden in hout: axiaal (loodrecht op de as van de stam;
ax = as), radiaal (door as van de stam en over de straal van de stam;
radius = straal), tangentiaal (loodrecht op de straal, niet door de as van
de stam):
axiale richting (kopse vlak is doorsnede loodrecht op de as van de stam);
radiale richting (radiaal vlak is door as van de stam en
over de straal
van de stam; kwartiers gezaagd
hout);
tangentiale richting (tangentiaal vlak is evenwijdig aan de jaarringen, niet door
de as van de stam; dosse gezaagd
hout):
enkele eigenschappen van naaldhout:
D
= dwarsdoorsnede
R
= radiale doorsnede
T
= tangentiale doorsnede
B
= bast
J
= jaarring
V
= vroeghout
L
= laathout
c
= cambium
m
= mergstraal of houtstraal
h
= harskanaal of houtparfenchym
soorten cellen van een conifeer,
houtstralen (mergstralen), parenchym, tracheïden, hofstippels (rechterbovenhoek gaat richting midden
van de stam):
Tijdens
de groei van de boom ontwikkelen zich aan de stam de takken (figuur a en b). De
door de stam ingesloten gedeelten van takken noemen we noesten of kwasten
(figuur c en d).
*)
Met dank overgenomen uit het boek Bouwmaterialen, van ing. M.W. Verver.
Bij het wateren van hout worden de stammen
enige tijd in liefst stromend water gelegd (balkenvijvers) met als doel
het
behoud van de kwaliteit: er ontstaan minder scheuren en schimmels, insecten
tasten het hout later minder aan.
Het drogen van hout kan op twee manieren:
natuurlijk (in de open lucht) of kunstmatig (in droog- of klimaatkamers).
Het gemiddeld vochtgehalte van natuurlijk gedroogd hout bedraagt ongeveer 18%;
meestal is het wat meer. Als het vochtgehalte van het hout onder de 18% moet
komen, dan is men aangewezen op een droogkamer (zie ook evenwichtsvochtgehalte). Het lagere vochtgehalte wordt
hierbij (gecontroleerd) in kortere tijd bereikt. Scheurvorming, verkleuring en
aantasting worden uiteraard vermeden.
Hout
voor parketvloeren wordt altijd kunstmatig gedroogd.
Er is een speciale schroef waardoor het hout minder snel splijt bij het
indraaien en dus minder vaak voorgeboord hoeft te worden; bijvoorbeeld de
Dynaplus Constructieschroef verzinkt platkop:
"Na het afsterven wordt de boom direct bedenkt met fijnkorrelig sediment zodat er geen lucht bij kan komen. Circulerend water lost de organische bestanddelen op en vervangt ze door minerale bestanddelen. Er vindt een uitwisselingsproces plaats."
(Bron Edelsteenwinkel
Karbonkel.)
Dit wordt versteend hout genoemd.