home  

© / contact, lid NVJ

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z  
 


dendrochronologie

 

dendrochronologie, "boomtijdkunde", jaarringenonderzoek, groeikalender

Dendrochronologie is de wetenschap die zich bezighoudt met het dateren van houtmonsters aan de hand van jaarringenonderzoek, d.w.z. aan de hand van de in de monsters herkenbare jaarringen (groeiringen). 
"Het principe van de dendrochronologie gaat uit van het gegeven dat bomen die binnen een bepaald gebied groeien, hetzelfde groeipatroon vertonen."

Om aan de benodigde opvolgende jaarringen te komen kan een houtmonster worden verkregen via:
- boren (met een holle boor wat een bijna cilindervormig boormonster geeft)
- zagen (als het hout niet meer op die locatie gebruikt wordt, bijvoorbeeld archeologisch gevonden hout of een balk uit een gesloopt gebouw)
- fotograferen (soms kan het niet anders, zoals bij hout van een schilderijlijst die in zijn geheel bewaard moet blijven).
  
Voor dendrochronologisch onderzoek is meestal hout benodigd van de boomsoorten eik (Quercus), grove den (grenenhout, Pinus sylvestris), fijnspar (vurenhout, Picea abies) en den (zilverspar), maar soms zijn ook beuk, es en iep mogelijk.

Het dateren zelf gaat met behulp van het houtmonster, meettafel en microscoop waarbij de jaarringbreedten in hondersten van mm's in het monster worden opgemeten en in een bestand worden gezet. Speciale software zet de jaarringbreedten uit in een grafiek of staafdiagram die op een lichttafel vergeleken wordt met de standaardgrafieken van de betreffende soort, groeiregio en tijdvak van de boom. Een voldoende aantal jaarringen uit de houtmonsters kan tot een datering leiden. Soms geeft een houtmonster uitsluitend een eerste indicatie van de dateerbaarheid van de monsters.

Met dendrochronologie is in het ideale geval:
- oud hout te dateren
- de herkomst (oorsprong) van de boom te bepalen
- het vroegere klimaat en landschap te reconstrueren.

Dendrochronologische onderzoeken kunnen daarom van belang zijn voor o.m. bouwhistorici, archeologen, restauratoren (hout van meubels, schilderijen e.d.), erfgoedmedewerkers.



Jaarringen
, het ringenpatroon, de referentiekalender, vergelijking hout en referentiekalender

Bomen maken in het Westelijk halfrond gebruikelijk één jaarring per jaar. In het groeiseizoen groeit de boom sneller dan daarbuiten, waardoor de jaarring na een wat donkere, dunne lijn een wat dikkere lijn vertoont. Soms, in een zeer koud jaar, ontstaat slechts een smalle ring. 
Door het tellen van de ringen van een omgezaagde boom is gemakkelijk de leeftijd van de boom af te lezen. De jaarringen variëren in dikte: in een voor de boom goed seizoen wordt een brede en in een slecht seizoen een dunne jaarring afgezet. Zo ontstaat een ringenpatroon dat voor een bepaalde soort boom én een bepaalde streek én bepaalde periode uniek is (een soort streepjescode).

Door deze jaarringreeksen (perioden) van levende bomen, hout uit oude gebouwen en van archeologische opgravingen te laten overlappen is het mogelijk hout tot vele duizenden jaren terug te dateren. Resten van bomen die worden gevonden bij veenafgravingen kunnen duizenden jaren oud zijn; dit zogenoemde kienhout is nooit verrot omdat er geen zuurstof in grondwater in het veen zit. Deze jaarringreeksen vormen de kalender of referentiekalender die voor Nederland, met enkele hiaten, tot 8.400 jaar teruggaat in de tijd. (Van een bepaalde streek in Duitsland is voor de eik terug te grijpen tot 12.500 jaar geleden.)

Van een oud stuk hout is moeilijk te bepalen hoe oud dat hout is. Aan de hand van de houtsoort en de opeenvolgende diktes (breedtes) van de jaarringen van dat hout kun je de die gegevens vergelijken met die jaarringkalender en het jaartal weten van de kap van de boom van het houtmonster.

Terminologie

-
Kalender is een reeks getallen met de breedtes van de opeenvolgende jaarringen van een bepaalde boomsoort in en bepaalde streek. De kalender is samengesteld door een groot aantal overlappende meetreeksen van houtmonsters van dezelfde boomsoort uit een bepaald herkomstgebied te middelen. De kalender kan verder terug in de tijd door geverifieerde reeksen overlappend achter elkaar te leggen. De kalender wordt ook genoemd: referentiekalender, jaarringkalender, groeikalender, referentiecollectie, chronologie en in de vorm van een grafiek de referentiecurve
- Monster
of staal is het houtmonster of houtstaal waar zoveel mogelijk jaarringen op zichtbaar zijn. Afhankelijk van de manier waarop het monster wordt verkregen is sprake van boormonster, zaagmonster e.d.
- Bemonstering
is het nemen van een monster (soms: monstername).
- Meetreeks
is een reeks getallen met de afstanden tussen de elkaar opeenvolgende jaarringen. Een meetreeks geeft dus in een rij getallen de breedtes weer van de jaarringen van houtmonster (van kern naar bast als dat mogelijk is).
- Middelcurve is een samengestelde meetreeks, bijvoorbeeld als er meer monsters zijn met verschillende breedtes voor dezelfde jaarringen of als er meetreeksen samengevoegd moeten worden omdat anders de reeks te kort is om te vergelijken met de referentiekalender.
- Kapjaar
is het jaar dat een boom is gekapt (kapjaar wordt, vooral in Vlaanderen, ook wel veldatum genoemd).
- Eindjaar is het jaar van de laatste en buitenste jaarring van een monster die nog gemeten kan worden. Als de laatste jaarring een wan is, d.w.z. de laatste "jaarring", of als de bast zichtbaar is, dan is het eindjaar het kapjaar.
- Bouwfase is in de bouwhistorie één van de perioden van de bouwgeschiedenis (bouw, aanbouw, verbouwing en gedeeltelijke sloop in de loop der tijd). In de loop der tijd kan een gebouw meer bouwfasen hebben. De ene balk van een gebouw kan uit een andere eeuw stammen dan de andere, door verschillende bouwfasen maar ook door hergebruik van oude balken.
- Datering. Aan de hand van de referentiekalenders worden houtmonsters gedateerd. Datering is het bepalen van eindjaar of kapjaar van de boom waarvan het onderzochte hout een deel was.
- Provenance. Een boom in een bepaalde streek kan in groei verschillen van dezelfde soort boom in een andere streek (de omstandigheden kunnen per streek verschillen). Het patroon van de jaarringen kan daarom ook per streek verschillen. Omdat er steeds meer meetreeksen komen, wordt ook steeds duidelijker waar een boom (van het houtmonster) vandaan komt: de herkomst van bomen van houtmonsters wordt dus steeds duidelijker (provenance is Engels voor herkomst).
- Replicatie. Om een goede referentiekalender te maken voor een bepaalde boomsoort en streek moeten de variaties in boomgroei (groeiverstoringen e.d.) zoveel mogelijk worden genivelleerd. Van de meetreeksen van alle boommonsters die aan de basis staan van de kalender wordt voor elke jaarring de afgevlakte gemiddelde waarde genomen; dit proces heet replicatie.
- Standaardiseren. Temperatuur en neerslag hebben een grote invloed op de breedtes van de jaarringen. Onwaarschijnlijk brede of smalle jaarringen kunnen uit de meetreeks worden gefilterd en ervoor in de plaats komen standaardbreedtes, waardoor de meetreeks meer "gestandaardiseerd" is en . (Zie bij groeiverstoringen.)
- Meettafel. De meettafel is een fysiek hulpmiddel om via meettafel en microscoop de breedtes van de jaarringen goed te kunnen meten. De meettafel bestaat uit een plateau dat via een draaiknop fijn instelbaar is, zodat het houtmonster op het plateau langzaam en nauwkeurig verschoven kan worden. Met de microscoop en een lamp die op het houtmonster gericht is, kunnen de jaarringen goed zichtbaar gemaakt worden.

Het onderzoek, bemonstering zagen / boren / snijden, opslag van gegevens

Het karakter van het object dat onderzocht wordt, bepaalt meestal hoe het monster wordt genomen:

  • Hout uit archeologische vindplaatsen: gezaagde dwarsdoorsnede (zaagmonster). 
    De dwarsdoorsnede toont (een deel van) de jaarringen van de boom.
    Opmerkingen:
    Vooral archeologische monsters van nat hout moeten i.v.m. versnelde degradatie van dat hout zo snel mogelijk naar een dendrochronologisch laboratorium worden gestuurd of gebracht.

  • Hout uit gebouwen (bouwhistorie): geboord (boormonster). 
    Met een holle boor wordt in de houten constructie geboord. In het staafje dat hier uit komt, zijn de jaarringen van het hout zichtbaar.
    Opmeringen:
    Soms kan aan een close-up foto (macro-foto) van de kopse kant van een balk al afgeleid worden of deze in aanmerking komt voor onderzoek; dat bespaart veel onnodige kosten. 
    Houd bij meer bouwfases rekening met het benodigd aantal monsters per bouwfase. 
    Bij gebouwen die gesloopt worden, zullen vaak de houtmonsters gezaagd kunnen worden om aan de benodigde jaarringen te komen (boren is niet nodig omdat de balk waarschijnlij toch niet in zijn geheel behouden blijft).
    Bouwhout in bewoond pand: gebruik holle boor of werk non-interventief m.b.v. foto's (zie ook Informatieblad Monstername bij Dendrochronologie).

  • Hout van unica (bij roerend erfgoed, artefacten zoals een paneel schilderij of ander kunstvoorwerp, meubel o.d.).
    De kopse kant van paneel of plank kan de breedtes van de jaarringen tonen. Deze strook kan gefotografeerd worden (foto als "monster").
    Opmerkingen:
    Unica kunnen het beste in zijn geheel gelicht worden en de bemonstering aan een specialist worden overlaten. 
    Zo non-destructief (non-invasief) mogelijk!

Opslag van gegevens
Voordeel van fysieke monsters en die in foto-vorm is dat ze gebruikt kunnen worden voor opslag van de gegevens, als bewijsmateriaal en eventueel voor een second opinion
Fysieke opslag van de houtmonsters en wellicht ook monster-vervangende foto's kan o.m. bij de Rijskdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE).
Digitale opslag moet door de opdrachtgever van de dendrochronoloog altijd geëist worden. De gegevens worden vastlegd in de database die daarvoor bestemd is. Het medium daarvoor is DataverseNL: "Het Digital Collaboratory for Cultural Dendrochronology (DCCD) was een e-depot van DANS/KNAW waarin de resultaten van dendrochronologisch onderzoek waren gebundeld. In 2021 is de inhoud ervan overgezet naar DataVerse."

Let op: 
- Niet alleen de vastgelegde meetreeksen (uit het onderzoek) maar ook de gebruikte referentiekalenders waarop de datering en herkomst gebaseerd zijn, moeten digitaal zijn vastgelegd en te ontsluiten zijn.
- Bij een foto van de jaarringen: meet de lengte van het monster of houdt een liniaal tegen de kopse kant van het paneel bij het maken van de foto. Opmeten van de breedtes van de jaarringen is het handigst via het beeldscherm.
- Tussen bemonstering en onderzoek kan enige tijd verstrijken. Verpak elk monster daarom apart in een schone plastic folie of plastic zak en zorg dat de omstandigheden niet veranderen (temperatuur, monsters niet stapelen om beschadigingen te vermijden).
- Endoscopie. In de toekomst kan wellicht gebruik worden gemaakt van een endoscoop om de jaarringen direct te meten na een minimale boring. Het euvel dat het spint gepolijst moet worden om de jaarringen goed te zien, kan verholpen worden door na het boren het geboorde gat te polijsten. De "foto's" van de jaarringen moeten bewaard blijven zoals het fysieke houtmonster bewaard wordt.

Naar een exacte datering

Voor een exacte datering geldt:
- Dateerbare monsters zijn eik, beuk, es, iep, grove den en zilverspar.
- Het houtmonster mag geen vergroeiingen, noesten of zijtakken hebben.
- In het monster moeten voldoende jaarringen aanwezig zijn (om tot een vergelijking met het ringenpatroon te komen). Bij eiken geldt minimaal 60 ringen en bij vuren en grenen 70 (als er te weinig jaarringen zijn, kan soms de meetreeks uitgebreid worden met andere reeksen, onder strikte voorwaarden; een meetreeks is een reeks getallen die de afstanden tussen de jaarringen in een houtmonster).
Omdat een opeenvolging in de loop der tijd herhaald kan zijn, is een betrekkelijk grote reeks jaarringen nodig om de leeftijd van een stuk hout via dendrochronologie te bepalen. Voor een betrouwbare datering moeten bij eiken minimaal 60 jaarringen overeenkomen en bij vuren en grenen 70. Het vereiste aantallen ringen en monsters per vakgebied (archeologie, bouwhistorie, roerend erfgoed), periode (Neolithicum, Middeleeuwen e.d.) en houtsoort (eik, zilverspar e.d.) en Checklist voor opdrachtgevers staan vermeld in de Handreiking Dendrochronologie (van ERM, Cultureel Erfgoed, SIKB). 
- Er moeten voldoende monsters genomen worden (vaak zijn 4 tot 7 monsters nodig; de monsters worden boorstalen genoemd; meer monsters en van andere balken zijn ook nodig om na te gaan of ze uit dezelfde tijd dateren en of er wellicht hergebruik van hout is; bij te weinig monsters of te korte jaarring-reeksen kan in het laboratorium wel eventueel de reeks gecompleteerd worden maar de nauwkeurigheid of juistheid kan minder sterk zijn).
- Het is zeer wenselijk dat het jongste, buitenste hout, de bast of het spinthout, nog aanwezig is. De laatste jaarring wordt ook wan genoemd; als deze zichtbaar is, is dat de jaarring van het afsterven van de boom (kapjaar). Als de laatst zichtbare jaarring zich in het spinthout bevindt, dan is dit het eindjaar en bij sommige boomsoorten bij benadering het kapjaar. Bij ontbreken van bast en (bij eik) spinthout kan het onderzoek tot een "vroegst mogelijk kapjaar" (terminus post quem) resulteren.
- Het hout dat bemonsterd wordt, moet dus voldoende dik én gezond zijn (dik i.v.m. aantal jaarringen; gezond i.v.m. correcte meting jaarringen).
- Eiken en grenen houtmonsters hebben vaak een hoog gemiddeld aantal jaarringen (eiken groeien minder snel waardoor bij een bepaalde dikte meer jaarringen aanwezig zijn).
- Zaagmonster: "Bij houten palen/bouwhout: een dwarsdoorsnede / schijf van ongeveer 5 cm dik, liefst met spinthout en bast, op de plek van de grootste diameter." "Spinthout voor het zagen niet te strak met brede tape omwikkelen en naast de tape zagen." 
- Boormonster: Voor een boormonster is meestal een boorgat van 2,5 cm diameter vereist. Uitsluitend bij boorgaten op zichtlocaties van het hout zijn houtproppen wenselijk, voor de esthetische beleving; constructief speelt zo'n boorgat geen enkele rol en als het hout is aangetast dan heeft een prop geen meerwaarde.

Controlemogelijkheden
Om na te gaan of de verkregen datering (bij benadering) correct is, zijn de C14-methode en het isotopenonderzoek.

Feitelijke datering van het hout

Om de jaarringen in een stuk hout zichtbaar te maken, wordt het oppervlak ervan met een scherp mes bijgesneden. Hierna worden met behulp van een meettafel en microscoop de jaarringbreedten in honderdste millimeters opgemeten (0,01 mm) met een vergroting van 10 tot 100 maal. Close-up-foto's worden "gekalibreerd" waarna de breedte van de jaarringen op het scherm kunnen worden gemeten.
De gemeten jaarringbreedten komen in een bestand dat door speciale software wordt uitgezet in een grafiek of staafdiagram. "De grafieken worden op een lichttafel met elkaar vergeleken. Zo krijgt de onderzoeker een eerste indicatie van de onderlinge dateerbaarheid van de monsters. Ook wordt zo de kwaliteit van de metingen gecontroleerd." (Bomennieuws, 22-1)

Visueel. Datering vindt plaats als er een statisch waarschijnlijke overeenkomst is met een de referentiekalender (standaardcurve).
"De dikte van de jaarringen wordt door de dendrochronoloog opgemeten op een houtmonster met behulp van een speciale meettafel en een microscoop." In de meetreeks staan de breedtes van de opeenvolgende jaarringen; verder is gegeven de houtsoort en zo mogelijk de vermoedelijke streek.
Het resultaat van de metingen is "een digitale grafiek van het jaarringpatroon in het hout. Deze grafiek wordt vergeleken met zogenaamde referentiekalenders." Als de grafieken overeenkomen, dan is aan de kalender te zien welke het bijpassende jaartal is (eindjaar, kapjaar).
Na de datering worden ter controle de patronen (de curves) van de referentiekalender en het houtmonster (meestal zijn het meer) visueel met elkaar vergeleken.

Digitaal. Steeds meer hulpmiddelen komen beschikbaar om het analyseer- en daterings-proces te vergemakkelijken. 
"Bij het vergelijken van het opgemeten groeiringpatroon met referentiekalenders of andere jaarringreeksen, worden op elke mogelijke positie telkens statistische parameters berekend die een maat van overeenkomst tussen beide reeksen trachten weer te geven." 
Bij dendrochronologisch onderzoek wordt voor het inschatten van de overeenkomst vooral gebruik gemaakt van:
- De t-waarde (t-toets, minimaal waarde 5). De t-waarde geeft aan of "de gelijkenis op een gegeven positie op toeval berust of niet. Hoe hoger de waarde, hoe kleiner de kans dat het om een toevalstreffer gaat."  
- Het percentage gelijkloop (overlap, Gleichläufigkeit GLK, minimaal 65%). "Het percentage van de intervallen tussen twee jaren waarin de meting en referentiecurve gelijktijdig een stijging of daling in het jaarringpatroon laten zien."


een grafiek die met metingen is opgebouwd;
rood is meetreeks, blauw is referentiekalender, groene zone geeft gelijkloop aan;
klik voor groter!
(uit pdf dendrochronologie en erfgoedonderzoek van onroerend erfgoed vlaanderen):


Exacte datering via isotopenonderzoek

Naast water en koolstof is zuurstof het belangrijkste bestanddeel van hout. Door de stabiele isotopenverhoudingen van koolstof, zuurstof en waterstof zijn er betere correlaties te leggen tussen bomen dan het gebruik van de breedte van de jaarringen. Met de verhouding van de isotopen van zuurstof 16O en 18O in de jaarringen van het houtmonster kan via isotopenonderzoek de ouderdom van dat houtmonster bepaald worden.

De verhouding tussen 16O en 18O-isotoop (zuurstof-isotopen) heeft elke zomer een andere waarde, afhankelijk van temperatuur en vochtigheid in het groeiseizoen. Tijdens "transpiratie" van vocht uit de bladeren worden lichte watermoleculen (die van H216O) sneller vrijgegeven waardoor de concentratie H218O en dus 18O hoger wordt. De zuurstof in het bladwater wordt opgenomen in suikers die ook door de stam stromen en uiteindelijk houtachtig materiaal vormen. Elk groeiseizoen geeft dus een specifieke waarde voor de verhouding van de zuurstofisotopen, geregistreerd als deltawaarde δ18O (ofwel een promillage 18O). De opvolgende δ18O-waarden van jaarringen in het houtmonster kunnen vergeleken worden met de inmiddels bekende isotopenwaarden in de tijdvakken. In de ideale situatie geeft dit de ouderdom van het houtmonster. 

Attentiepunten bij het isotopenonderzoek zijn o.m.:
- werkt in natte omgeving (water in hout is niet belangrijk)
- om een goede datering te verkrijgen zijn er meestal minder jaarringen benodigd (meer dan 30 volstaat al) dan bij de jaarring-breedte-techniek van dendrochronologie
- chemicaliën verstoren de δ18O-waarden van de jaarringen
- werkt minder goed in hete landen (tropen)
- in bepaalde gevallen kan onderzoek van koolstofisotopen in het monster de datering verfijnen.

Uit isotopenonderzoek is ook het klimaat in het verleden te achterhalen, met de nodige voorzichtigheid voor gematigde klimaatstreken vanwege de vele verstorende omgevingsfactoren. Door de aandacht die klimaatverandering heeft, is er steeds meer belangstelling voor isotopenonderzoek van oude materialen uit een ver verleden (ijs, sedimenten, oceaanbodem e.d.).

Herkomst van het hout

Omdat het ringenpatroon van (dezelfde soort) bomen in hetzelfde gebied vergelijkbaar is, maakt dat ook mogelijk de herkomst te bepalen van het hout dat dendrochronologisch onderzocht wordt. De kennis / leer van de herkomst van bomen in hun tijd wordt dendroprovenance genoemd.

Reconstructie historisch klimaat en landschap

De groei van bomen wordt voor een deel gestuurd door het heersende klimaat en de schommelingen in temperatuur en neerslag van jaar tot jaar. Voor de disciplines die het vroegere klimaat en landschap onderzoeken is dendrochronologisch onderzoek zeer nuttig. 
In archeologisch hout, historisch bouwhout of fossiele boomstammen zijn soms patronen of verstoringen in het jaarringpatroon op te merken (groeiverstoringen).Groeiverstoringen maken datering moeilijker, maar kunnen "weggefilterd" worden.

Notatie ouderdom

De notatie kapjaar / eindjaar is bijvoorbeeld "1553 ± 6 jr d", waarbij:
- "d" staat voor dendrochronologische datering
- "a" voor datering vanuit archiefstukken
- "j" voor jaartalvermelding op het bouwwerk. 

Tools

Er is een aantal belangrijke hulpmiddelen in de dendrochronologie:
- Lintab meetstation (meettafel en microscoop van Rinntech).
- TSAP-Win (Pro) software om de gegevens uit het meetstation op te slaan, te bewerken en een chronologie op te bouwen.
- DataverseNL voor opslag van gegevens en delen van onderzoeksresultaten / resultaten, tijdens de onderzoeksperiode en daarna (autorisatie vereist). De gegevens krijgen een Digital Object Identifier (DOI), waardoor het ook voor anderen gemakkelijk wordt om naar de dataset te verwijzen. DataverseNL bevat ook de gegevens van de oude DCCD-database (Digitaal Collaboratorium voor Culturele Dendrochronologie). 
- CDendro is bedoeld om je te helpen houtmonsters onderling te dateren, d.w.z. om je te laten weten wanneer een paar boomstammen in het bos zijn gekapt. 
- CooRecorder is bedoeld om je te helpen ringbreedtes te meten met je standaard kantoorscanner (zelfde uitgever als CDendro).

The present is the key to the past

Verschillende dateringsmethoden met instrumenten (m.b.t. klimaatreconstructie, bron H.J.A. Berendsen):
- dendroklimatologie (8.400-12.500 jaar)
- pollenanalyse (1.000.000 -100.000.000 jaar)
- isotopen-onderzoek landijs (1.000 - 100.000 jaar)
- isotopen-onderzoek diepzee (1.000 - 1.000.000 jaar)
- geologisch/geofysisch/geomorfologisch onderzoek (ook > 1.000.000 jaar).

Waarom we graag eiken als houtmonster hebben

Eiken heeft een aantal kenmerken die het goed bruikbaar maakt voor dateringen:
- de eik heeft een lange levensduur, dus er zijn theoretisch lange jaarringcurven mogelijk
- de eik was de belangrijkste boomsoort voor houtbouw, dus eikenhout is uit veel perioden beschikbaar
- de eik maakt smalle jaarringen waardoor bij een houtmonster relatief veel jaarringen aanwezig kunnen zijn
- de eik werd / wordt vaak gebruikt voor dikke balken waardoor veel jaarringen zichtbaar zijn bij een houtmonster
- de eik maakt geen valse jaarringen en slaat ook geen jaar over, dus de jaarringen geven werkelijk de opeenvolgende jaren aan wat het dateren eenvoudiger maakt
- aan het aantal gevonden ringen spinthout van de eik kan worden geschat hoeveel ringen aan de buitenkant van het hout ontbreken
- de eik blijft in natte en droge omstandigheden goed bewaard.

Groeiverstoringen

De jaarringen tonen eventuele problemen tijdens de groei van de boom en geven daarmee geen bruikbaar houtmonster: 
- plotseling veranderde groeiomstandigheden (langdurige droge periode, langdurige overstroming, stijging grondwater, ziekte, overschaduwing van andere bomen, vergroeiingen)
- aantasting door insecten o.d., zijtakken e.d. 
- calamiteiten (bosbrand, extreme storm)
- ingrepen van de mens (regelmatige snoei, aangepaste groei van krommers).

Dendrochronologen en bedrijven

Bekende dendrochronologen zijn o.m.:
- Sjoerd van Daalen (Van Daalen Dendrochronolgie)

- Paul Borghaerts (Borghaerts Houtdatering)

- Petra Doeve (BAAC)
- Valerie Trouet (België, site)
- Kristof Haneca (België) 
- Bedrijven, professionals, instituten die zich bezig houden met dendrochronologie (via Vind het verleden)


Documentatie


- Handreiking Dendrochronologie incl. checklist (van ERM, Cultureel Erfgoed, SIKB)

- Checklist voor opdrachtgevers (van ERM, Cultureel Erfgoed, SIKB)

- Informatieblad Monstername bij Dendrochronologie (van ERM, Cultureel Erfgoed, SIKB)

- Dendrochronologie en erfgoedonderzoek (van Onroerend Erfgoed Vlaanderen)

- Eventueel: Uitvoeringsrichtlijn voor Bouwhistorisch onderzoek met waardestelling (URL 2007, van o.m. Stichting ERM, 2024)


Dendrochronologie behoort tot de zogenoemde archeometrie, de wetenschap waarmee natuurwetenschappelijke methoden en technieken ("harde feiten") worden toegepast om archeologische vondsten te dateren.
Voor andere dateringsmethoden zoals 14C-datering, isotopenonderzoek, pollenonderzoek, XRF, FT-IR, Drifts, OSL (Thermoluminescentie), OCT (Optical Coherence Tomography) zie bij C14-datering of andere dateringstechnieken.


jaarringkalender; verschillende stukken hout kunnen op basis van hun jaarringpatronen (de breedtes van de diverse jaarringen) gesynchroniseerd worden, waarna een voor die houtsoort en dat herkomstgebied een "algemene" jaarringkalender gemaakt kan worden;
klik voor groter!
(onroerend erfgoed vlaanderen):


boormonster, nemen van een monster voor dendrochronologisch onderzoek; het nemen van (hout)monsters wordt monstername genoemd:


dateerbare houtsoorten, overzicht van kalenders van in Nederland aangetroffen dateerbare houtsoorten vanaf 1000 v. chr; klik voor groter! (afb. esther jansma,
cultureel erfgoed):


gezaagd grenen monster met veel jaarringen, warmoesstraat 18, amsterdam; klik voor groter (foto han van gool, bureau monumenten en archeologie amsterdam):


verwijderen van een houtmonster na boren met een holle boor (foto's gabri van tussenbroek):


De term dendrochronologie bestaat uit het Griekse dendron (boom) en de term chronologie, afkomstig van het Franse chronologie, gevormd uit het Griekse chronos (tijd) en het achtervoegsel logie (leer), afgeleid van het Grieks -logia (woord, verhandeling), van logos (woord, leer), van legein (spreken, verklaren); bron Etymologiebank.

Met dank aan Onroerend Erfgoed Vlaanderen, Archis, ERM (Stichting Erkende Restauratiekwaliteits Monumentenzorg), SIKB (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer), Cultureel Erfgoed, Tijdschrift van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (2013-1).

Zie ook hout-allerlei.

Eng. dendrochronology