Verdrijven
is het verdelen van de treden van een
gekromde trap volgens de looplijn waardoor een regelmatige verdeling van de traptreden
ontstaat. Een ander doel is om de overgang van smalle naar brede
treden geleidelijk te laten verlopen.
Het is dus een
methode waarbij de traptreden op een bepaalde manier op de trapbomen
"afgeschreven" worden en wel zó dat de trap op de meest
gunstige manier belopen kan worden (makkelijk en veilig). Een rechte trede is van boven gezien rechthoekig, een
verdreven trede heeft altijd een smalle en een bredere kant.
Voor een goede en veilige beloopbaarheid van een "verdreven trap" dient voor het vloeiend verloop van de looplijn
en klimlijn ter plaatse van de
"kwartdraai" van de trap een minimum waarde aangehouden te worden. Deze waarde wordt volgens NEN 3509 benoemd als de straal van de
looplijn waarbij de minimum afmeting van deze straal bij een aantrede van 0,215 m of meer tenminste 0,625
m moet zijn.
Er
zijn meer methoden mogelijk om te verdrijven: de harmonische verdrijving,
de fuikmethode, de methode Leroi en Winkler, en de verdrijving in het oneindige.
Het zijn meetkundige methoden om de juiste maten van verdreven treden
te bepalen.
De methode van verdrijving gebeurt op de volgende manier (afhankelijk zijn van de soort trap;
volgens de Belgische TV 198 deel 5.2):
- spiltrappen met een vierkante, ronde of rechthoekige spil
- fuikmethode bij kwartdraai- en draaitrappen
- methode om een rechte binnenwang te verkrijgen, met de verdreven treden
alleen in het begin- of eindkwart
- EG-methode bij kwartdraaitrappen.
voorbeelden met trappen met onverdreven en verdreven treden: |
een verdreven trap; klik voor groter (trappen demunster): |
een trap met verdreven treden, een "verdreven trap" (smits exclusieve trappen): |