tamboer

1. Ook: koepeltrommel. Een tamboer is bij een koepeltoren het ronde of veelhoekige gedeelte tussen de open ruimte en de koepel. (Een koepeltoren is een toren waarvan het bovenste gedeelte de vorm van een koepel heeft.) De koepel rust op de tamboer, waardoor de tamboer meestal de vorm van de koepel volgt (rond of veelhoekig). Soms bestaat een tamboer uit meer "tamboeren" boven elkaar die verschillend van vorm kunnen zijn.
Onder de tamboer bevindt zicht meestal een niet-rond gedeelte waardoor een gewelf met pendentieven ontstaat (afgeronde vormen in de hoeken van de ruimte).
Bij de afbeelding onderaan is de tamboer het cilindrische gedeelte onder de koepel


locatie van de tamboer:


lantaarn, koepel, tamboer;
klik voor de originele afbeelding (venetië, wikimedia user rodamil, aangevuld):


interieur met koepel en tamboer (foto marianne smit):


De term tamboer is waarschijnlijk via het Franse tambour (trommelaar, trommel) ontleend aan het Arabische abul, het meervoud van abl (trommel), of aan het Perzische tabir (trommel, pauk); bron Etymologiebank.

Verg. trommel, gewelf, lantaarn, pendentief, viering.

 Eng. tambour, tholobate; trommel is drum


2. "Een tamboer is een (oorspronkelijk rond) tochtportaal, draaibare tochtdeur." (Bouwkundige termen van Haslinghuis en Janse)

 Eng. tambour


3. "Een tamboer is een palissade of klein houten reduit (versterkte post binnen een vestingwerk) om de toegang tot een brug, trap of oprit te dekken." (Bouwkundige termen van Haslinghuis en Janse)