1. Een waterkelder of regenkelder is een ondergrondse ruimte waar
hemelwater in opgevangen en bewaard werd, als drinkwater en voor gebruik in de
keuken en de tuin.
Tot in de 19e eeuw (en zelfs tot in de 20e eeuw) was de bron voor de watervoorziening voor woningen:
- Welput (waterput, welwaterput, grondwaterput). Bron is grondwater dat via de put beschikbaar komt.
Het hemelwater dat de grond indringt wordt gefilterd door zand en aarde.
- Waterkelder of regenkelder (regenwaterbak, soms ook:
waterput). Deze ondergrondse ruimte dient tot opslag van hemelwater
(regenwater) dat via dakgoot en regenpijp aangevoerd wordt.
- Gracht, rivier, meer o.d. Het water uit gracht, rivier, meer
o.d. wordt rechtstreeks gebruikt. In tijden van droogte leverden waterschuiten
betrekkelijk schoon water uit schone, vaak verder verwijderde rivieren.
Kwaliteit van het water
Het water in grachten was ronduit slecht (uitwerpselen van mens en dier, allerlei andere ongewenste stoffen van bedrijven en bedrijfjes aan de gracht). Al
in de 17e eeuw was het grachtenwater in Amsterdam niet meer geschikt
voor consumptie.
Water uit rivier of meer was vroeger meestal kwalitatief redelijk, hoewel dat erg afhankelijk was van de locatie (afvoeren van huizen en bedrijven lozend op het water).
Opgeslagen water in putten en kelders was redelijk goed van kwaliteit: putten en kelders
waren veelal afgesloten én het waterniveau was een meter of meer onder het maaiveld
waardoor de temperatuur van het water vrij laag bleef. Water uit putten of kelders had daarom de voorkeur boven water uit de gracht om ziektes tegen te gaan, zeker toen men eenmaal wist dat uitwerpselen en andere stoffen in de grachten gevaar opleverden voor de gezondheid (medio 19e eeuw).
Ook uit deze bronnen was de kwaliteit van het water niet altijd hetzelfde. Vooral in droge zomers is een
grondwaterput een uitkomst omdat er door de droogte in de regenkelder geen nieuw
hemelwater meer werd opgeslagen. In zeer droge zomers was het water uit de regenkelders ook vrij
slecht ("ingedikt").
Via waterschuiten (zoetwaterschepen, waterschepen, waterhalers, leggers) kon toch nog betrekkelijk goed water
naar de steden worden aangevoerd uit meren of rivieren. Bierbrouwerijen lagen
altijd aan het water, maar ook bierbrouwers lieten waterschuiten schoon water
brengen wanneer hun eigen waterbron slecht water leverde. Voor Amsterdam werd
het water bijvoorbeeld bij Weesp uit de Vecht gehaald wanneer het water van de
Haarlemmermeer niet goed genoeg was.
Het water werd uit de schuit in emmers gepompt en de emmers werden naar het huis
vervoerd of gedragen.
In de winter kon een ijsbreker de rivier bevaarbaar houden zodat de
waterschuiten konden varen.
Plaats van de waterkelder
Meestal was de waterkelder buitenshuis onder een binnenhof of grote tuin maar vooral in de stad
kon de kelder zich binnenshuis bevinden, vaak onder de keuken om de
afstand tussen kelderwater en waterpomp met gootsteen zo klein mogelijk te
houden. In veel kelders kon een paar duizend liter worden opgeslagen (een paar m3 water).
Het bouwen van een grondwaterput in de kelder, de bouw van een regenwaterkelder
buitenshuis, de bijbehorende loden leidingen naar de pomp, de gemetselde aanvoeren, overstortgootjes en afvoeren van vuil water betekenden een flinke kostenpost. Minder welgestelden waren aangewezen op een pomp in de
buurt [meestal boven een zeer grote waterput]. De ene buurtpomp had een betere naam dan de andere."
Waterkelders onder het maaiveld hadden meestal een plafond van houten balken met
troggewelfjes ertussen, terwijl de binnenzijde van de waterkelder
vaak was bedekt met tegels (geglazuurde witjes of bruine plavuizen).
Tappunten
"Een pomp in de keuken was waarschijnlijk nog tot ver in de 18e eeuw een luxe." Door handmatig pompen werd het water
uit put of kelder omhoog gebracht en kon het gebruikt worden.
De aanvoerleidingen van kelder/put naar de waterpomp in de keuken
waren vaak van lood wat minder goed was voor de gezondheid.
Meestal was er één tappunt in de keuken.
De meer welgestelden hebben twee tappunten in de keuken:
- één voor water uit de waterput (vaak als werkwater: gebruikt om schoon te maken, de was te doen
e.d.)
- één voor de waterkelder (vaak als drinkwater).
Later komt er soms een derde tappunt bij, van de recente waterleiding.
"De regenwaterput van 10 m3 is nog wel aanwezig onder de bestrating van het tuinterras. De binnenzijde van deze put is geheel betegeld met witjes. Deze put is na het aanleggen van de waterleiding begin 20e eeuw in gebruik genomen als beerput. Na de aanleg van een riool in de 50er jaren van de 20e eeuw is de put leeggepompt en daarna volgestort met zand."
Volgestort of beerput
Nadat het drinkwaterleidingnet was aangelegd werden de buitenshuis
gelegen waterkelders en waterputten volgestort met puin of zand of ook wel
in gebruik genomen als beerput, tot er
lokaal riolering was aangelegd. (Wat
gebeurde met de binnenshuis aangelegde regenkelders? Werden die ook
volgestort?)
drie tappunten aan de huispomp in de keuken, één voor water uit de regenkelder (hemelwater), één
voor water uit de waterput (grondwater) en de middelste later aangebracht
(aangesloten op de openbare drinkwaterleiding); oude kamp 3, utrecht (foto
simon den daas, uit steengoed
54 van het utrechts monumentenfonds):
waterschuit met man die water oppompt en in emmers laat lopen; tekening,
1835; klik voor de volledige afbeelding (vaartips):
De Romeinen kenden al de waterkelder de cisterne,
een ondergrondse waterkelder, meestal binnenshuis.
Een paar andere keldersoorten of waterbergingen uit verleden
en heden:
- brandstoffenkelder (briketten, cokes, eierkolen, vetkolen en antraciet)
- provisiekelder (soms onder de keuken, hal, bedstee)
- wijnkelder
- ijskelder (grote blokken ijs konden onder de grond een paar maanden bewaard blijven)
- waterberging, retentie: omvangrijke waterberging
- regenton: is niet geschikt voor drinkwater, omdat dit water warm kan worden en ook op andere manieren besmet en vervuild kan raken.
2.
Waterkelder in de betekenis van drijvende kelder: "een waterdichte gemetselde bak die op het grondwater drijft en dus op en neer beweegt".
De kelder kan meebewegen met de wisselende grondwaterstand.
Bekend is de waterkelder van Edam.