De
voorloef is bij twee elkaar kruisende stukken hout de dragende
(onderste) balk die aan weerszijden twee inkepingen heeft waardoor de bovenste
balk er met een "loef" (een inkeping over de gehele breedte van de
balk) goed in past. De voorloef geeft
veel weerstand tegen trekkende en zijdelings werkende krachten.
De
term voorloef is afkomstig van het feit dat de loef niet over de
gehele breedte van de balk loopt.
Kinderbinten
(kinderbalken) worden vaak over
moerbalken geloefd (dus, in dit geval, wordt bij beide balken over de volledige breedte
een deel weggezaagd).
loef en voorloef (boek houtconstructies zwiers, 1920):
Met dank aan Verklarend woordenboek van de westerse
architectuur- en bouwhistorie van Haslinghuis en Janse (Primavera
Pers).