Over
façadearchitectuur spreken we wanneer weinig verband bestaat tussen de voorgevel
(façade) en de rest van het gebouw. De ruimten achter de "pronkgevels" zijn niet zo bijzonder.
Bij façadearchitectuur begint een architect met de buitenkant van het
gebouw; de façade domineert het ontwerp, van binnen is de afwerking
veel eenvoudiger. In de neo-stijlen van negentiende eeuw is deze architectuur
gebruikelijk.
Bij
renovaties en hergebruik van panden met fraaie gevels wordt ook wel
het interieur volledig gemoderniseerd om aan de huidige eisen te
voldoen of achter de monumentale gevel verder nieuwbouw toegepast.
Een andere manier van architectuur is om het gebouw als
eenvoudige optelsom te beschouwen van de ruimten die de opdrachtgever,
of wellicht zelfs de gebruiker, wenst (kamers, garage, keuken,
badkamers e.d., of kantoorkamers, flexplekken, vergaderzalen,
parkeerdek e.d.). Het resultaat is steeds een uniek ontwerp met bv.
verspringende daken en voorgevels. Voor kantoorpanden geldt dat deze
zo flexibel mogelijk moeten zijn omdat de indeling steeds verandert;
dit is waarschijnlijk moeilijk te combineren met de manier van
ontwerpen die uitgaat van de behoeften op het moment van ontwerp.
Er zijn dus drie manieren waarop de façade een rol kan spelen:
-
de façade domineert de rest van het gebouw (façadebouw of
façaderenovatie, zoals ook het Kantoor
Eredivisie in Maarsbergen)
- de façade en de bouwvolumes vormen één geheel
- er is geen echte façade: de bouwvolumes bepalen het uiterlijk van het gebouw.
façadearchitectuur (weliswaar geen façade maar achterzijde station),
turnhout (foto victor lansink, 2007, railtrash):
in fronton-achtige vorm een
miniatuur-voorbeeld van façadearchitectuur boven een dakkapel, maar het oogt
simpelweg beter dan zonder de driehoek (foto joostdveree):